Zoeken

Papa

PAPA (Dieter Santy) Denkbeeldig gesprek van een tiener met zijn zopas overleden vader. De jongen zit op “hun” bankje aan een visvijver waar ze al die jaren samen naar de vissers hebben zitten turen… JONGEN: Papa? VADER: Ja ventje. JONGEN: Papa! Ik ben zo blij dat je er bent. VADER: Ik ook ventje. Ik ook. JONGEN: Kijk. Frank heeft beet. Hij had er al 12 gevangen, zei hij mij daarnet. VADER: (lacherig) Nja, 12… Doe er maar de helft weer af. We kennen Frank. Het is al laat in de namiddag en een halve bak Omer later. Dan ziet hij dubbel én… telt hij ze dubbel. JONGEN: (lacht, gevolgd door een lange stilte). Mama vindt dat ik toch beter Latijn zou studeren… Ik weet het niet. Ik heb schrik dat ik het misschien niet zal aankunnen. En bovendien gaan Lowie en Mauro ook al niet naar het college. Ik ken daar niemand. VADER: Je moet doen wat je graag wilt doen. Je hebt dit toch altijd gewild? JONGEN: Nja… VADER: Echte vrienden zullen er altijd zijn. JONGEN: Ja, ik weet het. Maar jij had mij kunnen helpen als ik iets niet zou begrijpen van de Latijnse les. Jij was altijd zo goed in taal. VADER: Ventje toch, ik ben er 100% zeker van dat het zonder mij ook zal lukken. JONGEN: Denk je? VADER: School is al altijd gelukt zonder mij. Toch? JONGEN: (lacht bevestigend). (Stilte). Het gaat niet zo goed met opa. Hij ligt alweer in het ziekenhuis. VADER: Ik weet het ventje. JONGEN: Oma zegt dat zijn hart heel fel verzwakt is door de stress van de laatste maanden. VADER: Het komt wel weer goed. JONGEN: Denk je? Ik heb écht heel veel schrik om ook hem te verliezen… Ik wil niet dat hij doodgaat. VADER: Opa is veel sterker dan je denkt. Maak je maar geen zorgen. JONGEN: Hij praat voortdurend over jou. En dan begint hij steeds te huilen. En oma dan ook… ’t Is lastig papa. (stilte). JONGEN: (Herpakt zich). Zulte-Waregem is uit de degradatiezone. Goed hé, papa? VADER: Ja. Zullen ze dan toch nog eens kampioen worden? JONGEN: Ja wie weet? (zingt luid met heel gedempte stem) Essevee olé olé… Dat we dat nog mogen meemaken. Stel je voor. VADER: Ja. JONGEN: Allé… Zal ík misschien nog mogen meemaken… VADER: Als het zover is, zal ik mee genieten met jou. JONGEN: Als jij het zegt. VADER: Geloof me. Van hierboven heb ik een zicht op álle voetbalcompetities. Nóg beter dan ons vroeger televisieabonnement. JONGEN: (hij lacht). Frank heeft er nog eentje, denk ik. VADER: Ja, dat ziet er inderdaad een flinke karper uit. Jongens, zo sleuren dat hij doet… Straks breekt zijn lijn nog… Zeg, weet je nog toen hij zich misstapte en hij tot aan zijn middel in de waterlelies stond? JONGEN: Ja (proest het uit). Drijfnat was hij. Hij is zo de hele namiddag blijven doorvissen. Hij dacht dat niemand het gezien had. VADER: Ik ben zeker een uur met hem blijven babbelen. Hij kon geen kant op (lacht). JONGEN: En jij maar doorvragen of het hier misschien heel fel geregend had (lacht). VADER: Hij bleef maar ontkennen, hé. VADER: (samen nagenietend van de anekdote). (Stilte). Alles goed met mama? JONGEN: (stilte en zijn tranen bedwingend). Ze heeft het niet makkelijk, maar het lukt wel. Ik geef haar veel knuffels, hé. VADER: Ah. JONGEN: Dat had ik jou beloofd hé. VADER: Geef ze straks nog maar een knuffel van mij. JONGEN: Ok. JONGEN: Tante Caroline slaapt nog altijd bij ons. Ze deed dat al van toen jij heel ziek was. VADER: Ik weet het, ventje. Ik ben haar daar heel dankbaar voor. JONGEN: Nonkel Dries rijdt bij ons nu ook het gras af. Hij heeft gezegd dat hij mij gaat leren om zelf de zitmaaier te besturen. Allé, later hé. Mama vindt dat voorlopig nog te gevaarlijk. VADER: Da’s inderdaad geen slecht idee van mama. JONGEN: (aarzelt even). Hij heeft mij ook verteld dat jullie ‘ns zó zat waren dat jij met de zitmaaier in mama’s kruidentuin hebt gereden… Dat was op het feest van mijn eerste communie. VADER: Heeft hij dat echt verteld? JONGEN: (triomfantelijk) Jip. VADER: Dries, den bandiet! JONGEN: Maar ik heb het niet aan mama verteld hoor. VADER: Oef. Anders doet ze me dood. JONGEN: Dood? Papa! (beiden lachen met de sarcastische uitspraak). JONGEN: By the way, gisteren heb ik jouw visgerief uit de kelder gehaald. Zou ik eventueel voortaan met jouw spullen mogen gaan vissen? VADER: Natuurlijk. Heel graag zelfs. JONGEN: Merci papa. Ik heb altijd gedacht dat ik hiermee meer vis zou vangen. Ik zal er goed voor zorgen. Ik beloof het. VADER: (Stilte) Vergeet niet dat… JONGEN: (onderbreekt zijn zin)… het sleuteltje van jouw visbak in de onderste lade van jouw werkbank ligt? VADER: Euh, ja. JONGEN: Ik wist het, papa. Al lang. VADER: Succes ventje. JONGEN: Ik mis je.  

