Zoeken

Locatietheater - op de camping

Gemiddeld één nacht op drie poot ik mijn zeilen kijkhut neer in een beschermd reservaat. Om daar ongegeneerd het menselijke theater gade te slaan. Nog voor het fluwelen doek openzwaait, komt hij de scène al op gedrenteld. De mens. Halfnaakt met veel borsthaar, getooid in zwart boxershort en goedkope teenslippers, een strandhanddoek rust op zijn schouder. Hij improviseert fluitend een onbeduidend wijsje wanneer hij op het met houtsnippers aangelegde kronkelpad luidruchtig één voor één alle tentjes passeert.  Altijd kraait wel ergens een haan, in het sanitair krijgt zijn eigen vroege vogel het hoogste woord. Ritmisch klateren krachtige stralen tegen het gebarsten porselein. Daarna steekt de protagonist een sigaret op en sloft vijf passen naar het dichtstbij gelegen douchehok waar hij zijn peuk door de goot spoelt. Wanneer het warme water stroomt, verkent hij uitvoerig de akoestische reikwijdte van al zijn lichaamsholten. Hij rochelt en reutelt, blaast en gorgelt, snottert en hoest. Schraapt en spuugt, knettert en schalt, wat is het heerlijk om koning van de schepping te zijn. De regie overdag is vaak voorspelbaar. Meestal verpoost de vrouw, niet zelden van respectabele leeftijd, in haar ligstoel om haar achterstallige society magazines bij te werken. In een actiever moment lost ze legpuzzels op onder de shelter. Vier keer per dag wrijft ze met een schotelvod de plastieken opklaptafel proper terwijl haar man uitvoerig de trekhaak inspecteert. Enthousiast worden sporten beoefend die in eigen land nooit worden uitgeprobeerd. Petanque natuurlijk, met een lauwe Pastis want ijsklontjes hebben ze niet in de caravan. Badminton waarbij enthousiast wordt gekraaid telkens een raket toevallig het pluimpje raakt. En schaken met grote stukken op een aangelegd speelveld waarbij ze de regels niet kennen dus dammen ze maar. Tragedie is er pas ‘s avonds. Wanneer huilende kleuters van de speeltuin moeten geschraapt, de onhandige dochter haar bord spaghetti laat vallen en er van vrouwlief geen nieuwe fles wijn op tafel mag. Wanneer alcoholisch geïnspireerde filosofische gesprekken ontaarden tot vlammende burenruzies en de slechtst bespraakte er met zijn SUV vandoor raast. Pas als het slapenstijd is, zet de Duitse figurant een opgenomen Duitse komedie op en proest hij het telkens uit op aangeven van de lachband. Als ook de allerlaatste lichten van de campers uitgaan, opent de Filipijnse familie, centraal op de camping, het verjaardagsfeest van hun kleine. Als verjaardagscadeau krijgt de tienjarige zoete taart en luide iPad-muziek en ritmisch handgeklap maar eigenlijk wilt hij gewoon wat ook de rest van de camping wil. Slapen.

Cédric Raskin
7 1

Ik was pelgrim in 2019 (#5)

