Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 1)
Het was een bankje zoals alle andere bankjes in het park: houten latten, ijzeren poten, lichtgroene verf die op sommige plekken afbladderde als oude schaamte. En toch was dit het enige bankje waar Lys wou zitten. Niet omdat het beter zat, maar omdat het geluid maakte. Een zacht, ritmisch gekraak wanneer je ging zitten. Alsof het even moest nadenken voor het je toeliet.
Ze zat er die namiddag met een oud dagboek op schoot. Niet van haar. De kaft was zwart, de bladzijden vergeeld en ruikbaar. Ze had al één vogel gevouwen, een roos die per ongeluk ontstond, en een halve vis waar ze nog geen verhaal voor had. Haar vingers dansten op het papier terwijl haar hoofd ergens anders was — waarschijnlijk in een herinnering die niet de hare was.
Toen hoorde ze het. Eerst de voetstappen. Zacht, bedachtzaam. Dan de klik van een cassettespeler. En toen — flarden van geluid. Een trein die vertrekt. Een lepel die zacht tegen een kopje tikt. Een kind dat "waarom" vraagt, meerdere keren, steeds zachter.
Ze keek op. Hij stond aan de overkant van het pad. Mauro. Hij hield een draagbare recorder in zijn hand, alsof het een breekbare gedachte was. Hij keek haar niet aan. Niet echt. Maar hij had haar wel gezien.
Ze legde haar vis neer. "Jij neemt de werkelijkheid op, hè?" zei ze.
Hij knikte, maar zei niets. Hij drukte op pauze. De wereld werd weer leeg.
"Mag ik?" vroeg hij, en wees naar het bankje.
"Het maakt geluid als je gaat zitten," waarschuwde ze.
Hij glimlachte. "Ik weet het. Daarom juist."
Hij ging zitten. Het bankje kreunde tevreden. Ze zwegen samen. Alsof ze allebei wisten dat woorden op dat moment iets zouden kapotmaken.
Na een tijdje legde zij haar hand op het boek. Hij haalde een cassette uit zijn jaszak en gaf het haar. Geen etiket. Geen titel.
"Ik heb iets opgenomen voor wie vouwt zonder reden," zei hij.
Ze nam het aan alsof het breekbaar was. Alsof het iets ouds bevatte dat nog moest gebeuren. En toen — zomaar, zonder aankondiging — moest ze lachen. Voluit. Ze sloeg een hand voor haar mond.
Hij lachte niet. Maar zijn ogen deden het wel. Alsof ze een geluid hoorden dat hij nog niet had opgenomen, maar wel al kende.