DSA
0 1

Kaal

Personages Celina             Slachtoffer. Ze werd kaalgeschoren. Ze is een mooie jongedame, maar door het gebeuren is ze haar zelfzekerheid een beetje kwijt. Ze had het uitgemaakt met haar vriendje omdat hij haar verstikte maar haar jaloezie verraadt dat ze hem nog graag ziet. Zaki                  Beschuldigde. Hij is een knappe jongeman. Omdat hij teveel had gedronken heeft hij een complete black-out en weet hij niet meer wat er gebeurd is. Alles wijst in zijn richting dus hij probeert zich die avond te herinneren. Filou                Dader. Ze komt verlegen over. Vriendin van het slachtoffer en verliefd op de beschuldigde. Ze heeft gehandeld in een opwelling. Zowel bij het slachtoffer als bij de beschuldigde probeert ze te achterhalen wat ze weten over het gebeuren en hoe ze nu tegenover elkaar staan. Eens de kans bestaat dat alles uitkomt, beseft ze pas wat ze heeft aangericht. Papa                Vader van Zaki. Een agressieve man die drinkt. Hij is vooral kwaad omdat Zaki zijn vriendin op lichamelijk zichtbare plaatsen heeft toegetakeld. Wanneer Zaki hem geen antwoorden kan geven ranselt hij hem af.   Scenografie Illusie van een jeugdkamer met een bed, een stoel, een tafel en drie (draaibare) zuilen. Door te spelen met verlichting en decoratie kan je in volgorde van de scene suggereren dat het telkens een andere kamer is. Kamer van Celina: op een zuil hangen posters die de leefwereld en het karakter van Celina weergeven, de twee andere zuilen zijn roos belicht. Kamer van Zaki: op een zuil hangen posters die de leefwereld en het karakter van Zaki weergeven, de twee andere zuilen zijn blauw belicht. Kamer van Filou: op een zuil hangen posters die de leefwereld en het karakter van Filou weergeven, de twee andere zuilen zijn groen belicht.   KAAL Scène 1 Een meisje zit onder een laken. Een arm is zichtbaar en in die hand heeft ze een spiegel vast. Ze twijfelt. Zal ze in de spiegel kijken of niet? Er wordt op de deur geklopt en de bezoeker wil voorzichtig naar binnen komen. Celina raakt in paniek. Celina:            Ga weg! Ik wil niemand zien. Ga weg! Filou:               Mag ik binnen? Celina:            Nee! Filou aarzelt. Filou:               Celina? Celina heft een tipje van het laken op om te zien wie het is. Celina:            Filou? Filou:               Mag ik binnen? Celina:            Ja, jij wel. Filou:               Gaat het een beetje? Celina:            Nee! Celina verstopt zich terug onder het laken. Er volgt een gênante stilte. Filou zoekt met gezichtsgymnastiek naar woorden. Ze merkt de spiegel op. Filou:               Heb je al gekeken? Celina:            Ik durf niet kijken. Ik probeer de hele tijd maar ik durf niet. Hoe zie ik eruit? Iedereen gaat denken dat ik kanker heb of zo. Filou:               Zal ik eerst zien? Celina:            Waarom? Om mij uit te lachen? Het is niet omdat jij een lelijk eendje bent dat je met mij kan komen lachen! Filou:               Ik zou niet durven. Celina:            Wat? Filou:               Ik zou het niet durven, je uitlachen. Weer een gênante stilte. Celina:            Godverdomme, Zaki! Ze huilt en snuit haar neus. Celina:            Auw, auw, auw. Mijn neus doet zeer. Maar die elleboog was per ongeluk. Ze wrijft over haar hoofd. Celina:            Ik voel wat er gebeurd is. Godverdomme, Zaki! Waarom heb je dat nu toch gedaan? Filou:               Ik had zoiets nooit verwacht van Zaki. Celina:            Ik ook niet. Drie jaar waren we samen. En dan ineens dit. Mijn haar, mijn mooie lange haar. Hoe heeft hij dat kunnen doen? En waarom? Ik snap het niet. Filou:               Zijn jullie al drie jaar samen? Celina:            Waren. Ik had het net uitgemaakt! Filou:               Uitgemaakt? Celina:            Maar ja! Filou begrijpt het niet. Filou:               Waarom? Celina:            Zaki is bezitterig en jaloers. Ik was dat beu om elke vijf minuten een sms’je te krijgen, voortdurend gecontroleerd te worden. Ik kon niets meer doen zonder dat hij het moest weten. Ik voelde mij gevangen. En daarom heb ik het uitgemaakt. Ik had dat beter rustig thuis gedaan in plaats van op dat feestje. Filou:               Ik snap het niet. Jij bent toch met Zaki naar huis gegaan? Celina:            Ja, na dat gedoe met Robbe. Filou:               Ja, wat was dat eigenlijk met Robbe? Filou snapt er niets van. Celina raakt geïrriteerd door haar onwetendheid. Celina:            Zaki begon te drinken en toen ik bij Robbe stond te praten… Filou:               Is hij jaloers geworden. Celina:            Maar ja! Misschien is het daarom? Omdat ik dan lelijk zou zijn en er geen enkele andere jongen naar mij zou kijken. Filou:               Of durven. Want als Zaki in een colère schiet. Celina :           Of durven, ja.  Stilte Celina:            Ik zie hem daar nog staan met zijn scheermachine in zijn hand. Hij stond zo dwaas naar mij te staren. ‘Je haar is eraf.’ Ze gilt. Celina:            ‘Je haar is eraf’ En hoe dikwijls heb ik er niet voor gezorgd dat zijn haar netjes was? Voor het feestje nog. Daarom zat dat stom scheerapparaat in mijn handtas. ‘Maak me nog eens knap Minne,’ vroeg hij.  Minne. Ik vond het altijd een mooi koosnaampje. Maar nu weet ik het niet meer. ‘Minne komt van beminnen’ zei hij altijd. Godverdomme, Zaki! Wat een puinhoop. Onder het laken slaat ze met armen en benen wild om zich heen alsof ze zich verdedigt tegenover haar aanvaller. Celina:            Ik wil met die gast niets meer te maken hebben! Stilte. Filou probeert iets te zeggen maar aarzelt. Dan raapt ze al haar moed bijeen en waagt het erop. Filou:               Zou je het erg vinden als ik hem ga opzoeken? Celina maakt haar gezicht vrij om vol ongeloof naar Filou te kijken. Celina:            Jij? Hem bezoeken? Filou:               Ja. Celina:            Waarom? Filou:               Gewoon. Om zijn versie te horen. Celina :           Om zijn versie te horen. Ik dacht dat je mijn vriendin was, maar nee. Zaki is precies interessanter. Wat zit je hier nog te doen? Je heb mijn toelating niet nodig! Doe wat je niet laten kunt! Dan kan hij jouw haar ook afscheren! Celina verstopt zich terug in haar laken. Filou:               Denk je dat ik dat niet erg vind misschien? Celina:            Zwijg! Ga weg! Ik wil je niet meer zien! Maak dat je wegkomt! Filou maakt aanstalten om weg te gaan. Filou:               Celina? Ik… Celina:            Ga weg! Ik wil je niet meer horen! Ga weg, ga weg, ga weg! Celina zit te blazen en te zuchten onder haar laken. Filou verdwijnt. Dan bedaart Celina maar ze beseft niet dat ze haar vriendin heeft weggejaagd. Celina:            Sorry Filou. Ik ben gewoon in de war. Maar misschien is het geen slecht idee. Misschien kan je voor me uitzoeken waarom hij dat gedaan heeft. Ik durf hem nu niet onder ogen komen. Wil jij dat voor me doen? Stilte. Celina:            Filou? Celina heft een tipje van het laken op. Celina:            Ja lap! Ze is weg. Dat was niet vriendelijk Celina! Je