Zoeken

Dieren als spiegels rondom mij

Pas na het bezoek van de handhavende instanties viel de symboliek van de eksters mij op. Net als zij huppelden de eksters met z’n zessen over hetzelfde pad richting mijn heiligdom. Onaangekondigd en met een vanzelfsprekende zekerheid over hun optreden. Ze voelden zich de baas over dit terrein, trokken met hun sterke snavels aan alles dat los zat en glansde. Ze plunderden nesten en stalen de eieren van mijn kippen. Ik voelde me machteloos en gefrustreerd omdat ik de verstoring en schade die zij toebrachten niet kon voorkomen, ondanks verschillende pogingen. Zowel de eksters als de overheidsinstanties vormden een domper op de gelukzaligheid van een leven in de natuur. Het zwart-witte verenkleed van de één weerspiegelde de zwart-witte denkwereld van de ander. De eksters, gedreven door Moeder Natuur, de instanties door Vader Overheid. Beiden klauwden zich onlosmakelijk vast in hun destructieve missies. Tot tweemaal toe betrapte ik een ekster op heterdaad in het kippenhok, waarna ik hem even opsloot – de kippen waren op dat moment vrij aan het rondscharrelen op het terrein. De eerste keer wist de ekster redelijk snel te ontsnappen, maar de tweede keer had ik alle ontsnappingsgaten dichtgemaakt. De ekster en ik keken elkaar diep in de ogen, en ik ging het gesprek aan. Net zoals bij de instanties kreeg ik geen respons op mijn steekhoudende argumenten. En opeens viel het me op hoe gehavend de ekster eruitzag. Zijn veren leken oud en rafelig en hij had een gezwel op zijn keel. Daarin zag ik de symboliek van hoe ook de gezaghebbende instanties op hun laatste benen liepen in dit afbrokkelende paradigma. De ingezette shift naar een andere wereld zorgde ervoor dat ze de druk opvoerden. Hun intentie om ons weg te houden van onze natuurlijke rijkdommen hing als een mist in de ether. Het maakte de connectie met de essentie moeilijker, maar niet onmogelijk. En zo was het moeilijk om de eieren van mijn kippen dagelijks te beschermen, maar niet onmogelijk. Het lukte me een tijdje om de eksters af te schrikken met een vogelverschrikker – volledig aangekleed, met pruik en zonnebril, de ingang naar het kippenhok versperrend. Die joeg ook bezoekers de stuipen op het lijf. Eksters zijn natuurlijk uitzonderlijk slim, dus het duurde niet lang voor ze doorhadden dat het om bluf ging. Dus de kippen en ik pasten ons aan. Pas als alle eieren waren gelegd, ging de deur open. En het gebeurde nog weleens dat een ekster zijn slag kon slaan, maar het merendeel van de eieren bleef gespaard. En zo heb ik ook in het dagelijks leven compromissen te sluiten met machtuitoefenende instanties, zonder daarbij te veel van mezelf weg te geven. In de periode dat de onzekerheid, voortgekomen uit het contact met dreigende instanties, zwaar op mijn schouders drukte, was er een specifiek insect dat mij voor het eerst opviel. Teruggetrokken tussen het groen, zoekend naar rust en ontspanning, werd ik plots omringd door kniptorren. Als ze op hun rug terechtkwamen, konden ze hun schild zodanig laten ‘knippen’ dat ze weer op hun poten belandden. Omdat ik ze dag na dag rond mij, van alle kanten, hoorde knippen, zocht ik informatie over dit insect. Zo leerde ik dat de kniptor graag teruggetrokken tussen het groen leeft en dat hij, hoewel hij er kwetsbaar uitziet, over een verrassende kracht (de klik) beschikt. Ik was de kniptor. Als ik op mijn rug terechtkwam, kon ik rekenen op mijn eigen innerlijke kracht om weer rechtop te komen. Een enkele klik in mijn bewustzijn was genoeg om de richting te veranderen. Er laaide een ontembaar vrouwelijk vuur onder mijn schild, waarmee ik mezelf steeds uit benarde situaties wist te ‘knippen’. Ik bestudeerde het gedrag van de kniptor en beschouwde het tegelijk als een vorm van zelfreflectie. Ik zag hoe een kniptor zich voor dood kon houden. Met eindeloos geduld zat hij daar, met ingetrokken pootjes, voelsprieten en kop, te wachten tot de kust weer veilig was. En op het moment dat ik mijn aandacht begon te verliezen, kwam er heel voorzichtig een tastend pootje uit zijn schild tevoorschijn, de omgeving scannend op onraad. De kniptor vindt veiligheid bij zichzelf, in zichzelf. Hij vlucht nergens naartoe, maar keert naar binnen. Zolang als het nodig is. De instanties hadden me gemotiveerd om een groot hoofdstuk af te sluiten. Ik was er eigenlijk wel aan toe en denk dat ik, zonder die externe motivatie, was blijven doorgaan tot ik erbij neerviel. Het was natuurlijk schrikken en ook wat beangstigend – zeker omdat ze dreigden met ‘sancties’ – maar ik zag wel in hoe het loslaten van iets ouds ruimte maakte voor iets nieuws. Ik had altijd best veel hooi op mijn vork genomen, was ook gewend om dingen alleen te doen. Het beëindigen van dit stuk werd ingeleid door nieuwe ontmoetingen en potentiële samenwerkingen. Ik zag en voelde dat mijn weerbaarheid en bereidheid om los te laten mij vanzelf, zonder enige moeite, leidde naar nieuwe projecten waar ik enthousiast van werd. Het idee om weer met anderen samen te werken, maar dan met minder verantwoordelijkheid dan ik mezelf voorheen toeschreef, wakkerde mijn creatieve vuur aan. Ik zag deze symboliek niet meteen, toen ik – niet toevallig vlak voor een succesvolle samenwerking – per ongeluk in een mierennest ging zitten. Ik kreeg toen diverse brandende mierenbeten te verwerken. Ook de dagen daarna leek het alsof ik omgeven werd door mieren. Onder en in elke bloempot, in de kelder en garage, rond de steencirkel, in de serre... De boodschap die de mieren mij brachten, ging over samenwerking en gemeenschapszin. Dit voelde erg toepasselijk, daar ik ook had gevoeld wat een grote tribe er achter mij stond in moeilijke situaties. Anderzijds was het ook belangrijk om mij tijdig terug te trekken, mezelf niet te verliezen in het contact met anderen. Dat was wat de mierenbeten mij vertelden. Naast eksters, kniptorren en mieren zijn er nog tal van andere dieren waarin ik stukken van mezelf in dit aardse bestaan herken. Zo is er het koppeltje eendjes dat zo goed als dagelijks komt chillen aan mijn vijver. Zij symboliseren voor mij standvastigheid, trouw en het houvast van eigen gewoontes en rituelen. En de groene specht die elke keer haastig wegvliegt, alsof hij ergens op wordt betrapt. Ik roep hem dan soms nog achterna: “Ik zag je wel!” De specht herinnert mij eraan om trouw te zijn aan wat er voor mij vanbinnen klopt. Om mij niet te schamen voor mijn waarheid, voor wat voor mij juist voelt. Het antwoord zit binnenin, zegt de specht die instinctief gaten in bomen maakt om eruit te halen wat erin zit. En dan zijn er natuurlijk nog mijn twee zwarte katten en vier witte kippen, die van heel dichtbij meeflowen op de golven van mijn bestaan. De nabijheid van dieren is een prachtig geschenk. Dieren zijn spiegels, boodschappers, helers – en soms ware zielsgenoten. Klein of groot, allemaal hebben ze een blik in hun ogen waarin ik een zuivere connectie met de bron lees. De blik van een dier kan een portaal naar een andere wereld openen. Er is niets dat mij zo diep kan ontroeren als de puurheid van dieren. Door hun kleine dierenleventjes te leiden, leveren ze een grootse bijdrage aan de ontwikkeling van het collectieve veld. Een dier komt nooit toevallig in je leven; het komt jou iets tonen – hoe onbeduidend het op het eerste gezicht misschien mag lijken. Niets is onbeduidend, er zijn geen details zonder betekenis. Geen ontmoetingen zonder communicatie. Het is een kwestie van horen en zien wat je getoond wordt. Aandacht schenken aan het subtiele. Opmerken hoe jouw hele omgeving meebeweegt en jou reflecteert.

