Zoeken

8. Het Kleurloze Kasteel (Energie is leven! Slogan van de dag)

Eén welgemikte stomp in zijn zij maakte brutaal een eind aan zijn vechtlust. Hij snakte naar adem, verloor zijn mes in de modder en gleed uit. Handen grepen naar hem, trokken hem uit de Put en pootten hem op zijn knieën in het midden van de kring. Zijn armen werden nogal ruw op zijn rug getrokken en daar gehouden.  'Bravo. Flink gevochten.' Er werd geklapt. Munten gingen over van de ene hand naar de ander, hij had het duidelijk goed gedaan.  'Laat me gaan!' brieste Elion, die ondanks zijn netelige situatie zijn oog strak op zijn innerlijk klok hield en zijn tijd snel ingekort zag. Cornélia zou het vlees van zijn botten ranselen als hij de afspraak miste. Hij schudde de druppels uit zijn haar, wat niks veranderde aan zijn beeld en het leverde hem alleen een barstende koppijn op. Ze waren allemaal, zonder uitzondering, groter dan hem. Mensen, ooit eens, zo vermoedde hij. Ook al zou geen mens hen nog als soortgenoot erkennen.  Restjes van de Put. Zijn ontzetting won het van zijn woede.  'Het spijt me,' mompelde hij, zonder te weten waarom. Dit volk, samengesteld uit ledematen en onderdelen van diegene die op de tafel stierven, of in de kooien, of aan de galg of... 'Jaja, er waren veel manieren,' onderbrak de beleefde stem hem kortaf. De spreker drong door de verwrongen lijven van zijn soortgenoten en nam pal voor Elion plaats. De benen een beetje uit elkaar, de voeten stevig in de modder. Elion keek op, hij kon niet anders en stelde zijn blik wat scherper. 'Je kent de verhalen, jonge dief. Jouw gezicht spreekt boekdelen. Het is Energie als dat van jou die ons voedt. We zien hier talloze verdwaalde sukkelaars met een verstofte vorm van magie maar jij weet er wel weg mee, is het niet? Energie is leven!' 'Energie is leven!' brulden de anderen gehoorzaam, zodat Elion stomverbaasd opkeek. 'Zet die leuze op een t-shirt en laat mij gaan, mijn Energie is verziekt door stuiterkruid,' stelde hij vriendelijk voor, met een kalmte die helemaal niet bij zijn wild kloppende hart paste. 'Ik heb een verslavingsprobleem, beweert mijn vriend. Ik heb waardeloos bloed, ik zweer het.' 'Jouw vriend heeft gelijk, ik ruik het stuiterkruid tot hier. Maar dat is niets meer dan een extra smaakje, maak je geen zorgen.' Tot zijn verbazing lieten zijn twee bewakers hem plots los. Elion wreef misnoegd over zijn pijnlijke polsen. De man hurkte voor hem neer, zijn misvormde opnieuw samengestelde gezicht op nog geen drie centimeter van Elion. Hij staarde gefascineerd naar de puzzel. Hij voelde vooral medelijden met de verwrongen figuren, niemand koos voor deze manier van leven.  'O wauw,' mompelde hij. Hij stak, zonder nadenken zijn hand uit. Zijn vingers gleden onderzoekend over het misvormde gezicht. De man grinnikte. 'Jij weet er ook wel iets van.' Hij greep Elions hand en knikte naar de vermiste vinger. 'Diefstal?' 'Hmmm, de eerste en de laatste keer dat ik betrapt werd.' Elion haalde nonchalant zijn schouders op. Hij trok zijn hand terug met het gevoel van de kouwe, taaie huid nog in zijn vingertoppen. 'Jij bent een uitermate vreemde jongen,' rommelde de man. 'Ik zag nog nooit blauwe ogen,' weerlegde Elion ademloos. Iedereen die hij kende had grijze ogen, typerend voor het Volk. Alleen zijn kleine broer had een stel groene. 'Ze zijn mooi, wel, uw rechteroog is mooi.' Het andere zakte een beetje door en was waterig. 'Blauwoog, om u te dienen,' grinnikte de man. Hij neeg het hoofd in een galant gebaar.  'Echt?' Elion giechelde opgelaten. 'U kon niets beter verzinnen dan dat?' 'Heel vreemde jongen,' herhaalde de man met een lach.  'Dit is mijn laatste job,' deelde Elion plots mee met het idee dat praten hem uitstel kon geven. 'Typisch dat die in het honderd moet lopen. Een burgerlijk leven is me niet gegund.' Zolang hij maar kletste, kwam alles goed. Hij knikte naar de rugzak. 'Het was een opdracht van het Trappendal, weet u. En mijn bazin is echt...' Blauwoog schonk hem een droeve blik. Elion viel stil, zijn hoofdpijn had helse proporties aangenomen, hij kon met moeite nog helder denken. 'Ik heet Elion.' Hij stak zijn hand uit. Hij wilde al helemaal niet naamloos doodgaan.  'Ik weet wie je bent, Elion de Dief,' herhaalde de man tot zijn verlegenheid. 'Je hebt hier een reputatie.'  'Ik voel me vereerd.' Elion keek de man strak aan. 'Mag ik dan nu gaan? Ik ben al veel te laat.' Hij raapte zijn rugzak op, trok zijn doorweekte shirt recht en glimlachte verontschuldigend. 'Kunt u gewoon niet doen alsof u mij niet hebt gezien? Ik vertel het heus niet verder.' 'Sorry, jochie, dat gaat zomaar niet. Ik zal jouw bezoekjes missen.'  Er kriebelde een ongemakkelijk idee, ergens helemaal achteraan zijn schedel. Hij veegde zijn bezwete handpalmen af aan zijn vuile broek. 'Meneer De Boze verwacht je intussen. Je bent gezien door Lafyra, er is geen ontkomen meer aan. Maak dit niet moeilijker dan dat het al is.' Blauwoog zuchtte verslagen: 'Ik hou er niet van om jongeren over te dragen.' 'Doe het dan niet,' stelde Elion haastig voor. 'Ik wil uw nachtrust niet verpesten. Ik zweer dat ik nooit meer terugkom. Ik wil naar huis, meneer.' De tranen sprongen ongevraagd in zijn ogen en hij veegde ze met een vuile hand weg. 'Ik wil naar huis.' 'Daar had je iets eerder aan moeten denken, lieve jongen. Lafyra duldt geen vuile vlekken op haar meubels.' Blauwoog zijn goede ogen vulde zich met oprechte warmte. 'Jij hebt zeker weten vlekken gemaakt. Bloed maakt vlekken die niet meer uitgaan. Dus je begrijpt dat ik je moet aangeven.' 'Maar... voor wat bloedvlekken?' (Wordt misschien vervolgd... deel 1 is bijna rond, bedankt voor uw aandacht.)