Nadine stapt liefst gewoon op de verharde weg. Alles bij haar doet pijn. Haar schouders vloeken, haar knieën zeuren en haar voeten klagen. Maar ze hoort het allemaal niet want Nadine is doof. In gebarentaal vertelt ze over haar pijn, die haar tien jaar jongere man Martin voor mij vertaalt naar woorden. Aan de hand van louter passages uit de Bijbel. Op de soundtrack van de Cammino sluimert het slapende platteland. Verlost een wakkere haan de frisse morgen uit de heldere nacht, kruipt meneer pastoor geeuwend uit zijn warme ledikant en luidt traag de zware bronzen kerkklokken. Volgt het ochtendlijke gekwetter van vroege vogels aan hun ontbijt, het eerste ruisen van de wind. Kraken dikke oude bomen, klateren kleine beekjes en diepe rivieren. Vertellen de hoge wijze bergen, zwijgen de meren, snerpt het steengruis ritmisch onder je schoenen. Zoemen de insecten, fluit de wind, blaft iedere hond in elk dorp dat je binnentrekt. Net voor je wegzinkt in de idylle haalt de realiteit je in. Suist een autosnelweg aan de horizon of plots heel dichtbij. Tuft een oude ronkende dieseltractor moeizaam in eerste versnelling een zanderige helling op. Rijden gammele witte camionettes over verlaten Franse wegen. Zoeft achter de heuvel een sneltrein voorbij en doorbreekt een formatie F16’s krakend de geluidsmuur. In Zwitserland cirkelt elke dag een helikopter boven je hoofd, in Italië brommen, snorren, schetteren, scheuren en knallen moto’s en opgefokte wagens door elkaar.  De kleine zuiderse man vermaakt zich met bosmaaiers, kettingzagen, bromfietsen en hogedrukreinigers. Bouwt langs rivieren en kanalen grote raffinaderijen om zijn zware pruttelende vrachtschepen aan te meren. Op het veld verpotten landbouwbedrijven hun luidruchtige 19de-eeuwse installaties en metselen er stallen en gebouwen rond. Elk boerendorp heeft haar eigen lawaaierige smederij. Vakmannen smeden er luide koperen bellen en leggen ze daarna te drogen in een wei. Om ze niet kwijt te raken, binden ze er een koe aan vast die er de hele dag mee rammelt.

Cédric Raskin
4 0

Ik was pelgrim in 2019 (#4)

Na de avontuurlijke afdaling door het herfstige loofbos, langs lieflijke kapelletjes en een aftellende reeks stenen kruisbeelden, bereik je via een hobbelige Romeinse heirbaan het pittoreske Pontremoli. De kathedraal klokt vier uur in de hete middagzon wanneer ik het klooster binnenstap om er naar een bed te vragen. Mijn lijf snakt naar een douche, mijn kleren naar een bad, mijn maag naar een stevige maaltijd. Mijn handschrift op het registratieformulier evoceert bij de zuster een heuse religieuze ervaring. Ze roept ‘oh my god’ wanneer ze de kleine hoofdletters ziet en promoveert me prompt tot kunstenaar. En wellicht ben ik ook muzikant? Gitaar, beken ik, en ze begint verheugd voor mij te zingen. Uit volle borst, voor heel de gang, meer dan tien minuten lang. Indrukwekkende stukken opera, de Casta Diva, een volledig vers Gregoriaans en het refrein van een Napolitaans volkslied. Haar hoge stem past uitstekend bij de jonge ogen waarmee ze me bij het zingen indringend aankijkt. Het is een magisch moment. ‘En nu is het aan jou, ragazzo!’ Ik lach onwennig, maar ze meent het. Uit respect schuif ik mijn gêne opzij, haal mijn zangstem uit mijn rood-wit geblokt ruitjeshemd, schuif mijn hoed op mijn hoofd en trakteer haar enthousiast op de eerste verzen en het refrein van ‘Time’s a-wasting’, dat al enkele dagen in mijn hoofd zindert. Zo galmt op een hete maandagnamiddag een Belgische Johnny Cash door de akoestisch versterkte kloostergang. De zuster knikt me goedkeurend toe, kirt ‘bravo bravo’, kust galant mijn rechterhand en viert het moment door een extra stukje Bach in te zetten.

Cédric Raskin
8 0

Ik was pelgrim in 2019 (#3)