KarolienDeman
0 0

Waarom, wat en hoe

Waarom, wat en hoe: het zijn woorden die als voegsel tussen mijn fundamenten zitten. Het besef dat ik niet lijk te ‘weten’, iets te zijn vergeten, dringt door naar de bovenste lagen. Al zeer jong keek ik rond en vroeg ik waarom. Niet alleen uit praktische redenen, maar vanuit een essentieel verlangen om het geheel te overzien. Mijn levensblindheid te overstijgen. Ik zag anderen verhalen schrijven die gebaseerd waren op een collectief script. Gebaseerd op wat vooropgesteld was, als een blauwdruk waarover een transparant leven werd gelegd. En dan maar calqueren, de lijnen overzetten die het bestaan in een bepaalde richting leiden. Je zou kunnen denken dat de richting van het collectief voortkomt uit de levenslessen van onze voorouders. Zij die het spel reeds gespeeld hebben en een handleiding achterlieten. Dat leek mij logisch, de natuurlijke gang van zaken die maakt dat we ergens op kunnen voortbouwen. En dat deden ze ook, onze voorouders. In harde steen, in majestueuze monolieten, verspreid over de hele wereld, liggen hun levenslessen, waarschuwingen en wijsheden opgetekend. Boodschappen die ten dienste staan van het her-inneren. En het vergeten reeds hebben ingecalculeerd. Ze maakten esoterische kennis hiermee zichtbaar in de externe wereld als een spiegel van onze interne wereld. Het vergeten is in deze duale werkelijkheid niet te bestrijden en ik geloof ook niet dat dat de bedoeling was van onze voorouders. De mogelijkheid om te vergeten schept nieuwe ruimte. Het maakt het leven verrassend. Het zoeken naar iets zet ons in beweging, laat ons avonturen beleven. Het onderscheid tussen ‘vergeten’ en ‘niet-weten’ is wat mij betreft louter een taalkundige afspraak; in wezen zijn ze één en hetzelfde. Al wat we niet weten, zijn we eigenlijk vergeten, maar zit wel onbewust opgeslagen in ons wezen. Er is alleen maar het herinneren. Er is alleen maar een creatieve kracht die alles weet en cyclisch weer vergeet. Het ‘niet-weten’ is een cruciaal deel van het leven. Ook dat wisten onze voorouders. Het is echter niet zo dat de achtergebleven wijsheden van onze voorouders voor het collectief van vandaag een leidraad vormen. Het bewustzijn van de massa is gekaapt door een macht die het vergeten voedt, cultiveert en aanmoedigt. Diezelfde macht heeft zich er eeuwenlang op toegelegd om de oude kennis, vaak letterlijk, te ondergraven, ondermijnen en af te doen als mythen en bijgeloof uit primitieve culturen. Er wordt systematisch en consequent verwezen naar het verstand met zijn eindeloze denkwereld, de ratio. En al dat wijzen naar boven leidt ons natuurlijk af van wat er beneden gebeurt. Ons hoofd, dat als een antenne signalen ontvangt en zendt, wordt belaagd door een veelheid aan informatie. Maar als het contact met de aarde ontbreekt, met onze wortels, dan is al die informatie niet meer dan ruis. En zo vind ik mezelf wel vaker uitgehold én verzadigd door zoveel ruis. Om het overleven te verrijken naar ‘voluit leven’, strijk ik tegen de richting van mijn geconditioneerde haren. Dat voelt natuurlijk ongemakkelijk en ongewoon. Maar om mijn wilde haren een kans te geven om weer te groeien, moet ik ingaan tegen alles wat mij aangeleerd is. Ont-leren en deprogrammeren wat niet gezond en natuurlijk is. Mijn eigenliefde vanonder de overlevingspatronen halen. Her-inneren wat er onder de ruis ligt. Het proces van herinneren vertaalt zich in de oppervlakte naar waarom-vragen. Omdat waarom-vragen rationeel georiënteerd zijn, kunnen ze geen diep verzadigende antwoorden voortbrengen. Het begrijpen van iets valt niet meteen gelijk met ernaar handelen, het beleven of voelen. We kunnen iets weten zonder het te belichamen of toe te eigenen. Antwoorden op waarom-vragen brengen geen verandering of vooruitgang, het is een valkuil om te stagneren na het verwerven van zo’n antwoord. Het antwoord is dan ook vaak de reden of verantwoording voor de stagnatie. Bijvoorbeeld: ‘Waarom heb ik een ziekte? Omdat mijn moeder het ook had en het erfelijk is.’ Of een antwoord op een nog dieper niveau: ‘omdat het een resterende overlevingsrespons is op een trauma.’ Het maakt eigenlijk niet uit hoe ruimdenkend het antwoord is, als het hierbij blijft, is er niets essentieel begrepen of geleerd. Echt begrijpen is ook integreren en handelen. Vanuit de waarom-vraag ontstaat uiteindelijk vanzelf de hoe-vraag. Van ‘waarom overkomt mij dit’ naar ‘hoe kan ik ermee omgaan’. Weten waarom jou iets overkomt is geen garantie om jezelf ervan te kunnen verlossen. Het beantwoorden van de hoe-vraag vereist actie, vaak met trial and error. Het woord ‘hoe’ is de inleiding die aan de intentionele handeling vooraf gaat. Om de persoonlijke antwoorden op een hoe-vraag te integreren en belichamen is er moed, motivatie en doorzetting nodig. Zeker als deze sterk afwijken van wat er collectief voorgeschreven wordt. De weg van ‘waarom’ naar ‘hoe’ is een grote sprong in de persoonlijke ontwikkeling. Terwijl de waarom-vraag een passieve machteloosheid suggereert, is er bij de hoe-vraag de intentie om te handelen en de verantwoordelijkheid te nemen. Het invullen van een persoonlijke waarom- en hoe-vraag kan decennia in beslag nemen.  Misschien zelfs meerdere levens. Het stellen van deze vragen op existentieel niveau maakt onlosmakelijk deel uit van ieders proces van zelfontwikkeling. Een iets bewustere variant op de waarom-vraag is de wat-vraag. Wat vertelt en leert een bepaald voorval of probleem? Wat is de boodschap die erachter zit? Door ons deze vraag te stellen, eigenen we onze ervaringen toe in plaats van ze als externe willekeurigheden te beschouwen. Het interpreteren van de symboliek der verschijningen kan ons waardevolle informatie verschaffen over onszelf. Wat zich buiten en rond mij voortdoet en hoe ik mij daarbij voel, weerspiegelt hoe ik in elkaar zit. De wereld rondom mij toont wie ik ben, maar bepaalt niet wie ik ben. Angst en vergetelheid cultiverende machten hebben niet alleen onze ware geschiedenis aan het oog onttrokken, maar ontmoedigen en marginaliseren het stellen van existentiële vragen. Waarom leven wij, hoe leid ik mijn leven, wat is de zin van het leven; het zijn vragen die in de privésfeer van een filosofisch of spiritueel kwartier mogen plaatsvinden, maar worden door het dominerend rationele denken opzij geschoven als volksvermaak en bijgeloof. Er zouden zogezegd geen antwoorden op die vragen zijn, alleszins niet tastbaar en meetbaar. Het grote niet-weten of de fundamentele bestaansonzekerheid die eigen lijkt aan het menselijk bestaan is als geschenkverpakking. Het omhult iets dat we niet kunnen zien. En we vermoeden, weten en voelen dat er iets in zit, maar de vorm geeft niets weg. Zonder die verpakking zou er geen verrassing zijn, geen magie, noch de vreugde van ontdekking en verwondering. Het is des mens om te pulken aan die verpakking. Om glimpen van de inhoud te willen opvangen. Het is tevens een verpakking van meerdere lagen, dus we kunnen naar hartenlust pulken. Hoezeer men ons ook iets anders wil doen geloven: er is wel degelijk een geschenk voor ons bestemd waarvan wij de inhoud mogen en kunnen ervaren. Het levensspel draait om te ontdekken wie de schenker en wie de ontvanger zijn, de inhoud zal zich op die manier vanzelf openbaren. Het is aan ieder van ons om persoonlijke vragen te stellen en daar ook een persoonlijk antwoord op te geven. Authentieke vragen kunnen niet beantwoord worden door een gestandaardiseerd rationeel systeem. Als iets voor mij waar is, voel ik het eerst - pas daarna noem ik het weten. Authentieke waarheid maakt zich kenbaar via de gevoelswereld, er daarna rationeel over reflecteren is optioneel maar niet noodzakelijk. De antwoorden van onze voorouders mogen dan wel weggemoffeld worden, ze maken nog steeds deel uit van wie we zijn. Deze wereld waar ratio zich doordrukt en opdringt zal het fundamentele voelen nooit kunnen uitroeien. Net zo min het vergeten het weten kan verdrijven, en omgekeerd.