Kat.
2 1

De Reis van Aurion en de Sterren tranen 

In een mystiek woud genaamd Sylvana woonde een jonge elf genaamd Aurion.  Hij onderscheidde zich van zijn soortgenoten door de gave van het begrijpen van de fluisterende stemmen van de bomen en de taal van dieren.  Deze bijzondere gave vulde zijn dagen met verwondering en nieuwsgierigheid, en het was deze nieuwsgierigheid die hem op een onvergetelijk avontuur zou sturen. Op een stralende ochtend, toen het zonlicht door de dichte bladeren van Sylvana sijpelde, hoorde Aurion een fluistering in de wind.  Een oude wilg, met zijn takken als kronkelende armen, vertelde hem over een lang vergeten schat diep verborgen in het hart van het betoverde woud.  Het was een kristal, bekend als de "Sterrentranen," die de verstoorde harmonie van de natuur kon herstellen.  De roep van het avontuur weerklonk in Aurions hart, en vastberaden besloot hij op reis te gaan. Zijn eerste metgezel was een wijze havik genaamd Lyra, die hoog in de toppen van Sylvana haar nest had gebouwd en de eeuwenoude verhalen van het woud kende. Samen begonnen ze aan een reis die hen door weelderige valleien, langs kabbelende beekjes en over met dauw bedekte bergkammen voerde.  Onderweg voegde zich een nieuwsgierige wasbeer genaamd Thistle bij hun gezelschap, aangetrokken door de onverklaarbare energie die Aerion met zich meebracht. Terwijl ze dieper het woud in trokken, ontmoetten ze magische wezens die hen hielpen of hen op de proef stelden.  Soms leken de bomen zelf te spreken, hun bladeren ritselden met geheimen en wijsheid.  Elke uitdaging, elke ontmoeting, versterkte de band tussen de reisgenoten en voedde de vastberadenheid van Aerion om de Sterrentranen te vinden. Na dagen van reizen bereikten ze een betoverend meer, omringd door nachtbloemen die alleen in het maanlicht openden en een bedwelmende geur verspreidden. In het midden van het meer doemde een eiland op, omringd door een zachte gloed.  Op dat eiland stond de legendarische Zilverlinde, die met haar takken naar de sterren reikte en de bewaker was van de Sterrentranen. De boom begroette hen met een zachte bries en onthulde dat alleen een zuiver hart de Sterrentranen kon aanraken. Aurion, gedreven door zijn diepe liefde voor Sylvana, strekte voorzichtig zijn hand uit naar de glinsterende kristallen.  Op het moment dat zijn vingers de Sterrentranen aanraakten, verspreidde een stralend licht zich door het woud, verdreef de duisternis en herstelde de natuurlijke balans. Met de Sterrentranen veiliggesteld, keerden Aurion en zijn metgezellen terug naar hun elfendorp als helden. Sylvana, die eerder in een sluier van somberheid was gehuld, begon weer op te leven.  De nachtbloemen bloeiden met nieuwe pracht, en de dieren leken te dansen van vreugde. Aerion besefte dat zelfs de kleinste wezens, met moed, vastberadenheid en de steun van vrienden, een wereld van verschil konden maken. Het verhaal van Aurion, de elf met de gave van de taal der bomen, verspreidde zich als een zachte bries door Sylvana en werd een legende van moed, vriendschap en de eeuwige kracht van de natuur, doorgegeven van generatie op generatie, als een bron van inspiratie voor alle bewoners van het magische woud.  En zo leefde het verhaal voort, als een lied gezongen door de bladeren van de eeuwige bomen, vastgelegd in de geschiedenis van Sylvana.    