behandelt je vriendin als een debiel. Zij heeft ook gevoelens. Nooit gedacht dat ik zo jaloers kon zijn. En ik ben jaloers! Stikjaloers omdat zij naar mijn Zaki wil gaan. Ik ben niet beter dan Zaki! Ik ben een slecht mens. Ze kijkt in de spiegel. Celina:            Ik ben lelijk. Van binnen en van buiten! Ik ben lelijk. Lelijk! Ze slaat de spiegel daarna kapot op haar hoofd. Celian:            Auw! En ze huilt. KAAL Scène 2 Een jongen zit op een stoel, duidelijk aangeslagen. Een man staat achter in de kamer en bestudeert de jongen. Hij heeft een flesje bier in de hand. Papa:               Heb jij het gedaan ? Zaki :                Ik weet het niet, pa. Stilte – de man drinkt van zijn flesje. Papa:               Je weet het niet. Stilte – De man komt naast Zaki staan, neemt brutaal zijn kin en draait zijn hoofd naar zich. Hij kijkt hem doordringend aan. Zaki is duidelijk bang van hem. Zaki:                Ik weet het niet! Ik weet het echt niet! De man laat zijn kin met een ruk los. Papa:               Je weet het niet. De man loopt naar achter en neemt een nieuw bierflesje. Hij neemt zijn tijd. Dan gaat hij vlak achter de jongen staan. Papa :              En wat weet je wel? De jongen schudt zijn hoofd. Hij weet niks. Papa:               Je weet toch nog wel dat jullie samen naar die schoolfuif gegaan zijn vrijdagavond? De jongen knikt instemmend. De man drinkt. Papa:               Hebben jullie ruzie gehad? De jongen knikt weer. De man drinkt. Papa:               Vertel! De jongen vertelt traag, alsof hij over alles moet nadenken. Zaki:                Celina had het uitgemaakt. Ik snap nog altijd niet waarom. Ik ben beginnen drinken. De jongen aarzelt. Papa:               Je bent beginnen drinken. De man gaat weer een nieuw flesje halen. Zaki:                Ja. Papa :              Heb je veel gedronken? Zaki antwoordt niet dadelijk. Papa:               Ik vroeg of je veel gedronken had! Zaki:                Ja, pa, ik was zat! En toen stond ze daar bij Robbe met haar vingers in haar haar te draaien. Ik ben er naartoe gesjeesd! Ik wou die gast een knal op zijn oog geven, maar Celina kwam er tussen. Ik werd pisnijdig. ‘Dat ze daar met haar gat stond te draaien’ zei ik ‘enkel en alleen om die gast op te geilen en mij jaloers te maken. En dat ze haar krullen in haar gat moest steken!’ Zei ik. Papa:               Je hebt dus een beetje staan brullen. Nog iets? Zaki twijfelt – denkt na Zaki :                Nee, niet echt. Alleen dat Celina mij kon kalmeren en dat ze vond dat we maar beter naar huis gingen. De man staat afwachtend met zijn armen over elkaar. Zaki:                Meer weet ik niet. Complete black-out. Ik was zat. De man blaft in zijn gezicht. Papa:               je hebt haar knock-out geslagen man! En haar kaal geschoren! Weet je het nu? Zaki:                Ik weet het niet. De man doet lacherig.(nabouwen) Papa:               ‘Ik weet het niet.’ Hij zwaait wat vlinderige handjes in de lucht. Papa:               ‘Ik had een black-out’ Dat is gemakkelijk. Wees toch eens een vent en zeg waar het op aan komt! ‘Ja, ik heb haar geslagen! Ja, ik heb haar geschoren.’ Zo moeilijk is dat toch niet om dat toe te geven? Hij staat nu dreigend bij Zaki. Papa:               Zeg het! Zeg het dan! ‘Ja, ik heb haar geslagen!’ Zaki stamelt voorzichtig. Zaki :                Ja, ik heb haar geslagen. Papa:               ‘Ja, ik heb haar geschoren!’ Zaki aarzelt. Papa:               Zeg het! Zaki:                Ja ik heb haar geschoren. Papa:               Lompe zak! Daar! Zie hem daar zitten! Zatte Zaki! Weet je het al? Hij heeft zijn lief in elkaar geslagen. En ook nog kaal geschoren. Stommerik! Geslagen in haar gezicht! Waar iedereen het kan zien! Hij stompt Zaki in zijn rug. Papa:               Je moet slaan waar de blauwe plekken niet opvallen, stommerik! Je moet altijd op de billen slaan, daar zien ze het niet. Hij stompt Zaki herhaaldelijk. Zaki verbijt de pijn. Papa:               Doet het pijn, jongetje? Hier! En hier! Onnozelaar! Hij trekt zijn zoon bij de haren naar achter en brult in zijn gezicht. Papa:               Ik zal je haar eens uittrekken! Dat is wat anders dan scheren! Zaki onderdrukt een “auw”. Papa:               Nee! Ik wil geen auw horen! De man laat hem los, neemt een flesje en drinkt. Zaki verbijt nog steeds de pijn en kan net geen snik onderdrukken. Papa:               Wablief? Zit jij nu te bleiten? De man vliegt op hem en ranselt hem zwaar af.  Wanneer zijn woede tempert laat hij zijn zoon ineengekrompen op de grond achter. Nu huilt Zaki zachtjes en prevelt. Zaki:                Het spijt me. Het spijt me. Celina, het spijt me.   KAAL Scène 3 Zaki ligt op zijn bed. Filou wordt binnen gelaten door de papa van Zaki. Hij blijft even staan kijken met gekruiste armen. Zaki springt recht. Zaki:                Hoi Filou. Hij houdt zijn papa in de gaten en verstopt vakkundig de sporen van het voorgaande geweld.(lange mouwen naar beneden trekken, kraag omhoog zetten) Filou:               Hallo Zaki. Ze komt dichterbij. De twee staan een beetje onwennig naast elkaar en kijken een paar keer naar de papa van Zaki die dan besluit om hen toch maar alleen te laten. Zaki:                Waarom ben je hier? Het is hier niet veilig. Filou wijst naar de plaats waar zonet nog de papa van Zaki stond. Filou:               Met zo’n waakhond voor de deur? Ongemakkelijke stilte. Filou:               Ik veronderstel dat je voorlopig niet buiten komt. Zaki:                Nee, ik denk het niet. Ik durf ook niet buiten te komen. Stilte. Zaki:                Heb je haar al gezien? Filou:               Ja. Zaki:                Hoe gaat het met haar? Wat een vraag! Niet goed natuurlijk. Heeft ze iets gezegd? Filou:               Niet zo veel. Zaki:                Over mij? Ze is natuurlijk kwaad. Filou:               Ze zegt dat je jaloers bent en bezitterig. Zaki:                Had ze het daarom uitgemaakt? Filou:               Ja, dat zei ze toch. Zaki:                Maar zij weet hoe ze mij moet aanpakken. Ze kan mij altijd tot rede brengen. Filou kijkt Zaki met een bedenkelijk gezicht aan. Zaki:                Ja behalve nu. Blijkbaar. Godverdomme Filou, ik wou dat ik mij iets kon herinneren. Mijn kop is een groot leeg zwart gat en ik zit gevangen in die duisternis. Ik kan geen kant uit. Het verstikt mij, net zoals ik Celina verstikte. Controlefreak die ik ben. Al dat ge-sms ‘Waar ben je?’ Wat doe je?’ als een constant geflikker van kapotte neonlampen. Ze kon geen kant uit. Ze zat gevangen in onze relatie. Filou legt een troostende hand op zijn schouder. Zaki:                Filou, ik wil mijn schuld bekennen, maar dan moet ik toch eerst alles precies weten. Ik kan toch zomaar niet fantaseren over hoe en wat ik gedaan heb? Ik wil eerlijk de waarheid kunnen zeggen. Maar ik weet het echt niet meer! Filou:               Sommigen zeggen dat ze het zelf deed. Zaki:                Wie zegt dat? Filou:               Haar klasgenoten. Zaki:                Nee, dat kan niet. Waarom zou ze dat doen? Filou:               Om aandacht te krijgen. Ze geloven niet dat ze het heeft uitgemaakt. Waarom zou ze? Je bent knap, lief, vriendelijk, grappig, eerlijk. En je geeft een meisje al je aandacht. Je kan iedereen krijgen. Daarom zou ze het zelf gedaan hebben. Om een monster van je te maken zodat iedereen bang van je is. Zaki:                En jij? Geloof jij dat ik een monster ben? Ben jij niet bang? Filou :              Maar nee, ik ben niet bang voor jou. Filou laat haar hand zachtjes over zijn hand glijden. Zaki kijkt op. Ze glimlacht naar hem. Filou:                 Jij zou geen vlieg kwaad doen. Zaki laat Filou een tijdje begaan. Wanneer ze op het punt staat hem te kussen, trekt hij zich plots met een ruk weg en neemt afstand van haar. Zaki:                Jawel! Ik ben wel een monster. Ik heb Celina kaal geschoren en ik herinner mij niets. Ik word er zot van. Zot! Hoe kan dat? Waarom kan ik mij dat niet herinneren? Ik probeer en ik probeer, maar nee. Ik duik in mijn hoofd en ik zie alleen dat scheerapparaat in mijn hand. En haar kale hoofd. En ik probeer nog… Plotseling schiet hem iets te binnen. Zaki :                Maar jij was daar ook. Filou schrikt. Zaki :                Ik heb je daar gezien. Jij moet iets gezien hebben. Vertel, wat heb je gezien? Heb ik Celina kaal geschoren? Of heeft ze het zelf gedaan? Zeg het! Filou maakt dat ze wegkomt. Zaki wil haar achterna lopen maar zijn pa houdt hem tegen. Zaki :                Filou! Filou! Wat heb je gezien? Zeg het mij! Filou!   KAAL Scène 4 In deze scene kan men gaan spelen met techniek. -          De drie zuilen kunnen bij de start de kleur van de kamer van Zaki zijn. Wanneer Celina aan het woord is kan een zuil  veranderen en tenslotte kan de derde zuil veranderen wanneer Filou begint te lezen. -          De berichten kunnen via projectie getoond worden. Op die manier moeten deze teksten niet uitgesproken worden. Zaki belt met zijn GSM Zaki:             Neem op, alsjeblief, neem op. De telefoon van Celina rinkelt, ze kijkt wie het is maar neemt niet op. Zaki :             Ze neemt niet op. Hij probeert nog eens. De telefoon van Celina rinkelt, ze kijkt wie het is maar neemt niet op. Celina:         Nee ik neem niet op. Laat mij gerust. Zaki:             Nee, ze neemt niet op. Een sms dan. Hij typt een bericht Zaki:             Celina, ik hoop dat je dit leest. Hij verzendt het bericht. Zaki :            Ik hoop dat ze het leest. Celina leest maar antwoordt niet. Celina:         Ik lees, maar je hebt me niets te vertellen. Zaki :            Geen antwoord. Wat moet ik nu doen? Ik heb haar nodig. Celina ik heb je hulp nodig. Celina leest. Celina:         Mijn hulp? Hij heeft mijn hulp nodig. Zelfs geen excuses, nee, meneer vraagt hulp. Dat moet ik op facebook zetten. Zaki heeft mijn hulp nodig! Nu leest Zaki. Zaki:             Via facebook? Waar iedereen kan meelezen? Ok, geeft niet. Het is een reactie. Ik ben nu blij met elke reactie. Ja, Celina, ik heb je hulp nodig. Ik weet niets meer van wat er gebeurd is. En ik heb je hulp nodig om het mij te herinneren. Ook Filou leest nu mee. Celina:         Natuurlijk weet je niets meer, je had teveel gedronken. Maar dat is geen excuus. Zaki:             Nee, dat is waar, dat is geen excuus. Maar ik wil weten wat er gebeurd is en hoe. Kan jij me dat zeggen? Celina:         Wat er gebeurd is? Je gaf me een elleboogstoot op mijn neus. Alles werd zwart voor mijn ogen en toen ik bijkwam stond je met dat scheerapparaat in je handen. Dat is er gebeurd! Filou leest nog steeds mee en praat tegen zichzelf. Filou:               Iedereen gelooft dat Zaki de dader is. Alles wijst in zijn richting. Alles is duidelijk. Zelfs Zaki denkt dat hij het deed. Denk ik dat? Hoop ik dat? Wou ik hem daarom zien? Wil ik mezelf bedriegen en geloven dat hij de dader is? Of zal zijn geheugen  terugkomen? Zaki:             Ik weet alleen nog dat je bij Robbe stond en dat vond ik niet leuk. Celina:         Dat is nog zacht uitgedrukt. Iedereen heeft je uitbarsting gezien. Zaki:             Ik wil je helemaal geen pijn doen. Celina:         Ik geloof dat die elleboogstoot niet expres was. Ik kon je bijna niet rechthouden en je bent met je zatte botten uit mijn handen geglipt. Zaki:             Zelfs die elleboogstoot weet ik niet meer. Het spijt me. Kleine pauze vooraleer Zaki verder typt. Zaki:             Heb jij Filou gezien? Celina:         Die is daarstraks hier geweest. Zaki:             Nee, ik bedoel toen het gebeurde. Celina:         Nee, waarom? Zaki:             Ze is hier ook geweest en ik herinnerde mij ineens dat zij naast jou stond. Filou leest nog altijd mee. Filou:            Alles gaat uitkomen. Als Zaki zich mij herinnert, komt alles uit. Ik heb Celina kaalgeschoren! Ik heb dat gedaan! Maar ik ben laf. Ik durf het niet luidop te zeggen.  Zo laf ben ik. Ik ben bang voor de waarheid. Celina:         Filou stond bij mij? Daar heeft ze niets van gezegd. Filou:            Ik wou je helpen. Je was bewusteloos en bleef liggen. Je bleef lang liggen. Bellen. Ik moest iemand bellen voor hulp. Dus ik zocht je GSM in je handtas en daar was het dan, het wapen! Ik greep het vast en begon als een waanzinnige te scheren. Dan zou hij je wel lelijk vinden. Kaal en lelijk. Kaal. Lelijk. Als een echo in mijn hoofd. Zaki:             Ik zie haar staan. Hoe meer ik erover nadenk, hoe duidelijker ik haar zie staan. Filou:            Nee Zaki, je ziet mij niet staan. Eerst moet je haar lelijk vinden. Dan moet je mij zien, maar je ziet alleen Celina. En je zegt ‘Celina, je haar is eraf!’ Je ziet mij niet. Nee. Ik laat het scheerapparaat vallen en ik loop weg. Zaki:             En ze liep weg. Celina:         Wil je het nu op Filou steken? Meen je dat nu? Zaki:             Nee, dat bedoel ik niet. Maar als zij daar was, kan zij ons misschien vertellen wat ze gezien heeft. Celina:         Nee Zaki. Filou was daar niet. Jij bent het monster dat mij heeft kaalgeschoren. Laat mij gewoon met rust. Nu reageren ook anderen op het facebookgesprek (we horen ze wel maar zien ze niet) Anderen:    Laat haar gerust!– Zatte aap! – Agressieveling! – Monster! Wanneer Filou de scheldwoorden leest die aan Zaki gericht zijn, schudt ze haar hoofd. Dan begint ze plots toch te typen. Filou:            Zaki heeft het niet gedaan. Zaki en Celina typen gelijktijdig. Zaki:             Niet? Celina:         Nee? Filou:            Ik heb het gedaan. Celina:         Jij? Waarom. Filou:            Ik wou dat je mij zag Zaki. Het was in een opwelling. Het was stom. Zo stom. Zaki zou nooit een haar op je hoofd krenken, Celina. Zie de ironie in dat spreekwoord. Ik dus wel. Mooie vriendin ben ik. Love you Zaki! Vaarwel XXX Filou neemt een mes en snijdt haar pols over. Ze valt op de grond. Celina gaat naar Zaki en neemt hem bij de hand. Samen gaan ze naar Filou en zien haar daar op de grond liggen. Donker. Enkel nog de zwaailampen van een ziekenwagen.

