Zoeken

Daniel Defert is overleden.

In Frankrijk is op 7 februari de socioloog Daniel Defert gestorven. De naam zegt u allicht niet veel maar als we vandaag onze rechten en onze volmondige inspraak als patiënt bij de dokter en in het ziekenhuis kunnen laten gelden, als gevangenen vandaag ook hun stem kunnen laten horen, hebben we dat ook aan hem te danken. Defert was ook de oprichter van het Franse Aides, de grootste aidsorganisatie in het land. Defert was de compagnon van de Franse filosoof Michel Foucault die op 25 juni 1984 is gestorven aan de gevolgen van aids. Met Foucault richtte hij in 1971 een onderzoekscommissie op over de situatie in de Franse gevangenissen. Duizenden gevangen werden ondervraagd over de erbarmelijke wantoestanden in de gevangenissen. Voor het eerst in de geschiedenis konden gevangenen getuigen over de praktijken die tijdens hun detentie gebruikelijk waren. Defert en Foucault creëerden de mogelijkheid om de eigen regie te voeren onder een machtsstructuur zoals de gevangenis en tekenden hiermee de eerste lijnen om ook de macht in de medische wereld in vraag te stellen.  Na de dood van Foucault, was voor Defert het verzwijgen van de waarheid rond de dood van zijn partner met wie hij gedurende 20 jaar zijn intimiteit, zijn ideeën en zijn politiek engagement deelde, ondraaglijk. Vanuit deze woede en vanuit zijn rouwbeleving, richtte Defert Aides op. “Een manier om met hem (Foucault) te blijven was om te blijven doen wat we altijd al deden: samen handelen.” Rond aids heerste in de jaren ’80 van vorige eeuw een zwaar taboe en dat wou hij doorbreken. Hij creëerde de ruimte en de steun die mensen, betrokken bij of getroffen door het aidsvirus, konden bezetten zodat hun woorden, hun belevenis, hun grieven en pijnen in de maatschappij gehoord werden. Defert brak taboes, haalde muren neer, brak met stiltes en bestreed stigma rond mensen met aids. De macht van medische structuren verhinderde aangepaste en oplossingsgerichte strategieën. Zo ontstond een communautaire benadering waarin alle lagen van de bevolking zich konden profileren als expert van de eigen gezondheid. Patiënten creëerden hun eigen preventiestrategieën daar waar politiek en dokters het terrein verloren hadden. In zijn discours op de aidsconferentie van 1989 in Montréal spreekt hij over ‘le patient réformateur’, een reformateur die tot op vandaag nog steeds vruchten afwerpt, die we moeten bewaken, die we moeten omhelzen in een universele benadering van gezondheid en welzijn, met respect voor iedere gemeenschap. In 1994 was ik 26 jaar, ik leefde in de politieke erfenis van het Franse en vooral Parijse 1968. Ons activisme bracht machtsstructuren van hun sokkel. Ontrafelen, deconstrueren, uithollen, dat moesten we doen. Die machtsstructuren, dat waren (en zijn nog steeds) de politiek, de religie, het onderwijs, de medische wereld, de labo’s, de psychiatrie, het staatsapparaat, de politie, de wet, de media en vandaag evenzeer jouw Facebook, Twitter, Instagram en Tik Tok. In ons activisme gingen we sociologie, recht, psychologie, economie, biomedische en farmaceutische wetenschappen studeren, niet om beleerd en geleerd te zijn, maar om onze lichamen, onze seksualiteit en onze identiteit te kennen, om het dokterstaaltje te begrijpen, om recht te staan en om ons te laten horen. We wisten hoe en welke woorden te gebruiken. We gingen netwerken avant l’heure. We hanteerden de media. Wij waren geen salonactivisten, wij zaten in een raad van bestuur, wij kwamen op straat, wij organiseerden ons in vzw’s, in politiek en in syndicaten. We maakten bondgenoten, we verenigden onze krachten. We maakten lawaai, veel lawaai. We waren ‘le patient réformateur’. En ja, de wereld veranderde.  Deze benadering legde falende politieke en medische machtsstructuren bloot. Homo’s, druggebruikers, transgenders, sekswerkers, migranten maar ook andere minderheden die nooit gehoord werden door de politiek, eisten via Aides – en later ook Act Up Paris – het recht op gezondheid, het recht op medicatie, het recht op seksualiteit, het recht op waardig sterven, het recht op arbeid, het recht op huisvesting op. We streden voor onze liefdes, voor onze levens, voor onze lusten omdat niemand ooit een tweederangsburger mag zijn. We verklaarden de oorlog aan de labo’s omdat we onze medicatie nodig hadden.  15 jaar lang heb ik gewerkt bij Aides. Deze unieke belevenis, onder impuls van Daniel Defert, heeft me geleerd wat activisme is, wie die ‘patient réformateur’ is en heeft me vooral een universele kijk op de wereld bijgebracht. Het is onze plicht om een ‘patient réformateur’ te zijn maar polarisatie en identiteitspolitiek verhinderen ons om in verbinding te staan met de andere. Activisme lijkt vandaag herleid tot her en der een column schrijven of een mening publiceren.  De strijd die Defert tegen aids initieerde blijft een unicum maar we kunnen zijn strategieën hanteren om te strijden tegen racisme en voor het klimaat. We moeten bondgenoten zijn, we moeten stoppen met onderling elkaar af te rekenen op huidskleur, op seksuele identiteit of op genderidentiteit. Een strijd waar mensen en gemeenschappen met de vinger gewezen worden omwille van wie ze zijn, is een strijd van de hele gemeenschap. Een universele gemeenschap. Een gemeenschap die zich verzet tegen een gelijkwaardige gemeenschap is er maar voor het eigen gelijk.  Erwin Abbeloos, socioloog en seksuoloog.