KarolienDeman
0 0

Het ziekenhuis

Ik wandel de overvolle parking uit, waar zoekende auto’s onder tijdsdruk als aasgieren rondcirkelen, en loop langs drie bulderende graafmachines. Ze werken aan de uitbreiding van het ziekenhuis, dat nu reeds een onoverzichtelijk kluwen is van met neonlicht gevulde grijze dozen. De klinische hardheid vindt steeds meer bodem, woekert verder over onze ware natuur. Ik heb de keuze om hier al dan niet te zijn. Waarom zou ik vrijwillig een plek als deze, die indruist tegen alles wat mij levenskracht geeft, opzoeken? Is angst een onderliggende drijfveer om dit zwaarmoedig oord vrijwillig te blijven opzoeken? Vast wel. Wanhoop ook. En vroeger zou ik ook onzekerheid gezegd hebben, maar ondertussen ben ik toch best zeker geworden van wat ‘juist’ voelt voor mij en wat niet. En het voelt niet juist om hier te zijn, zo heeft het nooit gevoeld. En toch heb ik aanzienlijk meer uren in ziekenhuizen doorgebracht dan wat gemiddeld als ‘normaal’ wordt beschouwd. Bij de diagnose, drieëntwintig jaar geleden, legde ik mijn lichaam in volle vertrouwen in de handen van de medische wereld. Ik had toen al begrepen dat de sleutel tot genezing enkel in mezelf te vinden was, maar ik had tijd nodig en ondertussen kon de reguliere geneeskunde mij wat ondersteunen. Nooit had ik durven denken dat dat ‘ondertussen’ twee decennia zou aanhouden. Laag na laag heb ik mezelf blootgelegd. Met tal van therapieën, retraites, ceremonies, rituelen, opstellingen, healings heb ik mij binnenstebuiten gekeerd. Gemediteerd, gevisualiseerd en geaffirmeerd alsof mijn leven er vanaf hing, want dat deed het ook. Ook het stoppen met zoeken werd op een gegeven moment een ‘strategie’. Want altijd dat graven en ploeteren is zo vermoeiend. Ik kan niet zeggen dat mijn zeer uitgebreide zoektocht, laten we het diepgaand empirisch onderzoek noemen, mij niets heeft opgebracht. Integendeel, op het vlak van zelfontwikkeling heb ik bergen verzet. Maar die immense verwezenlijking en al de inzichten die eruit voortkwamen, vervalt in bepaalde contexten in het niets. In het ziekenhuis bijvoorbeeld, daar ben ik de patiënt, niet de ervaringsdeskundige.  Nochtans heb ik mijn bevindingen over de jaren heen steeds kritisch gewikt en gewogen, je zou zelfs kunnen zeggen dat ik het wetenschappelijk heb aangepakt. Alle mogelijk pistes werden met een open geest bewandeld, zowel regulier als ‘alternatief’. De analyse van mijn conclusies berustte op logisch redeneren en trial and error. Later ook op intuïtie. Meermaals heb ik alles dat ik dacht te weten overboord gegooid en helemaal opnieuw begonnen. Hou er ook rekening mee dat de ervaring van langdurige ziekte een gelegenheid is om stil te staan en het geheel te overzien, dat was het althans voor mij. De antwoorden die ik voor mezelf gevonden heb, zijn dus alles behalve over één nacht ijs gegaan. Het cruciaal inzicht bovenop alle inzichten was dat iets weten geen garantie is om het ook te kunnen belichamen. Ik mag nog zo zeker weten waar mijn symptomen precies vandaan komen, mijzelf er definitief van verlossen is een ander paar mouwen. Maar hey, ik ben wat mij betreft al veel verder gekomen dan de reguliere geneeskunde die nog steeds beweert dat de oorzaak van deze chronische aandoening onbekend is. Zo weet ik bijvoorbeeld heel zeker dat gefragmenteerde gevoelens van onveiligheid zich in mijn buik nestelen en darmontstekingen veroorzaken. Of dat ik mij heel gemakkelijk, vaak onbewust, afstem op de energie van anderen en daardoor uitgeput raak. Het ‘waarom’ van de ziekte is een erg gelaagd verhaal gebleken. Het gaat onder andere over diep ingeprente overtuigingen, trauma’s en mijn zelfbeeld. En nu ik alle puzzelstukken vergaard lijkt te hebben, kan het ‘echte’ werk beginnen. Toch? Maar ik ben moe. Ik heb het gehad. Ik had het tien jaar geleden al gehad. Regelmatig overvalt mij het gevoel van ‘het is me allemaal teveel’. Er is altijd wel iets dat mijn intern alarmsysteem weet aan te zetten of mijn onveiligheidsgevoel triggert. Altijd wel iets dat ontstekingen opnieuw doet oplaaien. ‘Stress vermijden’, zeggen ze in het ziekenhuis. Hoe hilarisch dun is dat advies! Je zou er om lachen en huilen tegelijk, wat ik dan ook al vaak gedaan heb.   