BrameetHam
5 0

7. Het Kleurloze Kasteel (Bedankt voor Elion, Alice. Hij is prachtig!)

'Je had best eerder mogen komen, je bent knap,' ritselde het stemmetje opgelaten. 'Mag ik dat zeggen of breng ik je nu in verlegenheid?' 'Euh...' Elion wist helemaal niet meer hoe hij het had. Hij drukte zijn hand bezorgd tegen de schijnende bult achter zijn oor. 'Dat mag, vermoed ik. Bedankt.' 'Ik heet Orfà, trouwens,' ging het vrolijk verder. ' En jij? We kunnen beter vrienden worden, nu je hier bent.' 'Uw dienaar, Orfà, ik heet Elion.' Hij maakte een lichte buiging waarop ze giechelde. 'Dit was bijzonder verrassend en vleiend maar ik moet echt weg. Mijn bazin slaat me halfdood als ik te laat kom.' Hij knipte met zijn vingers. De knetter vormde een kring van vonkjes. Elion kneep zijn ogen tot fijne kiertjes: daar, net buiten zijn knetter, stond een lange donkere figuur naar hem te kijken. Ze was akelig mager en in een vormeloze jurk gehuld. Haar lange, bleke ledematen hadden een huidskleur die hij alleen kende uit verhalen: wit met blauwachtige vlekken op de huid.  Hij hapte naar adem. Putvolk. Het woord hamerde pijnlijk aan de binnenkant van zijn schedel.  'O,' kirde Orfà opgewonden zonder zich iets aan te trekken van zijn blik. 'Jij bent de Knetterdief.' 'De wat?' Hij trok grote ogen.  'De Knetterdief! Het is de Knetterdief! Hierheen, ik heb de Knetterdief!' 'Stttt, Orfà, alsjeblieft, niet zo luid,' piepte Elion angstig. Hij keek omlaag en zijn hart miste een tel of drie: hij stond pal op de Put.  Alle bloed trok uit zijn wangen: aan de rand van de modderpoel, onttrokken aan het zicht door de gietende regen, herkende hij de vage omtrekken van de typische, uit afval opgetrokken hutten. Hij kon zichzelf wel slaan, in al zijn haast had hij dit detail over het hoofd gezien. De bult op zijn hoofd pulseerde zachtjes mee op het snelle roffelen van zijn hart, het maakte hem een beetje misselijk.  'Ik ruik bloed.' Zijn nieuwe kennisje snuffelde overdreven. 'Ben je gewond?' 'Nee, alleen wat gedeukt. Ik ben gevallen en tegen een stoel geknald. Er zit een gat in mijn hoofd,' antwoordde Elion zonder erbij stil te staan. Egga moest er zeker naar kijken, dacht hij. Hij zou een uitbrander krijgen, ze was een overbezorgde moeder, maar daarna misschien chocomelk, gevolgd een heerlijk warm bad. 'Misschien kan ik voor zonsopgang nog naar De Donderklif,' maakte hij het rijtje van leuke vooruitzichten af. Hij glimlachte bij het idee van Serafijns handen onder zijn hemd, zijn stem in zijn haren, die hem zou vertellen dat hij Elion gemist had en... BENG  Hij veerde plots recht, brutaal uit de roes gewekt. 'Wat was dat?' Elion wreef ruw over zijn gezicht om bij de les te blijven, wegdromen op de Put was een superslecht idee! Hij kon jammer genoeg geen enkel goed idee bedenken. Er volgde een twee luide knal en hij hopte geschrokken op: het was het geluid van een dichtslaande deur.  En nog ene. En nog ene. Elion wenste dat hij kon oplossen in de regen, zachtjes verdwijnen zonder sporen na te laten. 'Orfà, alsjeblieft, laat me gaan. Ik doe alles wat je wil maar laat me gaan,' smeekte hij, intussen een beetje wanhopig, er leek geen einde te komen aan deze nacht. 'Niet bang zijn.' Ze klonk oprecht bezorgd. 'Het doet geen pijn. Lafyra weet hoe het moet, ze doet het al eeuwen.'  Hij kon zijn eigen angst ruiken, scherp en nieuw. Ze keek hem met grote, droeve ogen aan. 'Ik hoop dat ze je daarna in het graf gooit. Volk met een sterk gestel klimt er meestal weer uit als Lafyra genoeg heeft overgelaten, Elion de dief.' De nonchalante toon joeg pijnlijke rillingen langs zijn rug. 'Dan word je eentje van ons.' Ze wees naar de grond onder zijn voeten. Elion opende zijn mond, vond niet genoeg speeksels om een geluid de maken en klapte het weer dicht. 'Het is zo slecht nog niet. Je mag bij mij wonen tot je een eigen stekje gemaakt hebt.' Aan de rand van de Put, net buiten de kring van zijn knetter, doken steeds meer reusachtige, kromgetrokken figuren op tot ze in een kring rond de modderpoel stonden, rond hem. Ze droegen dikke stokken, hooivorken en kapmessen. Elion tastte naar zijn eigen mes, woog het in zijn hand en zette zich schrap. De misselijkheid golfde door zijn lijf en hij klemde zijn kaken op elkaar om niet toe te geven aan de angst.  'Laat me door,' snauwde hij, zwaaiend met zijn mes, met een dapperheid die hij helemaal niet voelde.  'Kijk eens aan. Volk kruipt meestal huilend en jammerend in elkaar. Dus jij bent het diefje. Hoe oud ben je, jochie?' Het was een verrassend beschaafde stem die het woord nam. Elions ogen gleden over de groep, hij had geen idee wie gesproken had. Tientallen gezichten loerden naar hem, hongerig. Gretig, alsof ze zijn lichaamsdelen al aan het verdelen waren. De ene zijn ogen, de ander zijn pink... 'Oud genoeg om geen jochie meer genoemd te worden,´ bromde Elion ´n beetje gekwest. ´Kom maar op!' Hij keek hen uitdagend aan. 'Je hebt de snotneus gehoord, pak' em.' Ze stormden, dwars door zijn kring van licht naar voor om zich als één man bovenop hem te storten. Elion vocht, schreeuwde, stampte, stak waar hij kon maar was helemaal niet opgewassen tegen hun enthousiasme. Orfà gilde geschrokken maar ze was dan ook de enige. Er werd gejoeld en gelachen. Hij verweerde zich met alles wat hij nog in zich had, niet van plan hier op zijn bek te gaan terwijl er in zijn ooghoeken weddenschappen werden afgesloten of hij het al dan niet nog een minuut zou volhouden. 'Maak er een eind aan. En neem die rugzak mee, wat hij ook gestolen heeft, we brengen het terug,' beval de zachte stem, niet onvriendelijk. 'Lafyra de Waanzinnige verwacht hem.'   (Wordt, overmorgen, vervolgd)

Kat.
2 1

Deeltje 6. Het Kleurloze Kasteel (We gaan ervoor!)