Erwin Abbeloos
41 2

Florreman

“Mama, ik kan het ni geloven. Zondag word ik 10. Cho! Ik besta dan al een decennium.” Onze verstrooide professor had weer alle tijd vanmorgen. Zijn warrige haren geraakten niet gekamd. Want. In volle ochtendspits heeft hij de meeste vragen. Terwijl iedereen zich haast, maakt hij in alle rust bedenkingen. Hij spreekt ze uit, vertraagt me en leidt me af. Ik hou van zijn tempo. Maar… “Nu niet Flor, doe verder!” Hij loopt nog eens terug naar boven. Standaard. Elke dag vergeet hij zijn kousen. Het enige moment van de dag waarop hij zich haast. (Bij zijn geboorte ook. Terwijl papa de auto nog parkeerde, begon hij al met een sprint aan 't leven. Die topsnelheid compenseert hij nog elke dag.) Ondertussen staat iedereen met schoenen, jas en winterattributen klaar aan de achterdeur.Wauw, gelukt! Je hebt zelfs je boekentas bij! We wandelen naar school. Van sporten krijgt hij de kriebels. Wandelen vindt hij ok. De wind ook. Die kammen zijn haren, lacht hij. Dit is het plezantste kwartier van de dag. Eén vierde vragenuurtje…Hij reageert alsof mijn antwoorden altijd de juiste zijn. Soms vult hij ze aan. Niet zomaar om zijn zegje te doen. Hij zet ze kracht bij. Meestal zijn wij gelijkgestemde zielen.Soms trekt hij zijn linker wenkbrauw in een hoek. Hij heeft het door wanneer ik hem iets wijsmaak. Of een poging doe. Hij lacht en zijn wenkbrauwen worden weer boogjes boven zijn felblauwe kijkers. Geen detail ontgaat hem. Hij zal weer heel veel moeten overpeinzen vandaag. We horen het wel, vanavond, in de ‘bedbabbel’. Ooit gestart om avondlijke monsters weg te jagen. Ondertussen is het ons laatavondjournaal. Flor luistert graag naar ons nieuws. Tegen de eindtune vult hij aan. Hij sluit de dag. Of rekt hem. Hij kan dat als geen ander. Ontwapenend. De allemansvriend. Vol muziek en dromen. Een peperkoekenhart. Om op te eten. Ik hoop hard genoeg gebakken voor de wereld van vandaag.Zoet genoeg zeker. Ik hou een oventje warm.Voor Flor.