Dus omdat een protocol van het systeem het zo voorschrijft, en ik momenteel even halvelings naar de pijpen van dat systeem dans, begeef ik mij in het hol van de leeuw. Ik poets mijn persoonlijke bubbel extra op, scherm mijn energieveld af met spreuken en visualisaties dat het geen naam heeft, om na afloop alsnog gebroken en verward naar huis te keren. Dit mastodont van een farmaceutisch bedrijf verteert mij, reduceert mij tot genummerd zwak vlees. Wanneer ik tussen de vele lege blikken en medische afstandelijkheid menselijkheid ontwaar, klamp ik mij eraan vast als was het een reddingsboei. Af en toe slaag ik erin om écht contact te maken met verpleegkundigen of artsen. Zij zijn natuurlijk ook zielen die een persoonlijk pad met uitdagingen bewandelen, een idee dat mij sterkt. Maar het logge systeem drukt ons telkens weer uit elkaar, maakt dat we nooit verder komen dan woorden. Het protocol is lucratief voor de farmaceutische industrie, de motoren achter de schermen draaien op volle toeren, deze machine is niet zomaar te stoppen. Keer op keer worden mij dezelfde vragen gesteld, wat er gebeurt met de antwoorden is mij vaak een raadsel. Drieëntwintig jaar lang worden dezelfde symptoom onderdrukkende therapieën als enige ‘oplossing’ aangeboden. Er is ondertussen wel al een heel arsenaal aan immunosuppressiva ontwikkeld, doch allemaal met slechts 40 tot 50 percent slaagkans en een hoop bijwerkingen, dat ontkennen ze niet. Blijkbaar is zulk gering resultaat voldoende om als een sneltrein op hetzelfde spoor te blijven gaan. Het is een winkel waar de invasieve en mensonterende onderzoeken vicieus en aan de lopende band verkocht worden. Als het ene middel niet werkt, smijten ze er een tweede tegenaan. Als ook dat geen soelaas biedt, dan schrijft het protocol voor om weer van vooraf aan te beginnen met onderzoeken die het probleem herbevestigen. Om daarna weer met ‘oplossingen’ te komen die alleen maar toenemen in destructieve kracht. En ja bravo dat de moderne geneeskunde zoveel kwalen waar we vroeger aan crepeerden de wereld heeft uitgeholpen. De prijs die we daarvoor betalen zijn alle zogezegd ongeneeslijke chronische welvaartziekten waar steeds meer mensen onder gebukt gaan. Als de medische wereld echt zo revolutionair is, waarom zijn er dan zoveel zieken? De wachtlijsten voor een afspraak bij een ‘specialist’ zijn nog nooit zo lang geweest, de parkings en wachtzalen nog nooit zo vol en de kankers en auto-immuunziekten swingen de pan uit. Hoe lang gaan we deze manier van werken, die zich verschuilt achter status en ons overbluft met technische termen, nog serieus blijven nemen? En voor alle duidelijkheid: met deze tekst wil ik geen vinger wijzen naar artsen of verpleegkundigen. Mijn ervaring is dat velen onder hen zelf ook gevangen zitten in een systeem dat weinig ruimte laat voor menselijkheid. Mijn kritiek is systemisch en existentieel. Ik schrijf dit uit een verlangen naar een meer holistische kijk op gezondheid, niet uit wrok. Ik geloof in een kentering die nu al gaande is, weliswaar nog niet zo prominent zichtbaar. Ik heb er het vertrouwen in dat ik niet de enige ben die logische verbanden ziet en de hiaten in het medisch systeem met steeds meer zelfvertrouwen durft uitspreken. Jij die dit leest, ook jij draagt een licht, of vuur, in jou dat jou leidt naar de meest natuurlijke en authentieke richting. En die richting staat soms haaks op het hele construct waarin we ons lijken te bevinden. Het volgen van dat innerlijk licht maakt ons moedig, weerbaar en krachtig. Eigenschappen die vaak sterk contrasteren met de inhoud van ons medisch dossier, maar waaraan ik jou via deze tekst wil herinneren.