Chantal VDE
0 0

Piere en Meneer Van Sand

Pierre en Meneer Van Sand, lakenfabrikant Pierre woont in de café’s. Is van niets bang en ongelovig Op ‘t kasteeltje aan ‘t rekhof woonde Meneer Van Sand, industrieel. Vooral voor wie het boekje over de Magdalenaput, te Poperinge, nog niet gelezen heeft P. C. Baes, L Schotsmans, Mutsaertstraat, Antwerpen, 1857. Het is de basis van dit gesprek. A: Verre nicht van Magdalena, spraakzaam en rad van tong, Siska. B: Cafébaas, nieuwsgierige katholiek van de 19de eeuw, Meneer Van Sand. Locatie: bankje bij het kasteeltje van Schabaillies, Poperinge.   B: Mademoiselle, je komt hier vaker naar ‘t kapelletje, mag ik u iets vragen? A: Meneer Van Sand, zou er iets zijn dat ik U kan vertellen? B: Hm. ‘t Zijn de dronkaards niet die me veel gaan vertellen over hetgene dat ik jou wil vragen. A: Ba. Als ‘t zo zit. We zullen toch een keer moeten luisteren. Misschien. Meneer Van Sand. Ik zag al lang dat je van mij iets wil. We zijn familie in het zoveelste knoopsgat, maar.. Misschien weet U wel iets te vertellen over de verzwegen details in de geschiedenis van Tante Madeleine. B: Siska, Je weet dat de gehele familie van benauwdheid, dat ‘t allemaal zou kunnen waar gebeurd zijn, liefst daar over zwijgt. A: Wat zeg je? Ik ben die hele trunterie beu. B: Ze vertellen er toch al jaren van? ‘k Wiste het wel.. dat je geen doetje bent, maar de laatste tijd. Als ‘t begint te donkeren wordt er af en toe een visje gesmeten aan ‘n toog… allemaal trunten? A: De meeste van uw klanten zijn te paaien met een zuupje. En als z’er genoeg hebben dan gaan ze geen vliege meer kwaad doen.   B: … Mademoiselle Siska, ‘k heb altijd gedacht wie zal ik van mijn leven tegenkomen waar dat ik zou kunnen zonder treuzelen door vragen. Zet je een momentje op die bank onder het kapelletje midden in den achternoene Onze Vrouwtje zorgt dat serieuse parlé zal zijn… B: … Een door en door serieuze vraag. De weerwolf bestaat dat?   A: ‘k zal me toch even op ‘t bankje zetten. …. A: Als dat geen seriuse vraag is. B: ‘k heb het toch gezegd dat ik met een serieus ei zit.. Vandaag hadden ze ‘t in ‘t café over die weerwolf. De wijsheid was al uit de kan. Het schoolmeestertje van hoogste klas smeet de voetzoeker in de bende. “Piere”... mijn vader heeft nog in klas gehad. Hij was van niets benauwd. Polydore gooide kolen op ‘t vuur en breide verder: Hij spotte met de doodkeersjes, die lichtjes boven de pitten, .. Hij durfde de kaarsjes doodblazen aan ‘t kapelletje…. A: Ja, Meneer Van Sand ‘k ben geen pilaaarbijter maar je moet ook Onzen Here niet uitdagen B: Siska. ‘k Had het willen vragen aan ‘n schoolmeester, maar ie was al driemaal getracteerd en boven zijn theewater. Zou dat wel waar zijn het verhaal van uw tante Madeleine? A: Om eerlijk te zijn Meneer Van Sand het enige wat ze mij als klein meisje toen verteld hebben is dat Tante Madeleine half en half familie was aan U en aan ons twee.. B: Daarmee is mijn vraag niet opgelost… A: .. ‘k Zou liefst eerst mijn kaarske aansteken, Meneer Van Sand. Eventjes…. B: Mademoiselle, comme vous voulez. A: Ave Maria.   A: ‘k heb wel gezegd dat ik de hele trunterie beu ben, Meneer Van Sand. Maar er is een verschil tussen geloven in de weerwolf en de fabeltjes van Hans en Grietje, Onze Vrouwtje en de duivel. B: Ik wist het Siska dat is een verstandig vrouwmens… Vegerine, de heks van Lene durfde laatst nog zeggen als ze om mout kwamen van ons brouwsel: “Siska dat vrouwtje is verstandig genoeg om in onze confrerie te komen mee orakelen.” Dat meestertje van de hoogste klas is ook bang van de nachtbijeenkomsten van aan de Leene. Ze hebben er opnieuw een cirkel van paddestoelen gevonden en de lichten waren opnieuw de helft van de nacht aan. ‘t Zijn slimme wijven. Als ze hier mout komen halen. Ze weten wel waarom. De meester zei: “ Als ‘t over brouwsels gaat.. daar weten ze ‘t fijne van. Ze kennen het kruidenboek van Dodoens van voor naar achter kennen. En de enige die het ook in huis hebben zijn de zuster van Fauquemberghe aan de Overdam. Het is even zeldzaam of het zesde boek van Mozes. A: Meneer Van Sand, niet mouw vegen … bij congreganisten van de Paulientjes binnen de muren hebben ze me dat volkje afgeraden. Die drie heksen van de Lene die gaan met de duivel om.. B: Stop, Siska! A: Je spreekt over de duivel, zo zonder te verpinken. B: Och, God A: Meneer Van Sand. Stop.!   B: Hewel, wat is ‘t. A: STOP! Bij ons in de familie.. en dat heeft zeker te maken met Tante Madeleine was het gebruikelijk “Stop” te roepen bij dit schietgebed. Hier hoorde een aanroeping bij dat we binnen monds moesten opzeggen. "Och, Here, behoud ons van de duivel en zijn pomperijen…” B: Pomperijen? A: Ja, pomperijen. Durf jij aan de schoolmeester eens vragen wat dat zijn die pomperijen? B: Siska, ik ga dat zeker doen, als hij eens nuchter binnenkomt en er niet veel volk is… A: Wat dat allemaal te maken heeft met Tante Madeleine dat weet ik totnogtoe niet. ‘k Ben bijna zeker dat in dat verhaaltje past, maar.. Ik weet dat Piere ook in dat verhaal past, maar dat was een vieze vent. En och, God dat heb ik altijd verstaan als Piere’s vloek. Ze hebben me ook verteld dat die gebakken kop van aan de pottebakkerij dat dat de kop van Piere is… B: De pestekop? Piere was de onvervaarde. Hij durfde iedereen aan en ontmaskerde de valse spoken, de verklede dieven die door mensen bang te maken een overval konden plegen. Allemaal bijgeloof zei hij. A: En hoe heeft Tante Madeleine met die vieze vent te maken? B: Siska dat weet ik ook niet.   