TessaVH
3 0

Buitengewoon onderwijs

Het was bijna 2 maanden geleden dat ik haar zag. Mijn laatstejaars leerling. Er zat een quarantaine, een stageperiode en de kerstvakantie tussen onze laatste ontmoeting. We hadden kookles. Ze bond haar kookschort om, knoopte de linten op haar rug terwijl ze haar buik onbewust, maar indrukwekkend ver, naar voor duwde.Ik keek en keek even snel weer weg In gedachte fluisterde ik: “Oh, kind, jij bent zwanger.”Ik maakte die gedachte zelfs niet af want ik corrigeerde meteen in mijn hoofd:“Nee, hóógzwanger”Ik keek, schrok en keek weg.Mondmasker, merci dat ik tenminste de helft van mijn stomverbaasd gezicht kon wegsteken achter u. Ik herinner me van de volgende lesuren amper iets. Alleen een bolle buik met gefloepte navel…Een overleg, met mijn collega, later, zitten we samen aan de tafel. Ik denk dat er een baby in je buik zit…"Anni, zou dat kunnen?"Ze schudde ‘van niet’."Anni, ik denk echt dat er een baby in je buik zit…"Ze keek boos."Anni, we zijn ongerust."Je buik lijkt echt wel heel dik.  Heel aarzelend en op kousenvoeten vraag ik:“Zouden wij jouw buik eens mogen zien?”Ze plooide haar slobbertrui, die meer een passend model leek, boven haar buik. Daaronder droeg ze een witte t-shirt, passend rond haar buik.Een witte t-shirt met daaronder een voetbal met een gesprongen sjoepap… Niemand sprak. We keken naar haar buik. Anni keek er zo ver mogelijk van weg. Zonder dat we ’t vroegen, plooide ze ook haar t-shirt boven haar buik. In mijn herinnering deed ze dat in slow-motion.Echter zonder tromgeroffel. Het bleef stil.We keken. "Anni, ik denk écht dat er een baby in je buik zit.""Als er een baby in je buik zit, komt die daar ook uit he, op een dag…" Een traan rolde.Ze zei: ‘ik ben bang’ 2dagen later werd haar zoon geboren.

TessaVH
3 0

Mijn ontwaken

Ergens in mijn troebele tienerjaren besloot ik om mijn ogen te sluiten. Dat gebeurde geleidelijk aan, niemand, inclusief mezelf, die daar bewust getuige van was. Tot ik mij plots, ingesloten door het duister, in een dokterskabinet bevond. Daar werd mij ingeprent dat blindheid nu deel van mijn leven zou uitmaken. Dat ik ermee moest leren leven. En dat deed ik, al was het slechts halvelings. Met mijn andere helft ontwierp ik verhalen waarin het licht mij weer binnen viel. Gewichtsloos badend in het dons van mijn onbehagen, leerde ik mijn contouren kennen. Piepend en krakend, met opstoten en twijfel, begon ik schemering te zien die uiteindelijk openbarstte en helderheid werd. Mijn ontwaken dat ging, vooral in de eerste fase, gepaard met een enthousiasme dat zich morsig wou overhevelen naar de nabije omgeving. En met verontwaardiging die zich aan vanzelfsprekendheden hechtte. Nu het laaien enigszins geluwd is tot een stabiele vlam, zie ik op welke manier mijn echo’s werden ingekleurd door anderen. Ik begrijp nu waarom sommigen mij de rug toekeerden. Mijn gebrek aan nuancering kreeg geen plaatsje onder de reeds verweerde mantel der liefde. Ik zou hartstochtelijk willen repliceren dat er onder mijn opgelapt gewaad steeds ruimte is geweest voor de uitschieters van mijn naasten. Voor al de oordelen die ik had kunnen vellen maar in plaats daarvan met een streling uitwiste. Want dat was toch de veilige ruimte die liefde werd genoemd? Ik geef toe, ikzelf heb echter ook meermaals een kruising naar een splitsing gebogen. Soms hardhandig, maar meestal geruisloos en zacht verpakt. Want zo gaat dat, boetserend in de klei van het levenspad. Met het niet achterom kijken in mijn achterhoofd zou ik mij bijna gaan verontschuldigen. Maar ik heb geen spijt van verbindingen, noch van losse eindjes. We lopen hoe dan ook doorheen hetzelfde weefsel. Als haakse schakeringen die elkaar bekrachtigen. Dat mijn hart puur is. Dat mijn intentie liefde is. Dat ik mezelf, mijn woorden en daden, nog steeds met een te grove borstel, analyseer en overloop vanuit verschillende perspectieven. Dat ik ervan uitging dat dit geweten was, als een ingelijste spreuk aan de muur van het huis dat onze band ooit was. En dat ik zodus dacht mij beschut te kunnen ontplooien, hortend en stotend, maar wel vrij van oordeel en afwijzing. Zo klinkt mijn gedempt weerwoord vanachter de deur. Met deze mantra vaar ik over.https://www.karoliendeman.com/blog/2023/1/31/mijn-ontwaken

