Zoeken

Tip

Zien is weten

[Let op, deze tekst gaat over seksueel misbruik.] Zien is weten Hij had een erectie. Verdomme, hij had een erectie! Neen, het was niet het eerste dat ik zag, misschien wel het laatste. En ik kende die erectie zo goed… God, ik had hem in mijn mond gehad, en hij vond het fijn? Hij vond het toch fijn? Dat hoorde ik toch aan zijn gehijg en gekreun? Ja, ik kende er ieder plekje van. Het eerste wat ik zag, was mijn dochter. Niet naakt, dat niet. Tussen zijn benen, dat wel. En zijn hand onder haar rokje, dat heb ik me niet verbeeld. Ik heb dat toch niet verbeeld? Zijn hand onder haar rokje. Ze leek het niet zo heel erg te vinden. Wel een beetje ongemakkelijk, alsof ze instinctief wist dat het tonen van je erectie niet op het curriculum van een vader stond. Ik sloeg de deur dicht, alsof niet hij net met zijn gore handen aan mijn dochter had gezeten, maar ik hem op masturberen had betrapt. Zijn hand onder haar rokje. Haar blik van ongemak, een heel klein beetje schaamte. Dat vergeet een moeder niet. Nooit. Hijgend stond ik voor de deur, alsof ik degene met een erectie was. Maar ik had geen erectie. Verre van! Al het bloed stroomde uit mijn hoofd, en ik moest lijkbleek zijn geweest. Daar stond ik met een nietsziende blik op die deur gericht, waar ik net mijn kind… met haar vader… haar vader! Nog geen minuut later ging de deur open. Hij was gekleed nu. De bubbel in zijn broek was nog net te zien. “Schat, het is niet wat je denkt!” Zeggen ze dat niet allemaal, wanneer het juist wel is wat je denkt? Als ze met een ander in bed liggen te flikflooien: “Het is niet wat je denkt!” Als ze al kussend een hotel binnenstappen: “Het is niet wat je denkt.” Als je ze hand in hand op straat betrapt: “Het is niet wat je denkt!” En al die dingen die niet zijn wat ik denk, hadden mij voor mijn huwelijk doen vechten. Maar niet dit. Niet dit. Ik zei niets. Ik staarde naar zijn borst, niet eens naar zijn gezicht. En kon alleen maar denken: mijn kind… met haar vader! Haar vader! “Ik gaf haar gewoon wat voorlichting… Daar had ze om gevraagd… En het is wat uit de hand gelopen.” “Uit de hand gelopen,” lalde ik hem apathisch na. Hoe kan zoiets uit de hand lopen? Met je eigen kind? Je eigen kind dat nog geen tien is: “Hier, kijk wat ik krijg van jou. Wil je het even aanraken?” Zo uit de hand gelopen? Ik probeerde me te herpakken, omwille van mijn dochter… Nu, nu echt, moest ik haar moeder zijn. Ik richtte mijn ogen naar mijn kind dat wat ongemakkelijk midden in de kamer stond, haar handen vroom tegen haar kruis, haar blik gericht naar haar voeten die schuin naar elkaar toe stonden. Alsof ze straf verwachtte. “Schat, ga naar je kamer alsjeblieft,” ik zei het zo zacht, dat het amper hoorbaar was. Ik wou vooral niet de indruk wekken dat ik boos was. Boos op haar. Ik was niet boos. Niet op haar. En eigenlijk ook niet op hem. Maar op dat moment was ook alle liefde die ik ooit voor hem had gevoeld, verdwenen. Ik voelde een intense haat, alsof ik misbruikt werd. Zoals ik het altijd had gevoeld voor iedereen die met zijn handen aan kinderen zat. Ik had nooit gedacht dat ik er één in huis had genomen. Ik boorde mijn ogen in de zijne. “Hoe lang is dat al bezig?” “Schat, er is niets bezig… Het is gewoon een misverstand.” Een misverstand? Ik had net mijn man betrapt, halfnaakt, en niet het juiste deel was naakt, met mijn kind - ik kon niet langer denken in termen van ons kind – maar dat was een misverstand. Wat was