Ik beken. Ook al versta ik hen zelden, ik heb een zwak voor Italianen. Ze spreken geen woord dat niet in hun Italiaanse woordenboek staat, maar krijgen wel altijd alles uitgelegd. Vertalen hun epicuristische levensfilosofie naar vuistdikke menukaarten, strooien daar parmiggiano over, noemen het la dolce vita en degusteren het met een grote karaf vino rosso die ze voortdurend bijvullen. Hebben ze een probleem, delen ze dat met heel de wereld op het terras en roken ze hun blues uit het lijf met tien sigaretten na elkaar. Stellen ze het goed, doen ze exact hetzelfde. Ik hou ook van de brave senioren die de ostello’s beheren. Bejaarde vrijwilligers met te veel tijd die hun verantwoordelijkheid te serieus opvatten. Van de licht autistische huisbewaarder in Costamezzana die de twee enige huisregels minstens vijf keer dwangmatig herhaalt. Van de flamboyante signora iets verderop, die 79 jaar jong is en bij minstens dertig graden rondfladdert in een donkerroze satijnen feestkleed. Van haar slechtziende echtgenoot die in de donkere bibliotheek van het huis mijn credenziale afstempelt met zijn zonnebril op. In de enige straat van Sivizzano waakt een gesloten kerk, daartegenaan leunt een gewelfd klooster waar de pelgrim kan overnachten. ‘Maar volgende keer op voorhand bellen’, wijst Elisabeth me terecht. Dan had ze kunnen vertellen dat het enige café in de buurt gesloten is, en er geen eten is voor vanavond. Ook al kan ik best een avond vasten, ze kan de gedachte van een lege maag niet aan. Een kwartier later komt ze de buitentrap af met 500 gram gedroogde pasta, drie tomaten, een bokaal rode pesto, een kom parmiggiano en wat look en basilicum. Een pelgrim mag geen honger lijden, knipoogt ze.

Cédric Raskin
3 0

Ik was pelgrim in 2019 (#1)

MacGyver lijkt niet eens op die van op tv. Ik zie hem voor het eerst wanneer ik de kamer binnenstap. Hij zit op het onderste bed van een stapelbed, met zijn rug naar me toe. Het hele bed heeft hij omgevormd tot een kleurrijke tweedehands boetiek, met drie paar hangende sokken, dure sportieve merkkledij aan aparte kleerhangers, een uitgewrongen handdoek en zelfs een stuk tentzeil. Zonder zich om te draaien vertelt hij hoe graag hij kampeert, hoeveel zijn rugzak weegt en hoeveel pelgrimstochten hij al heeft afgewerkt. Ondertussen wrijft hij zijn benen in met een balsem die ik twee verdiepingen lager al rook. Er is ook een oude Bretoen in de kamer, met een hardvochtig gezicht, getekend door de zeewind. Hij groet mij kort en beleefd, zet zijn reisgids opzij, staat op van zijn bed. Stapt naar het midden van de kamer en trekt daar al zijn kleren uit, ook zijn boxershort. Poedelnaakt drapeert hij alles zorgvuldig op de leuning van een stoel en kruipt dan in zijn slaapzak.  Dit zijn de Compostela-pelgrims. De échte, die op elke tocht hun normen en zeden verder uitpuren. Die geen jaar overleven zonder blaren en Spaans grind onder hun schoenen. Ze hebben nog net geen tattoo van een basiliek op hun borst, alle andere clichés kloppen wel. De verstelbare wandelstokken, de afritsbare broeken, de stinkende tubes zalf voor de voeten. Het nachtelijke gekras van IKEA-potlood in kleine notitieboekjes, het oneindige geritsel in de rugzakken, de bungelende hoofdlampjes om hun nek. Ze vinden als eerste het stopcontact in elke kamer en weten tot op de komma precies hoeveel kilometer ze elk jaar en elke dag hebben gestapt. Hebben anekdotes over élk Spaans gehucht en geven ongevraagd advies over het beste schoeisel, mocht je plots van schoenen willen veranderen.