Hij hurkte neer op de bovenste trede, met zijn armen gestrekt boven zijn hoofd en veerde plots overeind. Boven hem knalden de planken uit elkaar. Elion stootte een kreet van vreugde uit en wrong zich door het versplinterde hout een weg naar buiten. Hij stond op de oude wachttoren en de regen sloeg hem in het gezicht.  Piep.... krak....piep... krak... piep... Hij spitste zijn oren: er hing een metalen kooi, droevig heen en weer te schommelen in de wind. In de kooi lagen de restanten van de laatste pechvogel, die er duidelijk langzaam in was vergaan. Elion wierp een opgejaagde blik naar het luik.  'Sorry maat,' fluisterde hij. Hij klom op de muur, balanceerde op de houten balk waar de kooi met ringen aan was vastgemaakt en ging boven op de kooi zitten. De wind rukte aan zijn vel. Hij zette zich schrap, bestudeerde de ringen en besloot dat die hem wel zouden houden. Hij bond zijn touw rond de spijlen van de kooi, trok zijn handschoenen weer aan en sloeg zijn voeten rond het touw. 'Hier gaan we.' Hij gleed langzaam naar beneden, voorbij de dievenkooi, waar een schedel hem stomverbaasd aangaapte. 'Dief!'  Hij keek als gestoken op. Het zweet gutste van zijn gezicht en vermengde zich met de regen tot zijn ogen prikten van het water, maar niet voordat hij de donkere figuur boven op de muur had gezien. Hij schatte de afstand tot de grond en besloot dat het niks uitmaakte, hij stortte liever te pletter dan te eindigen op de snijtafel. Hij liet los en landde onhandig op zijn voeten waarbij de zompige bodem gelukkig de grootste klap opving.  'DIEF!' Elion vloog ervandoor, het Kleurloze Domein over, dwars door beekjes en velden zonder zich echt te bekommeren om zoiets onbenulligs als richting. Hij sprong over een grachtje, schatte de afstand verkeerd in waardoor hij pardoes op zijn rug in de modder belandde. 'Jakkes!' Elion spoog de drek uit. Hij onderschepte zijn muts, die als een dood diertje ronddobberde en gebruikte hem om zijn ogen uit te wrijven. 'Mijn rugzak!' Elion kroop op handen en knieën door het beekje en tastte blind in het rond. 'Waar is die rugzak?' Hij ploeterde nerveus rond en vond de rugzak wat verderop, dobberend tegen de rand. Hij kreunde van opluchting, hij kon en mocht Cornélia niet onder ogen komen zonder buit. Elion frunnikte nerveus met de slotjes. Hij tuurde in de rugzak: de schedel lachte hem toe, veilig in zijn nestje van Elions trui. Die had het duidelijk naar zijn zin.  'O goeie genade, doe dat nooit meer.' Elion keek de schedel bestraffend aan en snoerde de rugzak stevig dicht. Hij klauterde uit het beekje, druipend tot en met. Elion trok met een zucht zijn shirt uit en wrong die goed uit. De regen beukte nu op hem neer. Hij staarde dwaas naar het natte shirt en trok het huiverend weer aan. Hij was verkleumd tot op het bot. 'Waar ben je mee bezig, het regent, idioot, het wordt zo weer nat.' De hoofdpijn knetterde aan de binnenkant van zijn schedel. Hij drukte behoedzaam tegen de jaap achter zijn oor en keek beteuterd naar het bloed aan zijn vingertoppen. 'Ik heb koud,' klaagde hij, tegen niemand in het bijzonder. 'Waarom regent het nooit met lekker warm water?' 'Ik zal het navragen.' Hij dook pijlsnel in elkaar, speurde de omgeving af maar het was onmogelijk om scherp te zien.  'Wie is daar?' Hij schraapte zijn keel, verjoeg de kikker die er zat en vroeg het nogmaals, op vastere toon. 'Warme regen, leuk idee, ik zal het navragen,' herhaalde het stemmetje vrolijk.  Elion grabbelde naar de rugzak.  'Niet weggaan, dief. Bezoek is hier zeldzaam. En je bent leuk om naar te kijken als je jouw shirt uittrekt. Doe nog eens.' Elion verslikte zich, zijn angst maakte plaats voor het gevoel dat hij in het ootje werd genomen.  'Ik heb een afspraak.' Hij toverde een glimlach op zijn gezicht, als hij dan toch communiceerde met onzichtbare of niet aanwezige aanwezigheden, kon hij beter vriendelijk voor de dag komen. Hij zou zweren dat hij iemand diep hoorde zuchten, van dat zwijmelend zuchten. Zijn wantrouwen groeide. 'Niemand verlaat de Put, schatje,' gniffelde de wind. 'Toch niet in één geheel. Volk of mens?' 'Euhm... ik wist niet dat er opties waren.' De vraag zorgde voor een kortsluiting in zijn brein. 'Natuurlijk wel. We krijgen hier van soorten. Je ziet er Volk uit, ik herken de huidskleur en dan dat rode haar, zo grappig. Heeft al het Volk rood haar of alleen jij?' 'Euh...' Elion trok verlegen aan een lok die vanonder zijn muts kwam gekropen. 'Er zullen er nog wel zijn.' 'Ben je hier uit de buurt, zoals die andere?'  'Nee, niet echt. Luister... wacht even, welke andere?' Elion wreef ruw over zijn gezicht om alert te blijven. 'Bedoel je de concurrent, want die is nog binnen. Zal wel dood zijn intussen.' Alle haartjes op zijn lijf stonden overeind. Hij slikte moeilijk en negeerde het beeld dat zich ongevraagd aan hem opdrong. 'Niet mijn schuld, toch?' 'Dacht ik al,' ging het onverstoorbaar verder, zonder zich iets aan te trekken van Elions gebrabbel. 'Je bent een beetje klein en mager voor een Trappendaler. Die dwalen hier de laatste tijd regelmatig rond. Maar jou heb ik nog nooit gezien. Ben je nieuw?' 'Nee, ik ken de weg. Ik laat me meestal niet zien,' bromde hij. Hij rechtte zijn rug in een poging er enkele centimeters bij te doen. 'Vandaag is gewoon geen goede dag. Ik ben geen Trappendaler dus mag ik nu gaan?' 'O, natuurlijk niet,' lachte het stemmetje. 'Je bent er pas...' (Wordt vervolgd, anderhalve pagina per keer)