KarolienDeman
0 0

HET BEGIN VAN MIJN VRIJHEID.

Net voor ik van de trein stapte in Gent besefte ik dat wat ik nu zou doen mijn leven een geheel andere richting zou geven de spanning voor het nieuwe en de angst wisselden af.Maar toen de trein snerpend tot stilstand kwam stapte ik eruit.Veel opties om in Gent te logeren had ik niet een optie was vrienden uit mijn geboortedorp.Die er als student op kot zaten.Hun kot was gelegen in het patershol de Corduwanierstraat daar kon ik een tijdje logeren.Een andere mogelijkheid was relies een organisatie opgericht door Marianne Faithfull. In Engeland was er een vloed jongeren die het huis verlieten en door de conservatieve overheden in de steek werden gelaten. De Gentse afdeling werd gerund door een overwerkt sociaal voelend koppel.Het werd me al rap duidelijk dat daar geen plaats was, een andere mogelijkheid was de commune van Martens-Latem maar daar paste mijn sociaal profiel niet zo goed de meeste die daar terecht konden kwamen uit kapitaalkrachtige milieus. In hun zuiverheid denken paste geen plebs.Dan maar naar infojeugd, een stedelijke organisatie die opgezet was om de toenemende vloed van thuis weggelopen jongeren enige informatie te bezorgen. Wat ik daar meemaakte zou een constante worden. De organisatie werd gerund door jongeren die daar om politieke redenen werden gedumpt. Hun enige doel was zichzelf in stand houden. Enige interesse voor de problemen van jongeren was er niet. Toen ik de deur van hun pand op de kortrijksesteenweg opende was de balie leeg. Toen na enige tijd iemand uit de kamer ernaast, waaruit gelach de geur van koffie de balie binnen waaide, dik tegen zijn goesting mij te woord stond kreeg ik rap rap enkele krantenknipsels in mijn handen gestopt. Waar net dezelfde informatie stond die ik in de morgenkrant zelf al had gelezen. Dat was het.Want er moest vergadert worden.Dan maar terug naar het patershol het was zomer, bijna vakantie, net verlost van de dwang van een jaar legerdienst. Voelde ik me in die dagen vrij, zo vrij als ik me toe voelde zou ik me zelden nog voelen.In die tijd reed er een auto door de kleine straatjes van de oude stad met een geluidsinstallatie.Die studenten opriepen om ergens te gaan werken.Een lichtjes corpulente heer Creyfs, begon zo zijn interim-bureau. Een keer werkte ik in een plastiekfabriek en een andere keer aan de werken aan de snelweg Brussels Oostende Op een dag toen we zeer vroeg op de werken aanwezig waren en de mist ieder uitzicht belemmerde hoorden we opeens een enorm gerinkel van gebroken glas. We snelden er naar toe zagen een bierbestelwagen die aangereden was door een andere wagen. Opeens voelde ik een luchtverplaatsing, een wagen was met hoge snelheid rakelings langs mij gereden.Rap maakten we ons uit de voeten, een onbehoorlijke tijd lang hoorden we hoe de ene snelheidsduivel na de andere in de dichte mist de ravage groter maakten. Signalisatie was er niet. Berichten erover in de media waren door de machtige automobielsector verboden.De grootte slachting was bezig. Ik vond een studente job in Brussel. Om vier uur moest ik langs de snelweg Oostende Brussels staan in Gent opgepikt middags werd ik terug daar afgezet. Door de eigenaars die in Oostende woonden, en in Brussel een import bedrijf van sinaasappelen haden. Tour & Taxis. waar toen duizenden treinwagons geladen met toenmalig exotisch fruit brussel binnen treinden voor op de vroeg markt. De eerste Gentse feesten stonden op stapel, al bekend in het trefpunt, het toenmalige restaurant van Walter De Buck, plaseerde ik me op de eerste rij. Toen ik terugkwam uit Brussel. Begonnen de feesten en waren nog bezig toen ik terug naar de autosnelweg moest.Op de feesten ontmoete ik mijn zigeunervrienden de piotos die mij in mijn geboortedorp enkele gitaarlessen hadden gegeven. Tijdens hun optreden speelde hun vader die ooit samen met Django Reinhardt en Stéphane Grappelli was opgetreden zijn laatste set, geveld door reuma en de mishandelingen hem aangedaan door diegenen die zichzelf de normalen noemen.Zijn viool krijste vals on ritmisch de set door, niemand gaf een krimp want hier stond een van werelds beste violisten omringd door zijn zonen en vrienden die zonder een spier te vertrekken hun deel perfect speelden. Na de set barste minuten durende applaus los dat iedereen kipvel bezorgde.Diezelfde nacht werd ik uitgenodigd om met hen mee op café te gaan spelen.De piotos gingen ergens een burgerlijk café binnen al rap vroeg iemand een bepaald liedje te spelen, zing eens de melodie vroegen ze, toen ze de slecht gezongen melodie hoorden namen hun instrumenten het over. Ze breiden met die enkele noten een muziekstuk waar niemand het verschil met de echte hoorde.Nog niet zo lang geleden