Cédric Raskin
7 1

Een Sprookje van een Genocide

Er waren eens een stel achterlijke “tornadomongolen”, die zich rustig door wie dan ook konden laten misbruiken en op laten blazen. Zulke mafkezen vragen er natuurlijk om, om de meest educatieve “tornadoproeven” op vliegtuigen met zich te laten houden. Je hoefde hen alleen maar de plank mis te laten slaan, om een vliegtuig demonstratief door een tornado te laten slopen. Het toestel verloor hierbij een vleugelhelft en kwakte ondersteboven vlakbij een chemisch industrieel complex neer. Geluk dat ze hadden, niet te geloven! Als het op dat complex neer was gekomen, waren er zeker honderden van de medewerkers daar omgekomen. De wijde omgeving had kunnen worden opgeblazen door de brandende pijpen van zo’n opgeblazen complex. Tot in naburige steden op 15 kilometer afstand hadden ze nog dekking moeten zoeken. En dan hebben we het nog niet eens over een kettingreactie via naburige industriële complexen. Het mooiste van alles was, dat ze dergelijke experimenten met hen niet eens konden geloven. Het had echt geen zin om de lokale autoriteiten er de dag erop opmerkzaam op te maken. De wijze waarop ze in trance konden raken van zo’n “defectmirakel” leende zich er ook nog voor om alle defecten nog eens statistisch goed aan te tonen en er werden ook nog een tiental nog niet opgevallen gebreken en emotionele conflicten met vliegrampen doorgelicht. Turven kon je deze dag in dag uit. Na een paar honderd vliegrampen was het toch wel bekeken en konden de experimenteel verkregen resultaten wereldwijd aan de autoriteiten worden doorgespeeld. Deze snurkten natuurlijk nog, wat telkens een fraaie “vliegrampshow” opleverde, als het hen onder de neus werd gewreven. Van het onverantwoordelijk rondvliegen zouden ze wel eens last kunnen hebben gekregen van een “transportpandemie”. Dagelijks stortte er wel ergens een sportvliegtuig neer, en twee keer of meer per week was er wel een verkeersvliegtuig de klos, om over de onschuldige slachtoffers maar niet te spreken. Met zulke achterlijke idioten kon je pas een mooi “vliegrampenwapensysteem” ontwikkelen, waarmee je de hele wereld onveilig kon maken. Het kon hen toch allemaal niets schelen, en kwamen daar wel uitermate eerlijk voor uit in de social media. “Who cares?!” was dan ook geen uitzondering, hoe uitermate debiel het ook over moest komen. Het bestrijden van een transportpandemie werd zo wel een koud kunstje, ook al wilde deze niet echt wegebben. Als je het bij een rechtszaak aan de orde stelde, ook al ging het over iets onbenulligs als het vooruitbetalen van de huishuur, konden zulke mongolen alleen maar met een “snuff remake” van een befaamde vliegrampscène uit een bioscoopfilm aanzetten, en de ene na andere hoofdstad met hun culturele onnozelheid op blijven blazen. Hun eigen hoofdstad was natuurlijk het op één na eerst aan de beurt. Zo’n gerezen crisis met een transportpandemie verkreeg namelijk altijd eerst een climax, een anticlimax, een afrekening en een verstrooiing ervan, als er weer een keer stront aan de knikker was. Bij de luchtvaart kwam er dan eerst een gigantische ramp voor met twee vliegtuigen, zoals op Tenerife in 1977, waarna de bal als bij een flipperkast weer terugsloeg bij de bron van de verstoring. Hierna volgde dan een wereldwijde verdelging van de schuldigen met de snuff remakes hiervan, totdat de verstoring zich weer oploste met een vliegramp tegen een berg of zo, waarna het voor een tijdje weer rust en vrede was in de Koude Oorlog met al diens op elkaar en iedereen gerichte