een misverstand? Zijn erectie, of zijn hand onder haar rokje? “Ik wil dat je gaat,” ik zei het zo kalm en zo koud, dat er wel ijspegels aan mijn lippen konden blijven kleven, maar als hij niet zou gaan, als hij zou tegenstribbelen, als hij ook maar zijn hand zou uitstrekken om mij aan te raken, dan zou ik hem vermoorden. Vermoorden, desnoods met mijn blote handen. Zijn huid van zijn lichaam krassen, alsof hij een konijn was dat ik vilde. “Schat…” Ik huilde. Ik had het eerst niet door. Maar toen voelde ik dat mijn kaken doorweekt waren. “Ga!” zei ik. Luider nu. Wanhopig bijna. Ik weet niet wat hij zag, maar hij stribbelde niet tegen. Mijn blik verroerde zich niet, terwijl ik hem de trap hoorde afdreunen naar beneden. Ik staarde naar de stoel in zijn kantoor. De stoel waarop het was gebeurd. Waar zo-even zijn erectie tentoon werd gesteld aan mijn kind, die nog geen erectie in levende lijve te zien moest krijgen, en al zeker niet van haar vader, een man van vijfendertig. We hadden die kamer samen ingericht. We hadden eigenlijk een groot huis. Vier slaapkamers, met twee kinderen... zou hij aan Anne, van zeven, ook? Ik mocht er niet aan denken. We hadden hem samen geschilderd. In het bruin. Hij wilde een echte mancave, met een lederen fauteuil, een tv, een computer, een eikenhouten bureau en lederen bureauzetel. Ik zou hem in die tijd, en eigenlijk tot vijf minuten geleden, alles gegeven hebben, alles vergeven hebben. We hadden na het schilderen in deze kamer gevreeën. In deze kamer had hij mij zijn erectie getoond. Of liever: ik had hem zelf uit zijn broek gehaald. Zou hij dat aan mijn dochter ook gevraagd hebben: “Net als je mama”? Ik rookte al bijna tien jaar niet meer, maar op dat moment had ik een peuk goed kunnen gebruiken. Ik moest denken aan de eerste keer dat ik hem had ontmoet. Hij was leerkracht geweest in de basisschool waar ik stage ging lopen. Hij was niet veel ouder dan ik, maar wel al afgestudeerd. Ik werd verliefd op de manier waarop hij met de kinderen omging: eindeloos geduldig was hij, en alles konden ze aan hem vragen. Toen dacht ik: zo’n leerkracht wil ik ook worden, een baken van hoop voor de kinderen… Een steunpilaar, die hen altijd serieus zou nemen, wat ze ook te vertellen hadden. En dat werd ik ook. Zijn vrouw werd ik twee jaar later. Het geduld dat hij met de kinderen had, had hij ook met mij, want ik kan best wel irritant zijn. Ik kon me geen betere vader voor mijn kinderen indenken. Heel dat beeld was nu niet meer dan een sprookje van lang geleden. Hoeveel kinderen? Hoe vaak? Ik zag hem niet langer als een zorgzame leerkracht, liefdevolle vader. Ik zag hem als een roofdier, op zoek naar een prooi. Een wolf in schaapskleren. Ik snikte nu. Ook dat had ik in het begin niet door. Maar toen hoorde ik mezelf. En ik maande me meteen aan te stoppen. Ik had geen tijd voor verdriet, of angst, of voor welke emotie dan ook. Nu moest ik er zijn voor mijn dochter. Mijn dochter van negen… Die net de erectie van haar vader had gezien. Zijn handen had gevoeld. Hoe moest ik dit in godsnaam aan haar uitleggen? Ik nam gulzig adem en veegde mijn wangen droog, alvorens ik naar haar kamer slenterde. Ze zat op het bed, bijna zoals ze in de kamer had gestaan: haar handen zedig gevouwen op haar schoot, haar voeten naar elkaar toe, haar blik daarop gericht. Ze had een wit jurkje aan, die afgewerkt was met kant. Ze knarste haar tanden, ik zag het aan de beweging van haar mond. “Het spijt me, mama.”

