Zoeken

Het einde

Ik heb nergens pijn behalve in mijn brein. Het is tien na één ’s nachts en het is koud en pikdonker. Ik ben de rust zelve. Geen opwinding of zo. Ik doe m’n kaki broek van Fjällräven aan en Bridgedale sokken. Ik kies voor de zware bergbotinnes.  Het Albertkanaal is zes minuten wandelen. Ik neem een stuk touw mee, zodat ik mijn wandelschoenen aan elkaar kan knopen. Ik kan dat niet meer gaan watertrappelen of zwemmen. Ik wil verdrinken in het koude water. De echtgenoot van mijn zus beweert dat je aan de rand van de vaart gewoon kan staan. Ik denk dat de vaart diep genoeg is om te verzuipen. Daarna is er niks. Aan de trap op het einde van de straat steek ik al mijn zakken van mijn broek en Adidasvestje vol met steentjes. Ik verwacht niet dat ik nog wandelaars of fietsers ga tegenkomen. Het is halve maan en ijskoud. Op de rand van de vaart knoop ik mijn wandelschoenen stevig aan mekaar. Ik ben lichtjes zenuwachtig, maar vastberaden. Het water lijkt zwart. Ik laat me in het koude water glijden en duw me met mijn vastgebonden schoenen van de kant. Heel even schiet ik in paniek en probeer te trappelen. Ik maak idiote zwembewegingen met mijn armen. Daarna ga ik kopje onder en doe een slok water binnen. Ik verzuip. Ik ben vrij. Op mijn bondig afscheidsbriefje, dat ik gisteren schreef, staat ongeveer hetzelfde als bij de eerste zelfmoordpoging:                                J’en ai marre.                                Draag alsjeblief zorg voor het creatieve werk. Dankjewel.                                  Fernand

Hubert Grimmelt
4 0