atoombomsystemen. Je blijft wel lachen met zulke achterlijke idioten, die alleen maar met de ene na andere fraaie “vliegrampshow” aan konden komen zetten, in plaats van een keer voldoende aandacht te schenken aan het veilige gebruik van de toestellen in het luchtruim. Ze zullen zich wel eeuwig af blijven vragen hoe ze de plank toch zo demonstratief en educatief mis konden blijven slaan, waarna ze er nog bij konden blijven dat het allemaal zo hoorde ook. Voor een sprookje wel aardig, maar was het geen regelrechte genocide?!Uit academici geronselde terroristen brachten gelukkig nog verlichting door de economische club, die in feite verantwoordelijk kon worden geacht voor al deze nonchalance, vakkundig op te blazen met u raadt het al: vliegrampen. Ze verwachtten er uiteraard geen medaille voor, dus dat was een reden te meer om zelf ook bij die rampen om te komen. Academici kunnen wetenschappers, die de plank alleen maar zo tragisch mis kunnen blijven slaan nou eenmaal minder waarderen dan het economische canaille, dat de wereld alleen maar zo goed mogelijk op hoefde te blijven lichten met al hun zwendelpraktijken. Werden degelijke wetenschappers niet alleen maar met behulp van de media gedemoniseerd tot terroristen als ze hun minder vaardige collegae de plank demonstratief mis lieten slaan?! Hoe minder de commerce last had van zulke theoretisch onderlegde figuren, hoe beter ze de wereld al hun sjoemelsoftware aan konden smeren, dus deden ze er alles aan om hen in diskrediet te brengen en te saboteren. De autoriteiten hingen er wel de nergens van af wetende “tornadolellebellen en –hufters” bij uit met hun handje achter de rug, alsof zulke gruwelijke experimenten met vliegrampen aan hun aandacht hadden kunnen ontsnappen, nadat ze ervan op de hoogte waren gebracht. De één hoefde de plank alleen maar nog beter mis te slaan dan de ander, om vervolgens als de meest achterlijke idioten een lijn te blijven trekken in onze rechtbanken en parlementen. Dat het verkeerd met zulke idioten af zou lopen leed weinig twijfel ook al bleven ze tot het laatste toe geloven, dat al hun zwendelen hen een mooie toekomst zou kunnen bezorgen, zoals bij het meeste geboefte het geval was. Een virus richtte via de luchtvaart uiteindelijk over de hele wereld een soortgelijk bloedbad aan. Eindelijk wist men weer wat een pandemie was, zoals een pandemie van de Spaanse Griep na de eerste wereldoorlog voor veertig miljoen dodelijke slachtoffers over de gehele wereld kon zorgen. Wat kan zulk onverantwoordelijk wangedrag toch alleen maar op een uitermate vervelend staartje rekenen?!Als je dit bijvoorbeeld op zo´n situatie als de “Val van Srebrenica” projecteert, begrijp je waarvoor luchtsteun uitbleef, terwijl duizenden mensen dan zouden kunnen worden geëxecuteerd ondanks het toeziend oog van de blauwhelmen. De mensen achter die blauwhelmen hadden dankzij hun militaire dienstplicht een vooralsnog geheim “vliegrampenwapen” in handen weten te krijgen, waarvan ze alleen maar dankbaar misbruik hoefden te maken om de wereld naar hun hand te kunnen zetten, ook al kostte dit menig “maatje” daarbij het leven. Rijk van de commerce en kampioen worden was alles wat zulke leugenachtige, dankzij de innovatie oversekst geraakte beesten nog voor ogen hadden. De Olympische Spelen konden hen daar slechts in steunen en waren daar dan ook een hoogtepunt van met al het erbij bedreven drugsgebruik, waarvoor menigeen gestraft moest worden. Die spelen waren een uitvinding van de bevolking rond de Middellandse Zee, waar de hele wereld zo