werd dit soort mensen in werkkampen gestopt omdat ze niet op een door de toenmalige machtshebbers controleerbare academische manier muziek speelde. Hij, de vader was een van de overlevenden van toen.Na zijn concert, toen hij bij zijn caravan kwam werd hij en zijn familie geconfronteerd met de nog altijd achterlijke overheid die hem verplichte zijn woonplaats zijn caravan op een andere plaats te zetten. In de caravan lag zijn hoogzwangere kleindochter die in ieder katholiek en openbare ziekenhuis geweigerd werd, de kleinburgerij vind altijd wel beulen om hun vuile werkjes op te knappen. Op een van de nachten ontmoette ik de muzikanten van de groep kandagar. Mijn eerste optrekje dat ik vond was in het pand in het patershol. De vrouwebroerstraat.Wanneer men de grote poort opendeed kwam men in een lange gang. Op het einde van die gang was er links een grote trap, wanneer men die beklom en op het eerste verdiep terecht kwam moest ik naar rechts de hoek om. In het midden van die gang was mijn dubbele kamer, vijftig frank per kamer honderd frank dus. Een kolenkachel zorgde voor de verwarming. Twee vensters zagen uit op de binnenkoer. In die kamer had ik een verhoog gemonteerd zodat ik uitzicht had, vanuit mijn bed, op de binnenkoer. Op een ijskoude sneeuw grijze dag toen de sneeuwvlokken over de binnenkoer dwarrelden, de kolenkachel zijn wloed de kamer instraalde had ik de hobbit ontdekt 'In de ban van de ring'. In een ruk las ik de boekdelen. Twee dagen en een nacht deed ik erover toen ik het laatste blad omsloeg en ik mijn krakende gewrichten tot enige werkzaamheid node protesteerde ieder vezel van mijn lijf. Wie de brede trap nam naar het tweede verdiep stond een verrassing te wachten verboden terrein wegens de rotte planken vloer. Maar wie het lef had om die angsten te trotseren werd geconfronteerd met de restanten van de film malpartus. Een vervalen sofa in het tegenlicht, Samen met de spinnenwebben en het opdwarrelend stof een zeer romantisch beeld. Op die plaats zaten ooit Orson Welles samen met Jack Brel. Ik had mij opgegeven als helper bij de jazz optredens die doorgingen in het gravenkasteel.Opeens in contact met de groten uit de toenmalige, vooral in Parijs wonende, jazzlegendes.Ik kende er niemand maar door die naïviteit, en mijn jeugdig enthousiasme, werd ik door iedereen geliefd. Zelfs toen ik van het podium stotterde terwijl ik met een piano aan het sleuren was, de gewrichtsbanden van mijn voeten scheurde toen die voet op een dikke kabel terecht kwam. Ik werd vastgebonden op een brancard door twee mannen de stijlen trap afgedragen. Een zeer angstaanjagend moment Ik wil de Mokkabon niet vergeten.De Venisiana .De Aquarius op de kuiperskaai.Mijn stamcafé rechtover de Mokkabon waar ik liefmans kriek ontdekte, er prompt verslaaft aan werd. Een van de studenten, die uit mijn geboortestad kwamen, vroeg mij om samen een huis te huren in de stokerijstraat. De student werd nog verzorgd door zijn moeder die iedere week met veel bemoeizucht de kamers kwam inspecteren.Hij kwam uit een vlaamsch nationalistische familie zonder zwart randje. Over die families zou Hugo Schilts later zeggen "we stonden op een ander niveau dan het Vlaamse volk meer nog we kenden het vlaamsche volk, dat we pretenderen te vertegenwoordigen, niet."Uit zo een familie kwam die student. Er was ooit in hun familie een nationaal bekende Vlaamsche toondichter ontsproten en sinds dan dacht die gehele familie dat ze artistiek begaafd waren en werd dat moederskindje zwaar onder druk gezet om de artiest uit te hangen.Zo ging dat in die tijd. K'was de zoontjes van de corrupte achterlijke vlaamsche kleinburgerij met al hun misplaatste elitaire streken meer dan kotsbeu. Na een tijdje samenwonen werd ik verdreven naar de stikhete zolder, de keuken, de douche, no pasaran. Ik paste niet zo goed in hun kleinburgerlijk Vlaams nationalistische plaatje.In diezelfde jeugdclub waar ik dat soort volk leerde kennen was er nog een kunstenaar in wording. Zijn ouders baatten een huis, tuin, schilderwinkel uit. Voor dat type van volk was studiesubsidies vinden niet zo een probleem het zwarte geld lag veilig in lux. Zo konden ze met veel vriendendiensten hun zonen naast een riante studiesubsidie een behoorlijk extraatje bezorgen. Dat die prof werd had wel veel te maken met de diensten die de moeder verstrekte aan de rest van de mannelijke leraars want we waren in de 60er jaren. Maar lang hield ik er het niet meer uit.Leuven daar moest ik naar toe.Op zestienjarige leeftijd was ik in vervoering geraakt van Flamenco daar woonde de enige die niet alleen Flamenco speelde maar ook leefde.  Dirk Lambrechts. Mijn koffers stonden al gepakt. --------------------------------------------------