Kat.
14 2

5. Het Kleurloze Kasteel. (Waarin schedels gestolen worden)

En hoewel hij, volgens de verhalen en getuigenissen een drukbezet spook was, had Elion nog nooit zijn pad gekruist. Hij gleed van de stoel en sloop geluidloos naar de hoge, robuuste vitrinekast. Ze stond plompverloren in het midden van de zaal. De opdracht was simpel: kast openbreken, ding ophalen, kast afsluiten, wegwezen en pakje afleveren op de ontmoetingsplek. Hij slenterde met een kennersoog rond de kast en viste zijn spullen uit de rugzak.  De vlameik verspreidde nog steeds een aangename gloed wat hem genoeg licht bezorgde, iets waar Elion bijzonder dankbaar voor was. Hij knipoogde naar de stoel voordat hij zich op het slot toelegde. Zijn vingers zochten naar de handtekening van de smid. Elion kende zijn sloten: het was vakliteratuur en hij was dol op de puzzels. Hij wiste het zweet uit zijn ogen en zette zich aan het werk: hier was hij goed in, glimlachte hij bij zichzelf. Maar hij slaakte een zucht van opluchting toen het slot openklikte, hij brak al jaren in en voor het eerst besloop hem het bijzonder onaangename gevoel dat hij niet alleen was. Hij gluurde snel over zijn schouder waar hij min of meer de concurrent verwachtte. 'Waar is die gast gebleven?' Hij veegde zijn bezwete handen af aan zijn broek. De kastdeuren waren zwaar: donker glas in loden kaders. 'O, dat is onverwachts,' fluisterde hij, met een vriendschappelijk blik op de vlameik. 'Kijk eens aan.'  Op iedere plank stonden er een aantal schedels keurig uitgestald, ze staarden hem aan met hun lege kassen, de ene hoopvol, de ander vol verwijt. 'De derde op de derde schap is mijn opdracht.' Zijn vingertoppen lieten smerige, bloederige afdrukken na op het witte bot. 'Sorry daarvoor, ik ben Elion. Ik breng je naar huis.' Hij trok zijn trui uit, wikkelde de schedel er stevig in en stopte het pakje in zijn rugzak. Daarna sloot hij de kast weer af. 'Tot later. Licht me nog even bij tot ik weg ben, goed?' Hij salueerde naar de stoel, raapte het gevallen touw op en propte dat eveneens in zijn ruzak. Daarna koos hij dezelfde richting als waarin Niet Aanwezige Serafijn was verdwenen. Elion begon te rennen, zijn innerlijk klok vertelde hem, nogal opdringerig, dat zijn tijd erop zat. 'Dief!' De muren kraakten onder de brul. Elions hart sprong tot in zijn keel. De angst gierde door zijn lijf. Het stuwde hem vooruit, langs de vlameik, dieper de donkere buik van het Kasteel in waar licht een onbekend fenomeen was. De duisternis was compleet. Hij vloog, met bonkende hoofdpijn, door gangen en kleine kamers en struikelde over de gebarsten tegels. Hij belandde plat op zijn buik op de grond, vervloekte alle tegelleggers en krabbelde overeind. Hij was zijn richting kwijt. Er was alleen zwart, de geur van stof en zijn eigen dreunende hartslag. Elion aarzelde slechts één tel. KNIP De knetter sputterde onwillig. Daar in de hoek van de nauwe gang waarin hij gestrand was, zat een deur. Of er had een deur gezeten, er bleven slechts enkele planken over. Elion kreunde van opluchting en koos zonder aarzelen voor het ongastvrije deurgat. Hij gooide zijn rugzak over één schouder en sloeg er beschermend zijn armen omheen. Als de buit brak, kon hij zijn geld wel vergeten. Dief! Het rolde als een donderslag langs de muren. Elion kromp in elkaar toen het geluid hem bereikte. Het sloeg letterlijk de lucht uit zijn lijf. Hij schopte tegen de losse planken en wurmde zich door het gat. De lucht rook vochtig en zuur. Elion ademde zwaar, het zweet droop van zijn gezicht en prikte in zijn ogen. Hij gluurde, vanuit zijn plekje achter de deur. Er was niks te zien. 'Rustig maar,' prevelde hij, met zijn ene hand op zijn borst gedrukt. Zijn hart ging wild tekeer.  Hij haalde het plan van het Kasteel voor de geest en kwam tot de conclusie dat hij in één van de wachttorens stond. Hij holde de trap op, het was een eindeloze stenen draaitrap. De wanden en onregelmatige treden waren begroeid met weelderige klimplanten. Hij vocht zichzelf een weg naar boven, grommend van inspanning en frustratie toen zijn voet voor de zoveelste maal bleef hangen. 'Uit mijn weg,' siste hij nijdig. De plant had er geen oren naar: hoe hoger hij klom, hoe moeilijker het werd. Eénmaal boven wachtte hem een grote ontgoocheling: de trap eindigde zo goed als tegen het houten plafond. Er was geen uitweg. 'Getver!' Elion keek in paniek rond. Zijn knetter vulde de ruimte rond de bovenste treden. Hij spitste zijn oren: het regende buiten, hij hoorde het zachte tikken, vlak boven zijn hoofd. Elion hief zijn hoofd op en grijnsde breed. Boven hem sloten de oude, rotte planken niet zo goed aan. Hij volgde met zijn vingers de groeven tussen het hout en begon te wrikken maar hield daar al snel mee op. Hij spitste zijn oren. Onder hem klonken lichte, snelle voetstappen. Iemand rende de trap op, ongehinderd door welke plant dan ook. Elion hield zich doodstil. Zijn ogen flitsten over de trap waarop hij koortsachtig aan de planken begon te sjorren. ´Komaan, komaan...´ smeekte hij wanhopig. 'Dief!' Elions keel snoerde dicht van angst: Azamerik was, zo had hij in Tras gelezen, verzot op de laatste hartklop van een door Energie doordrenkt hart. Elions hart was nu vooral doordrongen van paniek, wat waarschijnlijk ook heerlijk smaakte voor een hongerig spook. 'Ik heb daar geen zin in,' fluisterde hij tegen Niet Aanwezige Serafijn, die nonchalant met zijn handen in zijn zakken, tegen de muur geleund stond.  'Dan zorg je beter dat je wegkomt, lief,' glimlachte hij. 'Ze komt eraan.' (Wordt vervolgd)