naïef mogelijk vol van kon geraken. Wie zou er nog vertrouwen moeten kunnen hebben gehad in mensen, die de wereld met vliegrampen op hoofdsteden te barsten konden blijven liegen niets van zulke educatieve tornadoproeven op vliegtuigen te hebben gemerkt, en daarbij hun eigen hoofdstad allerminst hoefden te ontzien?! Via alle hierover voorgelichte ambassades zullen ze wel beter hebben geweten. Uiteindelijk hebben een stel leugenachtige beesten elkaar hier alleen maar lekker lopen uitmoorden en compromitteren, en wie zou daar niet alleen maar blij om mogen zijn en in diens vuistje om mogen blijven lachen?! Het doen rijzen van de moraal van de ander wil die van de onszelf wel eens verlagen, wat via deze spelen wel eens diens wrange vruchten af zou kunnen hebben geworpen. De beestachtige stomheid warmee de natuur en daarmee de sport verheerlijkt kan worden, komt dan ook het “fraaist” tot uitdrukking in die spelen voor gehandicapten, waarin mensen met minder ledematen tegen elkaar in worden gezet voor al die mooie medailles. Wat een genante beesten zo’n schijnheilige, krankzinnig achterlijke maatschappij al niet kan creëren! Vlak voor zo’n evenement leek de rampzaligheid van de luchtvaart altijd weer hoogtij te kunnen vieren. Zo kon een in een oranje hoed verstopte vlo op het hoofd van zo’n misbruikt “vliegrampenmeesterbrein”, de uitslag van een wereldkampioenschap voetbal in de finale wel eens kunnen hebben bepaald. Hoe eerder een eind kwam aan zo’n maatschappij van gewetenloze uitbuiting en misbruik, hoe beter dit voor de mensheid was. Met zo’n Coronavirus heeft de Natuur daar toch wel een stevig handje bij geholpen, naast het helpen opblazen van zulk tuig in volle vlucht. De media moeten te goed voor een botsing der werelden kunnen hebben zorgen, zonder daar de verantwoordelijkheid van te hebben willen en hoeven dragen. Waar ze al geen reclame voor konden mogen maken, en wat voor persoonlijkheden ze al niet naar het leven mochten staan met hun paparazzi en demonisering van degelijke personen. Had een wetenschapper, die fabrikanten en zijn voor hen werkende collegae de plank zo demonstratief en educatief mis kon laten slaan nou niet een medaille moeten ontvangen, in plaats van als een aan hersenschimmen lijdende terrorist in de krant te worden afgeschilderd, zonder dat een dergelijk treffen aan het licht werd gebracht?! Wat kon toch een nog grotere bom hebben opgeleverd, dan het ontdekken en experimenteel aantonen van een defect in conventionele vliegtuigen bij de “vliegrampenballon” van zo’n zwendelzieke samenleving?! Daar moest zelfs zo’n experimentele ontploffing van zo’n waterstofbom als de “Tsaar” in de hogere atmosfeer nog het nakijken bij geven, ook al ging diens drukgolf op voor mensen op de grond onmerkbare wijze driemaal de Aarde rond. Vier decennia later waren de mensen nog steeds te achterlijke tornadomongolen om zich bewust druk te kunnen maken over zulke tornadoproeven op vliegtuigen, met alle wereldwijde “tornado- en orkaanexplosies” van dien, zoals met Katrina bij New Orleans. Ook een poëtische publicatie hierover met een gedichtenbundel in zowel het Engels als het Nederlands mocht niet baten, behalve dat het land dat het toch publiceerde de jonge verrezen Europese Unie weer wenste te verlaten. Ondanks alle publieke voordrachten kon het toch slechts summiere aandacht verkrijgen van de bevolking, en bleef het bij een lokale tegen de autoriteiten gerichte rel, die op zo’n voordracht volgde. Wie zal zulke tornadomongolen ooit een keer normaal kunnen krijgen?!  