KarolienDeman
16 1

klimaatcrisis

Als de geschiedenis van de wereld één jaar is, vind de industriële revolutie plaats anderhalve seconde voor middernacht. Wij zijn middernacht. Op anderhalve seconde tijd zijn we erin geslaagd de aarde zo te veranderen dat er al honderden soorten die samen met ons leefden zijn uitgestorven. Hun pech was dat wij er waren. Op anderhalve seconde tijd hebben we de aarde al 1,2°C opgewarmd. We zijn goed op weg om op anderhalve seconde tijd de aarde volledig te vernietigen.  We zijn goed bezig met op anderhalve seconde tijd onze toekomst te vernietigen. Als we nu niet ingrijpen, is de mensheid gedoemd om op korte termijn uit te sterven. We tekenen onze eigen dood. Onze pech was dat wij er waren.  In de wereldgeschiedenis waren er al vijf massa-extincties, meer dan 75% van alle soorten sterft dan uit. We zijn bezig met een nieuwe massa-extincties te creëren. De eerste niet-natuurlijke. Wij zijn dan verantwoordelijk voor het uitsterven van al deze soorten. Iedereen zit dan op Mars, en op aarde laten we alles en iedereen doodgaan. Bewust! Willen wij deze verantwoordelijkheid dragen? In 1990 wisten we al wat de gevolgen gingen zijn van de klimaatcrisis, en wat hebben we gedaan? Niets! In 1990 verscheen het eerste IPCC-rapport. Het rapport vertelt ons gedetailleerd welk gevolgen dat klimaatverandering heeft op ons, en wat deden we? Niets! Pas in 1997 kwamen de politici samen voor het Kyoto-protocol. Er werden afspraken gemaakt, om de uitstoot van alle landen ze verminderen. Toen duidelijk werd dat de doelen niet gehaald werden, werd de deadline verlengd tot 2020. De doelen werden niet gehaald, en de deadline werd gewoon weer verplaatst. Zo werk het niet. We moeten onze doelen halen tegen de deadline! Als we het niet halen, is onze laatste kans verkeken. Hoe komt het dat er al meer dan 30 jaar door de wetenschap wordt gewaarschuwd voor de klimaatcrisis, en er nog altijd niets aangedaan werd? Het veruit meest voorkomende antwoord is ‘bekijk het niet allemaal zo zwart-wit.’ Dat moeten we wel! Alles is zwart-wit. Vergelijk het met over dun ijs lopen. Het ijs breekt en je zakt erdoor, of het ijs breekt niet en je zakt er niet door. Dat is ook zo met de klimaatcrisis. Hoe warmer we het laten worden, hoe dunner het ijs wordt, hoe meer kans om erdoor te zakken.  Velen van ons hebben al gehoord van de klimaatcrisis. Maar krijgt iedereen wel de juiste info? Weet iedereen wat er gaat gebeuren bij een opwarming van 3,7°C tegen 2100. We zijn daar nu naar op weg. Weet iedereen hoeveel keer vaker we extreem weer krijgen? Weet iedereen hoeveel de zeespiegel dan stijgt? Weet iedereen dan wat de gevolgen zijn? Nee! De optimisten geloven dat de gevolgen overdreven worden, de realisten hebben nood aan hoop. Hoop, vier letters met een enorme betekenis. Maar kan je hoop hebben als je weet hoeveel gevolgen de klimaatcrisis nu al heeft? Kan je hoop hebben als je altijd naar de wetenschap luistert? Misschien moeten we ook eens naar de slachtoffers luisteren. Misschien kunnen we dan onszelf en elkaar dan een beetje hoop geven. Misschien… Als het niet lukt om hoop te krijgen als we met de slachtoffers spreken, gaan we op zijn minst beseffen welke gevolgen onze samenleving heeft op de aarde, en op onze mede-aardbewoners. Dan gaan we beseffen dat we nu actie moeten ondernemen willen we nog iets doen.  Want wij hebben een historische verantwoordelijkheid om de toekomst te redden. Jij en ik hebben die verantwoordelijkheid. Het is nog niet te laat om een ramp te voorkomen, maar dan moeten we nu ingrijpen. Samen kunnen we het onmogelijke bereiken. Maar vergis je niet, niemand anders kan dit doen. Enkel jij en ik. Samen kunnen we de toekomst redden. Onze toekomst.

buitencirkel
0 0