Kat.
9 1

4. Het Kleurloze Kasteel. (Voor Alice... bedankt voor de feedback!)

Elion lachte breed: 'Ik doe die klim al jaren, ik val niet.' 'Goed, je kreeg wat hulp maar dat is mijn punt niet. Je kunt niet doodgaan op deze plek. Buiten wacht de Put op jou en eerlijk,' Serafijn kwam soepel overeind en kuste hem. 'Ik zal het niet waarderen als één of andere samengestelde kerel jouw lichaam verminkt omdat die nood heeft aan een nieuwe navel of linkerhand. Ik ben op beide lichaamsdelen gesteld.' Elions wenkbrauwen schoten verbaasd de hoogte in. Hij had nog niet aan de Put gedacht. Hij keek Serafijn meewarig aan. 'De Put bestaat niet meer,' zei hij op belerende toon. 'Er worden echt geen lichamen meer gedumpt. Heb jij niet opgelet in de les?' 'Wat ben jij toch naïef, best charmant maar een gevaarlijke combinatie met jouw levensstijl, jongen.' Er speelde een glimlach rond Serafijns mond. 'Niemand zal je terugvinden als Azamerik jouw lijk in dat massagraf dropt. Hou je ogen open, lief, de huisspoken roeren zich. Wel, ik moet nu weg en jij hebt trouwens een taak te volbrengen.' 'Weg? Kan je niet blijven? Je kunt niet in onheilspellende raadsels uitbarsten en dan verdwijnen,' piepte Elion nerveus. 'Toch wel, wees voorzichtig, ik verwacht je thuis deze avond. Liefst in één geheel.' Serafijn slenterde de ruimte in, door een oude, scheefhangende deur in de hoek van de zaal. Elion keek hem wazig na. De pijn bonkte, recht in het midden van zijn schedel. 'Auw.' Hij kwam enkele tellen later bij, languit op de koude tegels van het Kleurloze Kasteel, verstrengeld met zijn touw. Hij rook bloed en tastte voorzichtig aan de pijnlijk schrijnende bult, net achter zijn oor. 'Auw,' kermde hij nogmaals, voor de zekerheid. Er zat bloed aan zijn vingers, er zat bloed in zijn hals en op zijn trui maar hij leefde, al de rest was bijzaak. Hij zocht zijn muts in zijn rugzak en schoof die behoedzaam over zijn gekneusde hoofd. Egga zou hem wel oplappen. Elion kroop overeind, de wereld deinde op en neer en hij stak zijn hand uit, op zoek naar houvast. Hij vond het, in de vorm van een stevig aanvoelend stuk hout. Het spon als een tevreden das onder zijn aanraking. Zijn handen gleden onzeker over het hout, tot hij de vorm herkende. Stoel, het was een stoel. 'Wie zet die hier nu ook in het midden, dat is toch geen plek,' mompelde hij. De stoel knorde zachtjes. Elions mond viel open van ongeloof toen de nerven in het hout vurig oplichtten. Hij schoof onzeker achteruit, spiedde links en rechts op zoek naar de niet aanwezige Serafijn die zou verkondigen dat dit ook niet echt was. Geen Serafijn. Elion kon het niet laten, hij stak zijn hand uit en legde die op het zitvlak. Hij had hitte verwacht, een steekvlam of iets in de die aard maar er gebeurde niks, op het zachte, vriendelijke snorren van het hout na. 'Vlameik,' prevelde hij, zwaar onder de indruk. Levende vlameik bestond al eeuwen niet meer, zo had hij toch op school geleerd. Zijn gezicht bloeide open in een brede lach. 'Zo mooi.' Hij spoog op zijn shirt en probeerde met het natte hoekje de bloedvlekken die zijn vingers hadden achtergelaten weg te schrobben. Hij maakte het alleen maar erger en keek nerveus naar de vegen op het hout. Hij zette behoedzaam een stapje dichterbij en drukte zijn oor tegen het hout. Het ronkte.Het snorde. Het fluisterde zijn naam, hij wist het zeker. De stoel zat heerlijk comfortabel, de nerven in het hout gloeiden en het voelde als een warm bad na een zware dag. Elion zakte onderuit, nestelde zich tegen de leuning en... Hé, niet slapen, lief, je hebt nog zeven minuten, steek er wat vaart achter.' Niet Aanwezige Serafijn zat onaangekondigd op de armleuning van de stoel. Elion schonk hem een duistere blik maar was op slag alert. 'Juist. Kast zoeken, slot kraken, ding ophalen en wegwezen. Ik heb hoofdpijn,' klaagde hij. Hij sloot een poosje zijn ogen om er aan te ontsnappen. 'Elion!' Hij kon zich niet meer herinneren dat hij was gaan zitten. Hij sperde geschrokken zijn ogen wijd open en keek op, plots op zijn hoede. Hoog in de nok van het dak, onzichtbaar in de duisternis, lag de balk. Iemand had geprobeerd hem te vermoorden. En die iemand liep hier hoogstwaarschijnlijk ook nog ergens rond. 'Gestoorde gek,' mompelde Elion, nog steeds verontwaardigd. Het was nog nooit bij hem opgekomen om de concurrentie uit de weg te ruimen. Hij ging rechtop zitten en keek aandachtig rond. De Grote zaal was bijzonder sober ingericht om een Grote zaal te zijn. Het Kleurloze kasteel was, volgens Tras, het laatste wisselkind, de handleiding voor dieven en smokkelaars, het meest drukbespookte spookkasteel ter wereld. De schrijver had natuurlijk geen enkel woord neergepend over hoe je moest omgaan met die spoken. Elion schoof de gedachten aan de laatste kasteelheer resoluut aan de kant: Azamerik de Boze was op nogal bloederige wijze aan zijn einde gekomen, meerdere malen, zo vertelden de naslagwerken. En hoewel hij, volgens de verhalen en getuigenissen een drukbezet spook was, had Elion nog nooit zijn pad gekruist...   (Wordt vervolgd)