Maurice_Tornadi
67 0

De twee reizigers

Twee reizigers stonden aan de ingang van een grot. Over de grot wisten ze eigenlijk niet zoveel. Elke omwonende had er een andere mening op na en een kaart bestond al helemaal niet. Desondanks had één van de reiziger, reiziger O., had het avontuur al jaren proberen voorbereiden. De reiziger had zakken en zakken aan verhalen verzameld die nu in een blauwe rugzak loeihard op reizigers magere schouders wogen. De verzameling was zo groot geworden dat de reiziger al snel had besloten dat het geen nut had de rugzak nog af te doen. Als de reiziger iets uit de rugzak nodig had, hief die de arm om de schouder om zo van bovenaf het laatste toegevoegd document eruit te grissen.  Toen de reiziger daar voor de donkere ingang van de grot stond, voelde O. het snijden van de armbanden allang niet meer. De andere reiziger L. had ook een rugzak mee, een gele met twee compartimenten in. In het ene compartiment zaten waterflesjes en in het andere zaten boterhammen met pindakaas, exact 22 van elks. Samen trokken ze zo de grot in. De onbekende, donkere grot glibberde, plakte, gleed en sneed overal. Telkens als ze voor een opsplitsing van de weg stonden, krulde de arm van O. in de rugzak om zich aan de hand van een verhaal een weg te laten leiden. Ze kropen doorheen de grot, zoals de stilte onder hun huiden. Gedwee volgde reiziger O. de verhalen en woordeloos volgde reiziger L. reiziger O. Na een aantal vermeende dagen kwamen de reizigers plots op een grote open plek terecht. Het was er vlak en er lag een vorm van zand op de bodem, die knisperde onder hun schoenen. De open plek leek een samenkomst te zijn van allerlei tunnels en kanalen. Van boven, onder en zijdelings kwamen een reeks aan kleine en grotere gangen toe die ergens anders weer vertrokken. Verstard bleef de geleerde reiziger staan. Met verschrokken ogen begon de reiziger in de rugzak te graaien, terwijl de andere reiziger de verschillende gangen begon te inspecteren. Verwoed roerde de geleerde reiziger rond in de loeizware rugzak, maar de reiziger vond niks. Geen enkel verhaal kon de reiziger vertellen welke kant op te gaan. De reizigers probeerden elke gang, maar hoog, laag, boven of onder, alles liep dood. Reiziger L. probeerde de wanhopige, maar ook hongerige O. te kalmeren door te liegen over het rantsoen. Om te compenseren voor het leugen, at en dronk L. steeds minder om het weinige eten en drinken toch nog in de hand te houden. Maar de leugens kalmeerde O. niet. Gefrustreerd ging reiziger O. op zoek naar meer. De nutteloze verhalen begonnen meer te wegen, terwijl de reizigers steeds zwakker en hopelozer werden. Op een dag werd O. met een gebons in het hoofd wakker. Toen de reiziger naast zich keek, lag L. er verkrompen te beven. De reiziger trok de rugzak van L. open om te vinden dat er niks in zat, buiten wat kruimels en wat lege waterflesjes. De volgende vijf dagen zou O. de reiziger L. zo goed als die kon L. omhelzen om het beven te pogen ophouden, maar elke ochtend lag L. er steeds meer verkrompen en doorzichtig bij. En toen, op een ochtend, drie dagen nadat de laatste kruimels waren verteerd, draaide O. zich om en vond naast zich een leegte. Er was niemand meer. Verschrokken ging O. op zoek. Als een razende zocht de reiziger de doodlopende paden af. Na uren en uren van vruchteloos gezoek, stond de reiziger verdwaasd stil en viel door de knieën. Daar, in de bedrukkende donker, scheurde de reiziger de rugzak van de rug en ging op de grond liggen. Met de vingers roodgeklemd omheen een leeg waterflesje begon O. aan een lange slaap. Af en toe werd de reiziger wakker van de honger of de dorst, maar zodra O. de gitzwarte donkerte en de zinderende stilte gewaarwerd viel de reiziger terug in een koortserige slaap. De honger en de dorst konden O. steeds minder motiveren om te ontwaken. Na een onbeleefde tijd kwam O. voor een laatste keer bovendrijven uit de slaap en trok een half oog open. De reiziger was niet meer alleen. Hoeveel het er waren, wist de reiziger niet zeker maar dat maakte niet uit. De reiziger dacht aan de vele verhalen terwijl die het zachte zand onder het lichaam voelde en gleed weg. De reiziger gleed van de klamme rotsen langs het fluwelen gras naar de katoenen wolken. Bedoezeld door de geur van lavendel danste O. zich een weg doorheen het gewol. - Met zware oogleden en gevuld hoofd werd een vrouw wakker. “Jee”, dacht ze, “een mens kan toch raar dromen in een heet bad”, terwijl ze naar haar verrimpelde vingers keek.

Isobel
0 0

De Duitse hoge laarzen...

