Au Café de la Paix - Het meisje met de bijl
Het meisje met de bijl kan zo mee op sprokkeltocht voor Halloween. Zestien was Jeanne ‘Hachette’ Laisné toen ze op de stadswal van Beauvais klom om te beletten dat de Bourgondiërs er hun vlag planten. Zwaaiend met haar hakbijl, een meute woeste vrouwen in haar kielzog, verdreef ze het leger van Karel De Stoute. Veertig jaar na Jeanne d’Arc, in 1472, had Beauvais zijn eigen heldin. Ze staat nog steeds op het plein dat naar haar werd vernoemd, al strijdt ze tegenwoordig tegen borstkanker. Tijdens roze oktober draagt ze een lint. Aan de overkant van het plein kleurt het stadhuis van Beauvais ‘s avonds roze.
Achter de vechtende Jeanne Hachette springt ‘La Paix’ in het oog, het uithangbord van ons begeerde café. Net zoals je een duik wil nemen zodra je de zee ziet, willen we het Café de la Paix binnenstormen om ons te warmen aan de sfeer. Maar het gaat pas morgen open. We zijn dus genoopt om andere gelegenheden in Beauvais te verkennen. Het café van hotel Victor, bijvoorbeeld, met rode banken en een goudkleurige leuning rond de houten toog. De lampen knipogen met hun staafjes en parels naar de art nouveau, net als de plantenmotieven van drie soorten behangpapier. Aan de muur hangt een vintage reclameposter van Campari. Al dat nep-oud brengt toch sfeer. Ondanks de lage score op Tripadvisor kunnen de andouillette van eend en de mosselen ons wel bekoren. Zeker omdat we nog een streep herfstzon meepikken op het terras.
In het stadscentrum heeft een vlegel met zijn bloedende hand tegen de ramen geleund. Oude lakens zijn tot spoken geknoopt. Veel te oranje pompoenen van plastic redden de echte van voedselverspilling. Op café riskeer je per abuis een gesprek met een gillend masker te beginnen. Halloween is niet meer weg te denken uit Europa. Via Amerikaanse soaps sloop het Engelse feest onze contreien binnen. Mijn reisgenoot vindt elk excuus om je te verkleden goed, ikzelf heb heimwee naar de tijd toen herfstbladeren en kastanjes nog de hoofdrol speelden.
Al die griezels verbleken bij de kathedraal Saint-Pierre. Het schip van de kerk is nooit gebouwd, het is een hoofd zonder romp. Maar het koor heeft wel het hoogste gotische gewelf ter wereld. De kathedraal reikt 48 meter de hemel in. Zelfs in een wereld vol attractieparken en 3D-simulaties, is de hoogte van de kathedraal duizelingwekkend. Stel je de Middeleeuwer voor, die hier in de dertiende eeuw door de kooromgang wandelde. Hoe nederig moet die zich niet gevoeld hebben ten aanzien van God.
Buiten verbinden ijzeren trekstangen de vele luchtbogen. Het doet me denken aan de constructie van pennen en schroeven die artsen rond een ingewikkelde botbreuk bouwen. De kathedraal blaast dit jaar 800 kaarsjes uit, maar moest zich al vaak laten verplegen.
Hoogmoed kwam letterlijk voor de val: de bisschop van Beauvais wou de kathedralen van Amiens en Bourges overtreffen. De bouw van zijn kathedraal startte in 1225 en duurde bijna een halve eeuw. In 1284, amper twaalf jaar na de oplevering, begaf een steunbeer het al. Een deel van de flank stortte in. De restauratie duurde tot 1340. Je zou denken dat de hubris van het bisdom daarmee wel beteugeld was.
Maar in 1500 werd de eerste steen gelegd van de toren, die 150 meter hoog moest worden. Twee en een halve keer zo hoog als het gewelf dus. Het duurde alweer een mensenleven voor die af was, in 1569. Om vier jaar later in te storten, net nadat de processie voor Hemelvaart de kerk had verlaten. Het dodental zou meegevallen zijn; ‘slechts’ twee gelovigen die te lang in de kerk waren gebleven, zouden omgekomen zijn. Maar wat een gedonder moet het geweest zijn. Tegen zulke horror kunnen wat valse spinnenwebben niet op. Zeker als je dacht met de toorn van God te maken te hebben.
Die historie indachtig, bieden de houten steunberen die binnen in de kathedraal de pilaren van het transept stutten, maar een akelige aanblik. Net als de metershoge stelling. Maar we wagen het toch om de astronomische klok uit 1868 te bekijken. Alweer een gevaarte van twaalf meter hoog en vijf meter breed. De slinger weegt 45 kilo, maar heeft dankzij een ingenieuze hefboomconstructie maar een aandrijfgewicht nodig van tien gram om haar beweging op gang te houden. Onze gids, een zestiger die herhaalt dat hij dringend naar een vergadering moet, rijgt enthousiast de weetjes aaneen. Toont hoe wat nagellak aangeeft hoe ver je de klok mag opwinden, en schijnt met een zaklamp in de diepe buik van de klok. We kijken bewonderend. ‘Snel, naar de voorzijde. Ik ben al te laat voor mijn vergadering,’ zegt de gids. Zelfs in een kathedraal ontsnap je niet meer aan de ratrace.
De klok slaat drie uur. Christus komt zijn deurtje uit en doet teken aan de engelen om trompet te spelen. Een duivel duwt de ondeugd de hel in. Ondeugd is een naakte man met een slang, een verfrissende variant op Eva. (Zou het heiligschennis zijn, of net een boost voor de Katholieke Kerk mocht er ooit een ‘Masked Singer’ met deze personages georganiseerd worden? Vergeef me de gedachtesprong.)
De anatomische klok kent alleen hemel en hel, en die zijn mooi van elkaar gescheiden. Rechts zie je doodshoofden, links mensen. ‘De hel ligt in Engeland’, gniffelt onze gids. Hij wijst op het schilderij van een Brits eiland op de rechterflank van de klok. En de hemel? ‘Dat is de Mont-Saint-Michel’, zegt hij schalks.
‘Daarom wil jij altijd maar naar Frankrijk’, besluit mijn reisgenoot, die al lang droomt van een reisje naar Engeland. Maar daar zijn geen Cafés de la Paix of Peace Bars. Kroegen heten er nogal vaak ‘The Kings Arms’. De hel kent geen vrede.