Twee weken later B: Siska. ‘k Was al zes keren aan ‘t kapelletje en ‘k zie je nu pas. A: ‘k Ben dikwijls hier geweest maar ‘r moet passen. ‘k ben benieuwd als je de schoolmeester zijn tong hebt kunnen pellen? B: Neen. A: God uit de hoge hemel. De pomperijen van de duivel blijven in de doos van pandora. Ik vraag aan Onze Lieve Vrouwtje als het wel goed is dat we het weten… B: Dat is wat ik heb gedaan. Ik heb zijn rechtstreekse vertegenwoordiger geconsulteerd. A: En?.. B: een duidelijke uitleg. ‘s duivels pomperijen, dat zijn aantrekkelijkheden en smoesjes waarmee de duivel de zielen in de hel trekt. Kortweg: bekoringen. A: Daar hebben ze het bij de congreganisten ook altijd over. B: Ja en Polydore die heeft me op weg geholpen om nog iets meer te begrijpen. Hij heeft in zijn boekerij het boekje van de Magdalenaput. A: Op de Ieperse kassei? Als we klein waren mochten bij die put niet komen. Magdalena dat is toch Madeleine aan de schreve. ‘t Is niet waar zeker. Ik dacht gewoon. Onze ouders waren bang dat we in het water zouden sukkelen. B: Siska. De zoektocht is een beetje opgelost. Het verhaaltije kan ik je helemaal vertellen. Maar mijn vraag blijft. A: Mag ik eerst vragen? Wat heeft die Magdalenaput te maken met Tante Madeleine? B: Heb je een momentje? Piere had een pact met de duivel. A: Hij liet zich vangen door de pomperijen van de duivel. Stomme Piere. Hij verkocht zijn ziel aan de duivel. B: Ja, Siska. In het verhaal werd hij zo’n voorname Heer dat hij met Magdalena van fabrikant Van Sande kon huwen. Dat staat in het boekje over meerdere blz. verteld. Het speelt zich af in Poperinge, een toeristisch merkwaardige stad, met een ongehoord veel winstgevende economische bedrijvigheid. Laken onder andere.. . En daar is graaf Vande Zande de ondernemer met de beeldige dochter Magdalena. Maar Piere is daar de knecht voor alle smerige werkjes. Het is Magdalena’s keppe niet. A: Tante Madeleine? B: Meneer Vande Zande is bekukkeld door de jonge heren en ook bij ‘t werkvolk zou er wel eens eentje opvallend vriendelijk doen. A: Omwille van het smeer likt de kat de kandeleer… B: Siska, ‘k hou van een vrouw die mensenkennis heeft Zo gaat het in die verhaaltjes, zei Polydore. Als je je ziel aan de duivel verkoopt dan mag je een wens doen en de duivel stelt zijn voorwaarden. A: En Piere die wenste… B:.. te huwen met de dochter van de fabriek waar hij werkte. A: Wat was de voorwaarde? B: Piere mocht alles, maar de naam "God" mocht niet meer over zijn lippen komen. En.. in zijn blijdschap op zijn huwelijksreis zittend op de “carosse” op de weg van Poperinge naar Ieper, volop in trance zei hij kei-gelukkig “och, God..” A: Ons Heere, behoud mij van de duivel en zijn pomperijen.   B: Als de laatste blz. ontbreken of als de schrijver nooit beschreven heeft wat er van Magdalena geworden is heb ik in het verhaal van Polydores boekje niet kunnen achterhalen. De wijze les uit Polydore’s boekje is duidelijk het te goed hebben omdat je je ziel aan de duivel hebt verkocht is in de carosseput verzuipen. ... A: Meneer Van Sand. Jij wilde me iets vragen. En je geeft me een antwoord op een hele boel vragen die me allang bezig houden. Wat was nu jouw vraag? B: Nu we on ziele uitverteld hebben is het voor mij gemakkelijker om de vraag te stellen. Ik begon met de weerwolf. We eindigen met je ziel verkopen aan de duivel. Kan dat? Die duivel bestaat die? Aan de schoolmeester moet ik het niet vragen? Aan de pastoor ook niet? Aan die heksen moet ik het ook niet vragen, want daar zegt men van dat ze een zalfje krijgen van de duivel. Ze wrijven zich daarmee in om door de lucht te vliegen. Waarom wou ik dat nu aan jouw vragen? A: Voor mij is het niet gemakkelijker geworden om erop te antwoorden. Tante Madeleine en “och, God” doen me al lang bidden om me te behoeden van de duivel. Maar ik heb me er niet echt van aan getrokken. Nu stel je me een vraag waarop ik moet zeggen dat mijn voorouders wel geloofden dat de duivel bestaat. En ik durf niet meer zeggen dat hij niet bestaat. B: Als café baas Van Sand weet ik dat ik liever heb dat mijn bezoekers hun engel bewaarder laten spreken dan het duiveltje op de andere schouder. Is dat dan alleen een devoot fabeltje. Waar houdt die santeboetiek op. ‘t Is geloven. Dat is misschien wel de keuze tussen kiezen voor ieder eens geluk of kiezen om voor je eigen geluk alleen. A: ‘k Zal nog een kaarsje branden. B: Saskia. Eerlijk maar ik denk toch op Tante Madeleine. En vooral behoed u voor ‘s duivels pomperijen dat je in de “carossepit” niet beland. A: Meneer Van Sand. Sprookjes zijn toch soms wel leerzaam. B: Dat was genoeg voor vandaag. Wie weet komt er nog een vertelsel waar iets uit te halen valt.              