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
0 0

ZO GING IK IN FALING.

  Ik kocht tien kleine krokante broodjes, wat beleg en servetten die ik met elastiekjes rond de broodjes hield. Ik hees me in een koksmaatjeskostuum en verkocht de tien broodjes in een nabijgelegen café. Met de winst kocht ik er twintig, en dan veertig.Na een jaar zo te hebben rondgelopen kreeg ik een aanbod. Een bekend en berucht café was de tijdsgeest van dat moment niet zo genegen. De boîte, DE MUZE  waar een tijdje terug rijkelijk spenderende achtenzestigers vervuld van liefde hadden rondgelopen, was nu gevuld met de nieuwe generatie agressief uitziende jongeren met hoog opgekamde haren vol zeepresten. De ouderen, die in vreedzame meditatie verkeerden, vluchtten resoluut de deur uit. Een slechte zaak voor de eigenaar. Zijn leningen moesten immers worden afbetaald. "Als je gebruik maakt van het raam, kun je zowel buiten als binnen je broodjes verkopen," zei hij. Er waren twee ramen. "Als het lukt, dan bouw ik je een keuken." Een jaar lang stond ik daar. Op een dag zag ik in de Japanse keizer en zijn keizerin in twee aparte wagens op twee meter van mijn raam voorbijsnellen. Twee Amerikaanse dames die in Amsterdam logeerden kwamen eventjes een koffie drinken. Een jaar lang stond ik daar iedere dag. Ik opende mijn venster stipt om twaalf uur 's middags. Ik bleef tot de laatste man. Kotsbeu werd ik het. De redder in nood, de witte ridder op het witte paard, verscheen in de gedaante van de eigenaar van een ruïne op het Zuid. In een van de leegstaande pakhuizen had die man een studentenfeestzaal ingericht. De PARADOX. Of ik daar mijn handeltje wilde verder zetten. Het beloofde keukentje was er nog altijd niet. Ik gooide al het aanwezige vlees in de diepvries en trok de stekker uit. Twee jaar lang verkocht ik hamburgers in de feestzaal. Op een dag vroeg iemand me of ik wilde meewerken aan De Laatste Nacht. Als ik eten maakte voor de artiesten, mocht ik broodjes verkopen op het evenement. Na enige navraag leek het me doenbaar. Het jaar ervoor waren erop een uur tijd vijfhonderd broodjes verkocht. Ik mikte op tweeduizend broodjes. Voor de artiesten dacht ik aan lamsribbetjes met frieten en salade. Maar het was nieuwjaar, en in Antwerpen bleek geen enkele lams rib meer te krijgen. Varkensribben dan maar, gestoofd in kruiden, uien, look enander lekkers. Wie zou het merken. Om tien uur stond alles klaar toen de organisator mij kwam melden dat de heren nog eventjes wensten te wachten. Mij goed. Alles werd koud. Om twaalf uur stond alles her opgewarmd klaar. De kleur van de varkensribben was veranderd. Zeker de aanhechting van het vlees aan het been was problematisch geworden. De organisator kwam mij verwittigen dat de groep wel honger zou hebben over een uur, nadat ze nieuwjaar hadden doorgezwolgen.Ze hadden honger. Ondertussen was lamsrib totaal uit mijn woordenschat verdwenen. Een paté kregen ze, met krokante frieten en verlepte in de dressing verdronken sla. Een tijdje later werd ik getrakteerd op champagne, ik werd de eetzaal bijna rondgedragen. Omdat het zo lekker had gesmaakt. In totaal verkocht ik vijftig broodjes.   *************************************************** film VERF ED JULIEN SCHOENAERTS https://www.youtube.com/watch?v=N55MoSYrWAY https://www.youtube.com/watch?v=NGLBYNyEit0 foto VERF ED  JULIEN SCHOENAERTS https://www.2dehands.be/q/verf+ed+julien+schoenaerts/

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
0 0

BRUSSELS BY DAY.