Kat.
3 1

3. Het Kleurloze Kasteel (Om de week te starten, waarin je kennis maakt met Lafyra de Waanzinnige)

Knip De knetter, zijn vorm van Energie verlichtte nauwelijks één donkere hoek maar dat was meer dan genoeg. Hij keek op, wreef stevig in zijn ogen maar het beeld veranderde niet: pal boven hem, recht op de balk, precies op de plek waar hij enkele hartslagen eerder had gezeten, wiegden twee voeten heen en weer. Het drong bijzonder snel tot hem door: concurrentie!   En hij hing meters boven de grond, in een bijzonder nadelige positie. Elion sloeg zijn benen rond het touw en begon verwoed te klimmen.  'Hé! Blijf van dat touw... Waaaaa!' Hij zakte prompt nog eens een meter naar omlaag en het koude zweet brak hem uit. Wie het ook was, was overeind gekomen en leunde nonchalant tegen de pilaar, een diepe kap hulde het gezicht in duisternis. 'Komaan, we kunnen de buit gewoon verdelen, ik neem niks mee, ik heb een specifieke opdracht. Wat beneden ligt, is voor jou,' zei Elion zo rustig mogelijk. '….isssssssssss al van mij,' sliste de stem. 'Wat?' Hij zette zich schrap. 'Als je ook voor De Liga werkt, dan kunnen we wel iets... Oooooo!' Hij zakte nog eens een halve meter waarop zijn gegil beantwoord werd met een zacht, gemeen gniffelen. Elion dwong zichzelf tot kalmte en stuurde de knetter naar beneden. De grond was nog heel ver weg. De figuur op de balk, Elion kon onmogelijk zien of het een man of een vrouw was, hield het touw moeiteloos in één hand. 'Komaan, we kunnen toch iets regelen? Dit is nergens voor nodig,' smeekte hij wanhopig. 'Laat me alsjeblief niet... Aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaahhhhhhhh!' Elion viel met een ijzingwekkende kreet de duisternis in. Hij smakte hard tegen een meubelstuk voordat hij de grond raakte. De pijn schoot door zijn schouder en hoofd alvorens het zich verspreidde in zijn hele lijf. Witheet en aan een rotvaart. Hij hoorde ergens iemand jammeren, het was een bijzonder triestig geluidje dat hem vaag deed denken aan de verloren gelopen pup van een donkerdas. Hij had het beestje in zijn trui gewikkeld. Cornélia had het daarna in een emmer verdronken. Zo klonk het. Zo klonk hij, besefte Elion en hij klemde zijn kaken op elkaar. Zijn knetter doofde uit.  'Auw.' Hij hees zich op zijn knieën overeind en wreef in zijn ogen. Het was aardedonker.  'Smeerlap! Lafaard! Laat jouw gezicht zien, klootzak! Ik had wel dood kunnen zijn!' brulde hij boos naar boven, ziekelijk opgelucht dat hij niks gebroken had. Hij bleef nog een hele poos razen en schreeuwen, tot zijn handen ophielden met trillen en kreeg toen pas aandacht voor zijn omgeving. Tot zijn grote verbazing brandde er een gezellig licht in de zaal, die netjes was aangekleed en knusjes bemeubeld. Hij zou durven zweren dat hij enkele meubelstukken herkende uit zijn favoriete kroeg. Elion kwam overeind, trok zijn overige handschoen uit en draaide een toertje rond zijn as. 'Euh, hallo? Is er hier iemand?' 'Natuurlijk niet, al eeuwen niet meer. Je bent met je hoofd tegen de stoel geslagen,' sprak een warme stem. Er zat een jongeman in kleermakerszit op het tapijt. 'O, hey. Ik wist niet...' Elion krabde verward in zijn haar. 'Ik wist niet dat jij hier ook was, Serafijn.' De jongeman schonk hem een scheef lachje waarvan Elions bloed tintelde.  'Ik ben hier niet, niet echt.' Serafijn was de barman van Elions favoriete herberg, wat hem al tot uitstekend gezelschap maakte maar minstens zo belangrijk: Elion had de eer en het genoegen om hem zijn lief te mogen noemen, tot op heden één van de betere beslissingen in zijn leven. Serafijn droeg nog steeds dezelfde kleren als gisteravond: een bijzonder goed zittend hemd, met de mouwen opgestroopt en het bovenste knoopje open. Hij zag er heel smakelijk uit, een beetje verhit, haar in de war van het zweet en met glinsterende ogen. Hij rook naar bier, de geur van de haard in De Donderklif en naar een vleugje zweet. Ook precies zoals gisterenavond.  'Ik ben in de war,' gaf Elion schoorvoetend toe. 'Wat doe jij hier?'  'Ik ben hier niet, Elion, wees redelijk. Donkere, gevaarlijke plekken zijn meer jouw ding.' Serafijn wees naar boven. 'Je bent gevallen en van je sus gegaan. En dan droom je mij erbij, ik voel me vereerd.' Elion lachte breed: 'Ik doe die klim al jaren, ik val niet.' 'Goed, je kreeg wat hulp maar dat is mijn punt niet. Je kunt niet doodgaan op deze plek... (Wordt vervolgd...)