Henricus
9 0

AMERIKA, DAT IS VER

  Mathilde (A), een dame van vrij hoge leeftijd (80) zit op een bankje. Een jonge vrouw (Laura) (B) met kindje komt aangewandeld. De dame kijkt naar het kindje in de kinderwagen. A            Maar toch, wat een schoon kindje! Hoe oud is ze? B            Dank u! Ze is net 3 maand geworden! A            En hoe heet ze? B            Jeanne, naar mijn grootmoeder! A            Dat is schoon! Uw grootmoeder zal fier zijn op haar achterkleinkind! B            Dat zou ze zeker geweest zijn maar ze is een maand voor Jeanne haar geboorte overleden. A            Oh sorry…Toch niet aan… B            Ze zeggen dat het Corona was, het is heel snel gegaan… ik …snikt A            Maar kindje toch, Het zijn al zo’n moeilijke tijden en als je dan nog iemand verliest… B            Ik heb geen afscheid mogen nemen! Ik was zwanger, het risico was te groot zeiden ze…Voor Corona ging ik minstens één keer per week naar haar. Op woensdagmiddag, dan maakte ze altijd mijn lievelingsslaatje. We aten samen en we babbelden tot een eind in de namiddag. A            Daar zal ze zeker erg van genoten hebben! Dat zijn schoon herinneringen, die kunnen ze u niet afpakken! B            Neen, dat is waar. Is het goed dat ik me even bij u zet A            Dat is zeker dat! Ik babbel ook graag! B            Ge doet me op de één of andere manier aan haar denken! Hebt gij ook kinderen? A            Ik heb één zoon maar die is op zijn 45° gestorven aan een hersentumor… B            Dat is verschrikkelijk! A            Ja, ik kan niet zeggen dat dat niet waar is…Mijne zoon, dat was mijn alles, zo een schone vent en zo lief voor zijn moeder! B            Een kind zou niet mogen sterven voor de ouders! Dat is gewoon tegen de natuur! Ik vind het heel erg voor u! Hebt ge nog contact met uw schoondochter? A            In ’t begin was er nog een warm contact met mijn schoondochter, we konden bij elkaar terecht met ons verdriet. Maar gaande weg pakte zij de draad terug op, ze kreeg een nieuwe relatie en alhoewel dat ik haar dat van harte gunde, ik heb haar dat ook dikwijls gezegd: Ge zijt nog jong, ge moogt niet alleen blijven…Toch voelde ze zich precies schuldig tegenover mij en het contact is stilaan uitgedoofd. Dat was alsof mijne zoon voor den tweede keer doodging… B            En had ge dan niemand meer om dat verdriet mee te delen? Uwe man? A            Mijne man lijdt aan jong dementie, het was al bezig als onze Robert stierf en zijn dood heeft er geen goed aan gedaan. Ik heb lang zelf voor hem kunnen zorgen maar een paar jaar geleden werd de zorg zo zwaar dat ik hem heb moeten laten opnemen… met heel veel spijt in mijn hart, want, ook al kent hij mij al lang niet meer, ik voel nog altijd dat hij mij graag ziet en ik hem. Ik ga alle dagen op bezoek, ook al maakt het voor hem geen verschil, het doet mij goed om er op die manier toch nog voor hem te zijn… B            Amaai mevrouwtje, dat is heavy allemaal… A            Zeg maar Mathilde! Ach ’t lijkt nu precies of heel mijn leven is een tranendal geweest en dat is niet zo hoor! Ik heb een schoon jeugd gehad, buiten den oorlog dan maar daar weet ik niet veel meer van. Ik kom uit een kroostrijk gezin, we waren met 8 kinderen thuis. Ik was de jongste, een achterkomerke! B            Het kakkernestje zoals ze zeggen!  Verwend door al uw broers en zussen! A            Ja echt, ik had meer dan één moederke! En mijn broers verdedigden mij met hun leven! B            Ik heb maar één broer en dat was tot enkele jaren geleden een grote pestkop! Maar nu komen we goed overeen! Nu we elk ons eigen leven hebben…hij is peter van ons Jeanneke! A            Het nadeel van de jongste te zijn is wel dat ge ze één voor één ziet gaan…Ik was ook maar 30 als mijn moeder en vader al dood waren…Ze waren dan ook al tegen de 50 als ze mij kregen… B            Dat is spijtig natuurlijk…als ik zie wat mijn moeder nu nog allemaal voor mij doet en voor ons Jeanneke…Trouwens, had uw zoon geen kinderen? A            Jaja toch wel, ene zoon! Thomas heet hij, slimme gast, heeft voor advocaat gestudeerd! B            En ziet ge die vaak? A            Zag… B            Dat meent ge niet, die is toch ook niet… A            Neenneen! Gelukkig maar! Hij is getrouwd met een heel lief vrouwtje en ze hebben sinds kort een zoontje, ja ik doe in jongens, ons Jackske! B            Waarom zegt ge dan ‘zag’? A            Omdat ze, vlak voordat ze zwanger was, naar Amerika verhuisd zijn! B            Oei, da’s ver… A            Da’s heel ver! Toen hij het kwam zeggen heb ik hem proficiat gewenst…het was, hoe zei hij het: An offer you can’t defjoes, oma! B            Refuse! Een aanbod dat hij niet kon weigeren! A            Zoiets ja, hoe gaat dat, ge zijt jong en ge wilt wat hé… avontuur…ik begrijp dat wel… maar als hij weg was heb ik me een oog uitgebleit! Mijne kleinzoon, mijn enige lichtpuntje! Naar de andere kant van de wereld! B            Ocharme! Als het mocht, zou ik u eens goed vastpakken! A            Dat zou deugd doen! Het is al lang geleden dat iemand mij heeft vastgepakt! B            En hebt ge veel contact met uw kleinzoon? A            Hij heeft voor hij vertrok voor mij een smartphone gekocht! En een internet abonnement! B            En kunt ge er goed mee overweg? A            Belange niet! Ik moet altijd de hulp van een neefje of nichtje inroepen om mij te helpen als ik wil bellen naar Amerika. En als hij belt dan krijg ik dat spel niet opgepakt! Sleuren zijn het! B            Het is niet hetzelfde als in ’t echt maar toch leuk dat ge ze regelmatig kunt zien hé! A            Natuurlijk wel! En ze stellen het daar goed! B            Waar is het ergens in Amerika? A            In Los Angeles! Altijd goed weer, ze wonen ook vlak bij de oceaan! Ze sturen veel foto’s, dat vind ik heel plezant! B            Zullen we eens een selfie van ons 2 nemen, hier op dat bankje? A            Een wat? B            Gewoon, een  foto die ik zelf maak, van ons 2! Kom een beetje dichter! A            Lachen heeft niet veel zin met dat masker hé… B            Lach toch maar, ge ziet dat aan uw ogen!           Zo, we staan er op! Precies Oma en kleindochter! Geef me uw telefoonnummer, dan zal ik de foto doorsturen! A            Oei kindje, die weet ik niet van buiten hoor! Wacht, ik heb hem hier in mijn agenda staan. 0485269547 Bliep B            Voilà, hij staat op uwe What’s app! Ge kunt direct mijn nummer ook opslaan, ge weet nooit dat ge me eens nodig hebt… A            Een nummer opslaan…hoe moet ge dat doen? B            Mag ik? A            Ja, graag! Maar ik ga hem voor alle zekerheid ook opschrijven in mijn agenda! Zeg eens… B            0496235689 A            en uw naam? God ja, ik zit hier maar over mezelf te jengelen en ik heb uw naam niet eens gevraagd! B            Laura! A            Dat is een schone naam, voor een schoon meiske! B            Zijn dat fotootjes in uw agenda? A            Ja! Lisa, het vrouwtje van onze Thomas maakt elk jaar voor mij zo een foto agenda. Wilt ge eens kijken? B            Ja graag! A            Dat is Thomas en Lisa, schoon koppeltje hé! Die waren al samen als ze nog maar 16 waren! En dat is onze kleine Jack! B            Maar toch, zo een tof ventje! Wanneer is hij geboren? A            22 april! Toen ze me dat zeiden aan de telefoon, dat er een achterkleinkindje op komst was, heb ik gebleit, tegelijk van blijdschap maar ook van verdriet! B            Dat begrijp ik! Ge wilt daar graag bijzijn hé, dat buikje zien groeien, dat kindje vastpakken… A            Ach meiske, het had allemaal zo schoon kunnen zijn… B            Hebt ge er nog niet aan gedacht om eens naar daar te gaan? A            Hoe graag ik dat ook zou doen, dat is onmogelijk…ik kan George, mijne man, hier niet voor een maand of zelfs nog geen week, achterlaten! En zo alleen naar Amerika vliegen, dat durf ik precies toch niet. B            En wanneer komen zij terug? A            Normaal gesproken was ze hier komen bevallen! Maar met die Corona konden ze daar niet weg… B            Ja, Corona…het zet alles op zijn kop hé! Maar ik geloof dat het nu wel aan het beteren is! Binnenkort zullen ze wel eens op bezoek kunnen komen! A            Dat hoop ik… Zeg maar, hebt gij geen zin om eens bij mij te komen eten, op een woensdagmiddag? Ik heb feitelijk niemand in mijn bubbel. B            Eu, ja denk ik, dat zou wel fijn zijn! A            Ik kan heel goed slaatjes maken!           

Suzette
22 0

Hoe gaat het met Lucy

Hoe gaat het met Lucy?  Twee vrienden zitten samen voor een picknick.   Gert. Lang geleden dat we dit nog gedaan hebben, hé! Karl. Ja, maanden.  Gert. Kijk, ik zet de zelfgemaakte tonijnsla, boerenworst, rauwkost en stokbrood hier tussen                  ons.   Karl. Ziet er lekker uit. Een glaasje bubbels?  Gert. Hmmm, dat smaakt, zelfs in een plastiek bekertje. Bij je favoriete wijnhandel gaan halen? Karl. Ja ja, je kent me hé, kwaliteit voor kwantiteit. Gert en Karl. Hhahhaahahha (met een dubbelzinnige ondertoon, denk aan ‘hoe vettiger hoe prettiger.) Gert. Mag ik de fles even terug? Dan draai ik er wat aluminiumfolie rond, zo blijft die fris. Karl. Heerlijke tonijnsla. Hmmmm en dat stokbrood, kraakvers. Je hebt je uitgesloofd, hé! Gert. Hmmja. Karl. Dank je. (Korte stilte) Karl. Hmm, smak, hmmm (Korte stilte) Gert. Mogen we hier wel alcohol drinken? Karl. Pffff, tja. Gert. Laat ons drinken op kwaliteit en kwantiteit! Karl en Gert. Cheers!  Gert. Zeg eens Karl, heb jij nog wat gehoord van Lucy?  Karl. Lucy? Ik heb haar al een tijd niet meer gehoord. Jij? Gert. Dat is maanden geleden! Karl. Ik heb ook geen bericht meer zien passeren van haar op sociale media. Gert. Vreemd, normaal gezien post zij wel zeker elke dag iets. Karl. Ook in de WhatsApp groep is het even geleden. Niet? Gert. Karl! Kom met je hoofd iets dichter dan maak ik een selfie van ons en gooi ik die in de groep. Karl. Strak plan. Ligt mijn haar goed? Gert. Ik doe er een filtertje over, en nee Karl, je gaat ze nu niet eindeloos bestuderen.  Karl. Alsof ik zo ijdel ben. Gert. Ach, zolang je bij mij maar niet te veel met jezelf te koop loopt. Karl. Toch blijft het vreemd dat we haar niet meer gehoord hebben. Gert. Voor zo een babbelkous is dat inderdaad niet normaal! (Korte stilte) Gert. Gaan we wandelen? Karl. Goed. Zet je mondmasker op! Gert. Ja ja (beteuterd). Zag je die jogger?  Karl. Ja hoor, zag jouw kijken! Echt niet mijn type! Karl. Laat ons onze beentjes strekken.  

filip sebreghts
9 0

Merci duifje.

