Nieuwsgierigen, blijf weg
Op twee pijlen die elk een andere richting uit wezen, lazen we Chateau fort en Chateau de la folie, alsof we moesten kiezen tussen sterk zijn of gek worden. We speelden blad steen schaar en Nino won, dus trokken we naar de versterkte burcht. Die deed met zijn spitse toren en rode luiken minder Middeleeuws aan dan verwacht. Op de binnenkoer trok een man onkruid van tussen de kasseien en gooide het meters verder in het gras. Hij droeg een pet voor grootvaders of hippe stedelingen. Zijn ogen waren van zulk een warm bruin dat hij aan de aarde ontsproten leek. Nino zei bonjour tegen iedereen die zijn pad kruiste, terwijl ik dat steeds vergat. ‘Bonjour’, echoode de man, en ik na hem.
Blij met ons onverwacht bezoek toonde hij ons de kasteeltuin, een droge bedding waarin enkele kalkoenen rondscharrelden die ons algauw even nieuwsgierig gadesloegen als wij hen. ‘Woont u hier?’ De man knikte. ‘Een erfenis waar je arm van wordt’, lachte hij. Hij wees naar de gevel, prevelde iets over de graaf van Henegouwen in de twaalfde eeuw en over een tunnel. Op zijn onderlip kleefde het tipje van zijn sigaret, die balanceerde op het ritme van zijn woorden zonder uit zijn mondhoek te donderen, een kunstje dat jaren ervaring verried.
Nino vroeg hem wat over de steengroeves in de buurt. De man zei dat die nu gevuld waren met water en dat er tot op enkele jaren geleden in werd gedoken. Maar het water was zo duister dat een zestal duikers niet meer boven waren gekomen. Toen werd het duiken afgeschaft. Nino bleef er opmerkelijk emotieloos bij. Misschien had hij aanvaard dat de steengroeve almachtig was en mensen opslokte die zich te diep in haar buik waagden. De man wou ons nog de wapenzaal van het kasteel tonen, maar we bedankten vriendelijk en zetten onze tocht verder.
‘Alweer iemand die ik niet licht vergeet’, zei ik.
‘Dat komt omdat hij op Bubu lijkt’, zei Nino.
‘Je hebt gelijk’, zei ik, ‘Goed dat er meer dan één Bubu rondloopt.’
Ze waren wars van hypes en toch hadden ze charisma, omdat ze zich nergens wat van aantrokken. Ik vroeg me af op welke leeftijd ik het Bubu-schap zou bereiken.
Op het marktplein hielden we halt bij wat leek op de snel woekerende plant uit Jaap en de Bonenstaak. Ik haalde mijn gsm boven en opende een app om planten te determineren. ‘Anna Paulownaboom’, zei ik, ‘een sierboom uit China’. Nino lachte, omdat de bladeren gaten hadden en bruine randen, en dus geen recht deden aan de sjieke vrouwennaam en het label sierboom. Hij stak de draak met me omdat ik de natuur wilde kennen via een app. ‘Ik geniet van de namen’, verdedigde ik me. ‘Zilverschildzaad, Schietwilg, zwavelzwam’.
‘Je houdt nog steeds meer van woorden’, zei hij.
Een lege batterij met een rode streep verscheen op mijn scherm. Twee procent had ik nog.
‘Wat is er?’, vroeg Nino.
‘Niks, waarom?’
‘Je staat zo gebogen. Maak je je zorgen?’
‘Ik wil graag verder rijden’
Even verder blonk een zwarte oldtimer op de oprit van een bungalow. ‘Arthur Haily’ was het automerk waar ik nog nooit van gehoord had. Op de voorruit prijkte een papier met een gsm-nummer en het order ‘Curieux, ’s abstenir’. Nieuwsgierigen, blijf weg. Het stak af tegen de frivoliteit van de wagen. Zeker nu nieuwsgierigheid een misdrijf bleek, zocht ik op mijn bijna platte gsm wie Anna Paulowna was. ‘Een Russische grootvorstin en de echtgenote van Willem II van de Nederlanden.’
‘Maar wat heeft ze met die boom te maken?’, vroeg Nino.
‘De Duitse botanicus Philipp Franz von Siebold had deze boom uit China naar Europa gebracht en vernoemde hem naar Anna Paulowna als eerbetoon, omdat ze zo invloedrijk was in Europa.’
‘Ik had nog nooit van haar gehoord’, zei Nino.
‘Elke vraag roept weer een andere op. Wie is die Duitse botanicus, en waarom was hij gefascineerd door de Nederlands-Russische keizerin? Hadden ze elkaar goed gekend, hadden ze een affaire?’
‘Dus je zoekt dingen op die je telkens naar andere leiden, zoals een boom zich vertakt’, zei Nino.
‘Wist je dat die boom vuurbestendig is? En dat ze er ski’s van maken?’
Nino lachte. ‘Dit valt onder verslaving.’
De batterij lichtte weer op, en doofde uit. Weg met de nieuwsgierigheid.
‘Nu ben je alleen met jezelf’, zei Nino. ‘En met mij.’
(Dit is een fragment uit mijn manuscript 'Nino')