Malakh Ahavah
195 3

In het spoor van verwondering

"Snel, klauter omhoog.” kirde ze. Enthousiast bewoog ze en wees, op een manier dat ze niet naar beneden tuimelde. Ze leidde enkel met haar scherpzinnige blikken en handgebaren haar broer de weg naar de top. Die bereikte hij verbazingwekkend snel voor een zevenjarig ukkie. Hij zette zich voorzichtig naast zijn zus neer. Hoog verstopt in de toppen zaten ze veilig, leunend tegen de ruwe stam van de zomereik. Reikhalzend tuurden ze over de boomkruinen, naar het uitgestrekte landschap dat zich voor hun ogen kenbaar maakte. Het betoverde hen. “Welke geheimen verbergt dit allemaal?”, dacht Simon bedeesd, al speelde er een kleine grijns om zijn lippen, die volledig wees op een naderend avontuur. Hasse liet haar blik meevoeren, mee met de pikzwarte raaf, die zich loom liet meedrijven op de warme luchtstroom. Het vloog haast tegen de late zomerzon aan, maakte haar kinderlijke fantasie haar wijs. “Psst!”, een hand zwaaide voor haar ogen. Simon haalde haar uit haar dagdromen. “Hasse, kijk.”, fluisterde hij haar toe, zijn pientere ogen straalden.  Simon wees trillend van opwinding naar een plek vlak onder hen. Hasse’s ogen scanden de dichtbegroeide omgeving en reikten naar de open vlakte verderop. Rechts van haar zag ze een frivool fladderende vlinder. Een bont zandoogje, wist ze. Het vloog lustig in het rond, tot het landde verder weg.  Toen zag ze het. Simon’s ogen kleurden in allerlei tinten, vol verwondering. Daar liep het. Een schim, struinend doorheen de bomen, geen acht werpend op de twee mensenkinderen hoog verstopt in het nog dunne bladerdek. Het wurmde zich elegant door de lage begroeiing. Doorheen de duinen versnelde het van tempo. Alsof het zich haastte om de laatste toegangspoort die de weg tussen land en zee scheidde te bereiken. Sporen waren het enige wat het achterliet, ook al verdwenen deze al even snel als ze achtergelaten werden. De scherpe zeewind kende geen genade en nam alles wat op haar pad kwam met zich mee. Als een wervelwind belicht door de al laagstaande avondzon stuwde het de schim vooruit. Dat gaf het een verbazingwekkende kracht, of zo leek het toch voor Hasse en Simon. Of gaf het hen juist moed? Hasse zag hoe haar anders zo voorzichtige broer haast als een zwaluw naar beneden vloog. Een donkerbruine bos krullen was het laatste wat ze van hem zag. “Simon, wacht toch!”, maakte ze haar boos.  Met een laatste blik naar de hemel gericht, zag ze hoe een buizerd hoog boven haar zweefde. Het was alsof de roofvogel haar het vertrouwen gaf dat ze juist in dit onzekere moment nodig had. Met een lynx-achtige sprong, waarvan ze zelf niet wist dat ze deze bezat, landde ze op de zanderige ondergrond. Ze rende en rende, door de duinen die haar stevig vertraagden. Toch, was ze sneller dan ze ooit had durven dromen. Simon rende vrolijk verder. Hij had een doel, even vergat hij zelfs dat hij een zus had. Tot ze lachend en brutaal grijnzend hem voorbij stormde.   “Ik ben sneller, haha. Bedankt om me te vergeten.”, lichtjes nijdig stak ze haar tong uit en weg was ze. Simon remde zijn snelheid af en staarde licht beteuterd voor zich uit. Hij zag nog net hoe een paar stevige kuiten de heuvelachtige duin omhoog renden. “Pfff.”, hij wiebelde en viel. Een tapijt van lamsoor ving hem op. Met een knikje bedankte hij de zoutminners in stilte.  Eénmaal de top van de torenhoge duin bereikt, zag hij zijn zus rustig en dromerig voor zich uit staren. Puffend kwam hij tot bij haar en ze gebood hem om naast haar te komen zitten, zonder haar blik af te wenden van datgene wat Simon niet meer opmerkte. Tot hij keek en zag.  De schim liep op een draf langs de kustlijn. Het liep synchroon met de gloeiende zon, die verdween in de golven van de kalme zee. Ook al kwam de zeespiegel hoger dan ooit en hielden de dijken voorlopig stand, deze twee kinderen die opgegroeid waren in de buurt van het Zwin Landschapspark waren gewend aan de extremen waar ze werden aan blootgesteld. Toch, wie goed keek, zag in de verte - en overal - tekenen van een duurzame vooruitgang en ook vandaag, liet de biodiversiteit het niet afweten. Broer en zus zaten zo een hele tijd, naast elkaar leunend, tot de schim enkel nog maar een vage vlek was. Het donker viel, de sterren kwamen op en zij waren verzonken in het moment en in de gedachte dat wat ze vandaag hadden meegemaakt wel heel bijzonder was.

Zonsondergangdromen
54 0