Bankje in het park.   Merci duifje.                nine van haute   Geluid: We horen een doffe klop. Stem 1:         Aaauuw!  (Gekreun en gekerm) Wat is me dat? Stem 2:         Wat is ’t  makker, pijn gedaan? Stem 1:         ‘ t Zal nog niet. ’ t Zat eraan te komen, maar zo erg had ik het niet verwacht. Stem 2:         Is me ook overkomen, maar ik kwam gelukkig van level 1. Ik lig hier al een tijdje. Stem 1:         Ik van level 5, en dat is een stuk hoger. Stem 2:         Dat scheelt in de vaart. En het neerkomen, hier op de bank, was voor mij ook milder, vier verdiepingen verschil. Stem 1:         De bladeren hadden ons ingefluisterd dat de landing zou meevallen, toch? Stem 2:         Ja, ge ziet wel. Stem 1:         Stom dat die van de gemeente deze bank juist onder onze boom hebben geplaatst. Stem 2:         (denigrerend) De mannekes van de gemeente hé. Stem 1:         En wat nu? Stem 2:         Weet ik veel, afwachten. Stem 1:         Ik hoop dat ik niet onder de billen van die dikke madam terecht kom. Stem 2:         Dikke madam? Welke dikke madam? Stem 1:         Wel die madam die hier op deze bank altijd haar ijsje komt opsmullen. Stem 2:         Ah, de die, die met dat klein hondje. Stem 1:         Ja, ik zou niet verbrijzeld willen worden. Stem 2:         Uw bolster zit er nog aan. Zet uw stekels uit. Die madam springt wel recht als ge in haar billen prikt. Stem 1:         Hopelijk. Stem 2:         Ik sta er slechter voor. Ik lig hier in mijne pure. Stem 1:         Kans dat ge op de grond rolt tijdens een windvlaag. Stem 2:         Ik denk niet dat ik dan zal wegrollen. Stem 1:         Waarom niet? Stem 2:         Eerlijk gezegd, ik had veel geluk toen ik landde. Het was super zacht. Stem 1:         Oh ja? Stem 2:         Ik ben terecht gekomen in een serieus duivenkakje. En ik plak vast. Stem 1:         Beikes, gelukkig dat ge geen neus hebt. Stem 2:         Voor vandaag moeten we ons geen zorgen maken, het gaat heel de dag miezeren, dus geen madam die een ijsje komt eten. Stem 1:         Over dat klein hondje gesproken, is me dat een nijdig ding. Stem 2:         Nijdig? Stem 1:         Ge moest eens horen hoe hij keft. En die tanden, ze zijn scherper dan mijn stekels. Ik mag er gewoon niet aan denken. Stem 2:         Keffers eten geen wilde kastanjes. Stem 1:         Nee? Stem 2:         Nee, natuurlijk niet, wij zijn niet eetbaar voor honden. Honden eten niets dat ongezond voor hen is. Stem 1:         Hoe weet gij dat allemaal? Stem 2:         Voordeel van level 1, al die gesprekken op deze bank…, ik kon ze allemaal horen. Stem 1:         Gij hebt een boeiend leven gehad. Veel wijsheid vergaard. Stem 2:         Gij niet? Stem 1:         Bwa, ik wist niet beter. Ik had een heel mooi uitzicht daar boven in de kruin. Ik genoot van het gezang van de vogels en zag hoe de eekhoorns van boom tot boom vlogen. Ik amuseerde me wel. Stem 2:         Had inderdaad ook zijn charmes. Stem 1:         Ik was toch liever op Pachamama terecht gekomen. Stem 2:         Op moeder aarde bedoelt ge? Stem 1:         Ja, dan had ik mijn werk kunnen afmaken. Stem 2:         U voortplanten? Stem 1:         Ja, dat is toch het uiteindelijke doel van elke vrucht.(dromend) Ik wil een kolossale mooie wilde kastanjeboom worden. Een boom waar iedereen naar opkijkt, een die wel honderd jaar oud wordt. Stel je voor. Stem 2:         De kans is klein. Stem 1:         We mogen toch dromen, toch? Stem 2:         Natuurlijk, maar we moeten eerlijk zijn. Ons lot wordt bepaald door zoveel andere dingen. Stem 1:         Welke andere dingen? Stem 2:         We worden misschien opgekeerd, samen  met de bladeren en belanden dan in het karretje van de groendienst.     Stem 1:         Ik wil er niet aan denken. Stem 2:         Ik ook niet, maar ik ben realist. Gij zijt een dromer. Stem 1:         Ge maakt me nerveus. (stilte) Zwijg eens even, wat hoor ik daar? (geluid: we horen in de verte schoolkinderen aankomen) Stem 2:         Kinderen, het zijn kinderen. Kijk ze komen naar hier. Stem 1:         Schoolkinderen, ze hebben allemaal een plastiekzakje bij. Dat ziet er niet goed uit. Stem 2:         Inderdaad, dat belooft. Ze rapen van alles op… bladeren, eikels, beukennootjes. Stem 1:         De juf geeft commentaar. Stem 2:         (bang)  Denkt  gij dat…wij…??? Stem 1:         Ik weet niet. Ik ben bang. Ik wil niet in zo’ n zak verdwijnen. Stem 2:         Ik ook niet. Stem 1:         Ze komen op ons af.(geluid: kinderen komen dichter) (bang) Oei, dat meisje daar, ze komt naar mij. Ik denk dat het ermee gedaan is. Stem 2:         Houd u taai makker. ’ t Was fijn u hier, op deze bank, te ontmoeten. Stem 1:         Oei, Oeijejoei. (geluid: We horen een plastiekzakje ritselen) (schreeuwt bang) Nee, niet doen, ik wil niet. (stem sterft uit, de kastanje valt in de zak) Ik…nee, nee!!!…  Stem 2:        (berustend) Vaarwel makker. En nu is ’ t aan mij zeker. (lange stilte) (geluid: kinderen stappen weer verder) Oef, ik ben er aan ontsnapt. Merci duifje, goed gedaan…, kinderen hebben gelukkig wel een neusje.   Einde   PS: (geluid schoolkinderen kan je o.a. vinden op YouTube)  

nine van haute
2 0

Die ene

Hoi! ik ben… Ach, ik ga je niet eens vertellen hoe ik heet. Want we weten allemaal wat er gaat gebeuren zodra ik dat heb gedaan. Jullie glimlachen vriendelijk en knikken een keer jullie hoofd. Vervolgens doe ik mijn zegje, jullie geven mij een applaus. Daarna glimlach ik, op mijn beurt, vriendelijk en knik een keer mijn hoofd. Tot slot loop ik hier weg en zijn jullie allemaal vergeten wie ik ben. Dan praten jullie straks na en hebben jullie het over die ene vrouw. Hoe heette ze nou toch, het ligt op het puntje van mijn tong. Maar dat ligt het niet, Truus, en je weet het. Je probeert gewoon net te doen alsof je kortetermijngeheugen nog net zo goed is als 10 jaar geleden, ondanks wat de dokters zeggen. Dus ik ga het jullie makkelijk maken. Ik ben die vrouw met dat korte haar. Ik ben die vrouw met de rode lippen, omdat haar lippen anders blauw zijn van de kou. Ik ben die vrouw die dikke klodders mascara op haar wimpers heeft gesodemieterd, omdat ze de mascara van haar moeder moest lenen. Omdat haar eigen make-up al 3 jaar op is en ze al 3 jaar lang te lui is om naar de winkel te gaan. Ik ben die vrouw, die vanmorgen dacht; wat zou ik eens gaan aantrekken? En het enige wat er in haar briljantje, modebewuste hoofd opkwam was een witte blouse met bretels. Want blijkbaar heeft die vrouw niet de innerlijke prinses in haarzelf gevonden maar de werkende man uit 1950. Ik ben… Ik ben… Ik ben…. Niemand... En iemand. Een van de miljarden. Dus ik ga jullie de moeite besparen. Klap in je handen, glimlach vriendelijk en knik een keer met je hoofd. Dan doe ik dat ook.    

Anne Bouma
22 0