  Een vrouw.Ze woonde en werkte in Brussel en leefde in Parijs.Vlaanderen en Wallonië kende ze uit de boekskes. Ik nam haar een keer mee naar mijn geboortestreek. Ze dronk een koffie met mijn moeder. Ze was zeer beleefd. We zijn er nooit meer op teruggekomen. Ik zag het, Parijs lag haar beter. In Brussel daar woonde ze. In een gigantisch gebouw. Zo'n huis waar je via twee grote deuren binnenkomt in een gang die uitgeeft op een tuin. De gang waar vroeger de koetsen doorreden. Op dat moment stond er een auto wrak in die gang. Alles zag er nogal sjofel uit. We schrijven eind 1974. Dat soort huizen ging onder de hamer om aan de stroom nieuwe inwoners een woning te bezorgen. In het midden van die gang was er een kleine trap die naar de toegangsdeur leidde. Dan kwam je in een monumentale kamer met een monumentale trap naar de eerste verdieping. Daar woonde die vrouw. Op het gelijkvloers was haar handeltje. Ze gaf autorij lessen. Ze gaf lessen aan diegenen die onderaan de maatschappij waren geraakt.Haar handeltje draaide goed. Toen ik haar ontmoette, verschafte ze onderdak aan enkele Chilenen die gevlucht waren na de moord op Allende. Ze kende misschien niks van Vlaanderen en Wallonië. Brussel kende ze zeer goed. Ze leerde me de Griek aan het Zuid kennen. Rond het Zuidstation waren de eerste migranten gehuisvest. Een kwestie van rap met de trein op hun werk te geraken.Daar waren de eethuizen waar de migranten hun maaltijden gebruikten. De Griek naast de Marokkaan naast de Turk naast de Belg. De Griek was goedkoop er was het Griekse gebruik om in de keuken de producten te kiezen. Zeer gezellig en zeer goedkoop. En de marché du midi. Een markt waar je je evengoed in Afrika als in Italië, Frankrijk, Spanje of Marokko kon wanen. Zalig.Geen enkele Belg, zelfs geen Vlaming.Zalig.En met een glas retsina.Zalig. Ik was via mijn Algerijnse huisgenoot in contact gekomen met die vrouw.Op haar verjaardag gingen we pralines halen.

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
10 2

De klank van de stad maakt me zeer amoureus.

Mijn eerste kennismaking met de buitenwereld vond plaats in de jaren '60, in een Vlaams huis. Tegenwoordig wordt het huis geregeerd door een nogal obscure groep, maar destijds ontdekte ik er de zware bluesmuziek uit het zwarte Amerika en ook muziek uit vele andere culturen, waaronder de flamenco. Flamenco: een melodie bouwt zich op en wanneer deze zijn hoogtepunt bereikt, net als het gevoel zijn volheid bereikt, stopt de melodie. Dit proces herhaalt zich steeds opnieuw. Ik werd er gek van. Het raakte mijn puberale gevoelens en bracht ze in beroering. In die uithoek van Vlaanderen werd ik gegrepen door de muziek uit het zuiden van Spanje. Later bleek de enige flamencokenner en -speler in Antwerpen te wonen. De stad waar boten en hun vele culturen aanmeerden in het centrum van de stad en hun verschillende culturen voor een paar dagen of weken uitspreidden. Het was een tocht vanuit mijn afgelegen dorp waar ik woonde naar de grote stad. Het was niet niks, maar mijn jeugdige hormonen dreven me ernaartoe. De zanger-schrijver-dichter woonde destijds in een rijtjeshuis in een zijstraat van de Gitschotellei. Oeroude Vlaamse instrumenten hingen aan de witte muren van zijn huis. Na een hartelijke ontvangst kreeg ik mijn eerste teleurstelling te verwerken. De enige speler in de buurt van deze hartstochtelijke melodieën vertelde me dat hij ze niet meer speelde. Een Spanjaard had hem erop gewezen dat hij de muziek veel te koel speelde. Hij stuurde me naar Leuven, waar een Vlaamse flamencospeler niet alleen de melodieën speelde, maar ook leefde. Op dat moment kon ik er niet veel mee, omdat ik de volgende dag verwacht werd in de fabriek waar ik destijds werkte, in dat kleine dorp. Een paar jaar later, toen ik de wijde wereld introk, werd de weg erdoor bepaald. Leuven werd vijf jaar lang mijn thuis. Later, toen de ratio in mijn leven groter werd, vroeg ik me vaak af waarom deze verre muziek mij zo had geraakt. Een antwoord zou kunnen zijn dat de strenge rooms-katholieke cultuur en de armoede in dat verre Andalusië, en dezelfde armoede en rooms-katholieke cultuur hier en daar aanwezig waren. Een van de verhalen over de oorsprong van de naam bracht meer duidelijkheid. Een Spaanse rooms-katholieke koning hoorde de zigeunermuziek en zei: "De passie die de muziek uitstraalt, vind ik terug bij mijn Vlaamse lijfwachten, mijn flamenco's." De zanger-schrijver-dichter die ik toen ontmoette schreef deze regels die al jaren in mijn geest rond dwalen en mijn leven verblijden: "ik wil deze nacht in de straten verdwalen, de klank van de stad maakt me zeer amoureus" Wannes van de Velde De dag van de begrafenis van Wannes werd deze tekst gepubliceerd in de krant DE MORGEN.

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
8 1