Meestal zitten ze naast elkaar, op de wereldwijd bekende Griekse, rieten stoelen. Verkoeling zoekend in de schaduw van een plataan of een druivenlaar die het terras overschaduwt. Ze zijn gehuld in zwarte kledij, soms een zwarte stofjas, met zwarte, lederen knielaarzen van Duitse makelij, die meer dan 80 jaar oud zijn en opnieuw en opnieuw en opnieuw werden voorzien van nieuwe zolen. Laarzen die op tijd en stond worden opgeboend met wolvet of olijfolie om het leder soepel te houden en de glans te bewaren. Dit kniehoog schoeisel zijn relicten uit een afschuwelijk oorlogsverleden, toebehorend aan jong Duits kanonnenvlees dat tijdens WOII per parachute neerdaalde op Kretenzische stranden, dorpen platbrandden, gezinnen uitmoordden en leefgemeenschappen en wegen voorgoed van de kaart veegden. De Kretenzische mannen, veelal boeren, wroetend in de aarde, verdedigden zich en rijgden menige Duitse soldaten aan hun riek. Diegenen die  het oorlogsgeweld overleefden, nu 95 plussers, zoeken elkaars gezelschap nog steeds op, dragen de Duitse knielaarzen trots en triomfantelijk als ereteken voor moed en overwinning. Deze Partizaners worden tot op de dag van vandaag met grootste respect behandeld door iedereen. En zo zitten zij daar dan samen, de oude rimpelige handen leunend op een olijfhouten stok, knoestig en verweerd. Hun ogen staren zonder echt te kijken. Roerloos zitten zij, als beeldhouwwerken. Levende monumenten die in stilte samen rouwen. Een tasje Griekse koffie of Raki staat binnen handbereik, maar er wordt niet aan genipt. Als je hen begroet lijken ze even uit hun dagdromen te ontwaken. Ze monsteren je dan van kop tot teen, zich wellicht afvragend of je DNA afstamt van het land waar hun laarzen werden vervaardigd, om opnieuw weg te zinken in hun bodemloze gedachten. Hun werkhanden blijven de stok omklemmen; handen die manden hebben gevlochten, aardappelen hebben gepoot, ijzer hebben gesmeed en een oorlog hebben gevochten. Handen die ontegensprekelijk hebben vermoord maar evenzeer geliefden hebben gered en levens hebben verdedigd. Hun diep gerimpelde gezichten vertellen verhalen; verhalen die ik kan rijmen met wat ik heb gelezen over de Duitse invasie, gecombineerd met voedselschaarste, hongersnood en doffe ellende. Hier kende het beroemde Kretenzische dieet ook zijn oorsprong: leven van zaden, noten, peulen, yoghurt, olijfolie en honing. Functioneel en nutritief ongeraffineerd voedsel, boordevol vitaminen, mineralen en anti-oxidanten. Geen tierlantijnen, geen culinaire hoogstandjes, noch design bestek of kristallen glazen. Boers en onelegant voor de ene, het summum voor de andere. Wat graag zou ik met hen kunnen praten en vragen wat zich afspeelde in de olijfgaard waar ik mijn vakantiehuis heb staan. Niemand praat met hen. Ze praten nog niet eens met elkaar. Alsof zij geen woorden meer nodig hebben en niets nog bevestigd willen zien. Zij hebben wellicht geen vragen meer, zij zijn immers het antwoord daarop. Als je ooit in Kreta bent en de eer hebt deze immer rouwende en uitstervende Partizaners te ontmoeten, maak dan nooit de fout die ik ooit maakte...  Uit diep respect, uit medeleven, uit erkenning ze allemaal een glaasje Raki aanbieden. Omwille van een grote taalbarrière lukte het mij niet om de ober op gepolijste wijze mijn intenties duidelijk te maken, wat resulteerde in het feit dat ik was rechtgesprongen, elke Partizaner met de vinger had aangewezen en luidkeels "raki! raki! raki! raki! raki!" had geroepen. Ik geef toe, deze aanpak moet ongetwijfeld nogal Duitserig zijn overgekomen en ik sluit niet uit dat ik heb geklonken als een mitraillette. Geen van de oude mannetjes heeft deze traktatie willen aanvaarden. Nu, na zoveel jaar vraag ik me nog steeds af... lag het aan mijn blauwe ogen? Of aan mijn hoge zwarte laarzen?

Malotira
0 1