Kat.
11 1

2. Het Kleurloze Kasteel (voor Alice, deeltje twee voor het slapengaan)

Hij zette zijn innerlijke klok op 23 minuten. Elion was geen negentien geworden door roekeloos te zijn en hij was vast van plan om de twintig te halen. Hij viste een paar op maat gemaakte handschoenen uit zijn broekzak, schoof zijn rugzak op één schouder en zocht de bundel touw. Beide uiteindes waren verzwaard met een metalen laagje. Elion hurkte neer en legde een stevige lus rond de balk, het hout sidderde onder zijn voeten voordat het luid kraakte. Het gekraak, vals en oorverdovend luid in de volkomen stille zaal, deed hem ineenkrimpen. 'Stttt,' fleemde hij poeslief. 'Sttt, ik ben zo terug weg.' Hij liet het touw langs de balk naar omlaag zakken, het gleed doorheen zijn handen, langzaam de diepte in. Elion maakte geen haast, sommige dingen vroegen tijd, hij was een grote voorstander van een goede voorbereiding. In gedachten legde hij de weg af naar een kast, met deuren van zwart glas. Dat waren precies negen stappen, had hij uitgerekend, en zijn doel voor deze nacht. Daarna, als hij nog drie minuten overhad, zou hij een spurtje maken naar de boekenkast, tegen de muur. Hij kwam hier regelmatig om boeken op te halen, jaren geleden al had hij zijn oog laten vallen op de boekencollectie van wijlen Azamerik de Boze, die gekend stond als analfabeet maar graag deed alsof. De collectie boeken was indrukwekkend, stuk voor stuk waren die boeken een fortuin waard en het doorverkopen ervan was Elions grootste bron van inkomsten. Smokkelen, tijdens een opdracht van de Liga maar zonder Cornélia's toestemming, was strikt verboden maar Elion had, vlak onder haar neus een stevig spaarpotje aangelegd. De tijd was rijp om uit de Liga te stappen en voor zichzelf te beginnen. Nu Felix niet langer in Grensstad woonde, zag Elion het nut er niet van in daar nog veel rond te hangen. Elion fantaseerde een poosje over het moment waarop hij Cornélia, zijn bazin, de zak met geld zou overhandigen. Hij had genoeg bij elkaar gespaard om schuldenvrij opnieuw te beginnen. In een verloren boerengat, duidelijk.  Hij hoorde de zachte 'tik' van het metalen uiteinde: het touw had de vloer bereikt. Elion glimlachte tevreden, tot hier liep alles netjes op schema. 'Dit is de laatste keer,' mompelde hij, voordat hij, als een duiker die onder water verdween, automatisch zijn adem inhield. Hij gleed geluidloos van de balk, schommelde wat heen en weer tot zijn voeten de pilaar vonden en hopte zo langzaam naar beneden. Hier was hij voor gemaakt, niet om tarwe te zaaien of binnen te halen, dacht hij somber terwijl hij centimeter voor centimeter naar beneden gleed. 'Kssjjj....ksjjjjj...' Er klonk een akelig schurende geluidje, recht boven zijn hoofd.  'Wow!' Het touw zakte abrupt enkele centimeters. De schok daarvan benam hem de adem. Hij sloeg zijn benen rond de pilaar en luisterde aandachtig. Het enige wat hier leefde waren verdwaalde ratten en een zeldzame vleermuis. Die sneden geen touwen door, voor zover Elion wist. Hij trok met zijn tanden één handschoen uit, propte die in zijn zak want het waren dure dingen en kauwde besluiteloos op zijn lip. Buiten, aan de grote poort die toegang gaf tot het Kleurloze Domein waren precies geteld elf borden in de grond geslagen, ieder van hen was volgekribbeld. Nog geen uurtje terug was hij langs die borden het Domein binnengedrongen.  Voorbij deze borden:  verboden Energie te gebruiken.  Overtreders hangen we op.  Dank u voor uw begrip Bij ieder bezoek aan het kasteel lapte Elion de regel aan zijn laars. Vandaag was niet anders dan de andere dagen, maakte hij zichzelf wijs... (Wordt, eventueel, vervolgd)

Kat.
3 1

1. Het Kleurloze Kasteel (voor, door en met Alice, met inzicht op fruit en legendes is dit dus poging twee)

Inleiding: Tienerzorgen Hoe groot is de kans dat ik zal sterven voor de komende oogst, vroeg Elion zich af terwijl hij geluidloos een loodzware doorweekte bundel stro optilde en tegelijk de dagen telde die hem nog restten voordat hij, met een zeis over de schouder, op een modderig veld werd verwacht. Vier dagen, het was een eenvoudige rekensom. De kans op een ingrijpende gebeurtenis, de eerstkomende vier dagen was klein. Na deze nacht stond er niks meer op zijn planning behalve richting 'boerenbuiten' reizen. Hij zag er tegenop en vervloekte het moment waarop hij had toegestemd met het stomme plan om zijn broer te helpen met het binnenhalen van de laatste oogst. Elion legde inmiddels de tweede losse bundel stro behoedzaam op de eerste. 'Ooemf.' Zijn voet schoof weg op het spekgladde dak en het koude zweet brak hem uit. Hij zette het beeld van zijn nabije toekomst aan de kant, hier en nu vroegen om al zijn aandacht. Na drie bundels was het gat groot genoeg. Hij klopte tevreden op zijn strakke buik: de enige reden waarom hij niet dik wilde worden, was dit. Hoe dikker de dief, hoe groter het gat, hoe meer er gewerkt moest worden, zo had Alex hem van jongs af geleerd. Elion controleerde zijn stapeltje bundels, bij zijn vertrek kon hij de ingang gewoon weer afdekken. 'Netjes.' Hij was tevreden: ondanks het pokkenweer liep alles bijzonder vlot. Hij manoeuvreerde zich zodanig dat hij plat op zijn buik lag om door het vrijgekomen gat naar beneden te kijken. De lucht die opsteeg was wak, met geur van talloze schimmels. Elion trok zijn sjaal voor zijn gezicht. Hij snoerde zijn rugzak stevig aan en liet zich behoedzaam door het vrijgemaakte gat in het dak zakken. Hij bengelde secondelang in de leegte, voordat zijn voeten houvast vonden op een dikke, houten balk. Elion ademde uit. En liet zijn handen voorzichtig los. De balk kreunde ontevreden maar maakte niet onmiddellijk aanstalten doormidden te breken. Hij zette zijn muts af en woelde door zijn natte haar tot het alle kanten opstond. Hij had vrije oren nodig, ook deze wijze les had hij meegekregen op zijn eerste inbraak ooit in het kasteel. Ogen waren hier niks waard. Hij hurkte neer en wachtte geduldig tot het kraken wegtrok: de balk legde zich, met een beetje tegenzin, neer bij Elions gewicht.  Twee minuten waren voorbij, de volgende twee spendeerde hij met rondkijken in de duisternis. Alert voor de kleinste verandering sinds zijn vorige bezoekje hier. Dit was zijn laatste keer in naam van de Liga. Falen was geen optie. Rondom hem voelde alles aan zoals altijd: leeg, doods, stoffig met ergens een kleine stip van Energie, waar hij de de bron niet van wilde kennen. Hij kwam overeind, balanceerde over de balk tot aan een massieve steunpilaar en bevroor: een ijskoude huivering kroop langs zijn rug, alsof iemand in zijn nek had geblazen. 'Getver,' fluisterde hij. 'Niet het moment om jezelf bang te maken. Je verliest tijd, stomkop.' Zeven minuten waren er intussen voorbij. Het was een verhaaltje. Zo'n soort verhaal dat iedereen wist, ondanks het feit dat de getuigen ervan het niet konden navertellen. Elion had nooit gesnapt hoe dat in zijn werk ging maar hij was niet van plan om de betrouwbaarheid ervan te testen. Inbreken in het Kleurloze Kasteel werd aangeraden tussen half drie en drie uur in de nacht, om confrontaties met eventuele spoken, geesten en andere onsympathieke, op bloed beluste aanwezigheden te vermijden. Hij zette zijn innerlijke klok op 23 minuten... (Wordt vervolgd)

Kat.
8 1