Zoeken

Heerlijk avondje

Vandaag staat de kalender op 5 december. Buiten is het al dagen koud en guur. Eergisteren had het paard van de Sint een hap van de winterpeen genomen maar de rest bleef achter in de schoen. Piet en Riet eten vanavond hutspot, een overgebleven restje en de 3 kinderen hebben geen honger. Met z’n allen zitten ze deze avond in de woonkamer, het wachten is op Sinterklaas. De kinderen kijken om de haverklap op de pendule hoe laat het is. Ze mogen tot laat opblijven want de Sint komt langs. Veranda, de oudste weet dat Sinterklaas niet bestaat maar voert haar eigen toneelstukje op. Merel, de jongste begint al voortdurend te geeuwen. Vooral de kinderen zijn gespannen en wachten rustig af. De tafel staat vol met warme chocolademelk met slagroom, de kinderen vinden dat heerlijk. Het schaaltje met gevuld speculaas en schuimpjes is ook al half leeg. De kinderen krijgen geen hap door hun keel na het snoepen van de lekkernijen. Een verdwaalde chocoladeletter en marsepein liggen in een capuchon aan de kapstok. De woonkamer straalt alleen maar gezelligheid uit en de Sint is van harte welkom. Slingers van de Sint hangen door de woonkamer en een Pietenhuis maakt de boel compleet. Om half 8 gaat de deurbel en de kinderen zingen spontaan ‘Daar wordt aan de deur geklopt’. Vader Piet doet de voordeur open en ziet de bui al hangen. De buurman staat met een zak vol cadeaus voor de deur en hij kijkt bedeesd uit z’n ogen. Piet laat hem binnen en de buurman gaat strompelend de woonkamer binnen en hij zet de jutezak met sinterklaascadeaus voor de open haard. Riet loopt teleurgesteld naar de keuken, een traantje wegpinkend. De buurman is verkleumd van de kou en snotverkouden. Riet voegt zich even later weer in de woonkamer en gaat naast Piet zitten. Een niesbui van de buurman vult de huiskamer. De buurman hoest en de snot, de zakdoek is te laat, belandt in zijn gekweekte baard. Het is minutenlang stil maar de kinderen zijn vooral verbaasd dat de buurman de pakjes heeft. Piet en Riet vragen de buurman om uitleg over de ontstane situatie. De buurman komt met het verlossende antwoord: ‘Sinterklaas is ziek.’Heerlijk avondje Vandaag staat de kalender op 5 december. Buiten is het al dagen koud en guur. Eergisteren had het paard van de Sint een hap van de winterpeen genomen maar de rest bleef achter in de schoen. Piet en Riet eten vanavond hutspot, een overgebleven restje en de 3 kinderen hebben geen honger. Met z’n allen zitten ze deze avond in de woonkamer, het wachten is op Sinterklaas. De kinderen kijken om de haverklap op de pendule hoe laat het is. Ze mogen tot laat opblijven want de Sint komt langs. Veranda, de oudste weet dat Sinterklaas niet bestaat maar voert haar eigen toneelstukje op. Merel, de jongste begint al voortdurend te geeuwen. Vooral de kinderen zijn gespannen en wachten rustig af. De tafel staat vol met warme chocolademelk met slagroom, de kinderen vinden dat heerlijk. Het schaaltje met gevuld speculaas en schuimpjes is ook al half leeg. De kinderen krijgen geen hap door hun keel na het snoepen van de lekkernijen. Een verdwaalde chocoladeletter en marsepein liggen in een capuchon aan de kapstok. De woonkamer straalt alleen maar gezelligheid uit en de Sint is van harte welkom. Slingers van de Sint hangen door de woonkamer en een Pietenhuis maakt de boel compleet. Om half 8 gaat de deurbel en de kinderen zingen spontaan ‘Daar wordt aan de deur geklopt’. Vader Piet doet de voordeur open en ziet de bui al hangen. De buurman staat met een zak vol cadeaus voor de deur en hij kijkt bedeesd uit z’n ogen. Piet laat hem binnen en de buurman gaat strompelend de woonkamer binnen en hij zet de jutezak met sinterklaascadeaus voor de open haard. Riet loopt teleurgesteld naar de keuken, een traantje wegpinkend. De buurman is verkleumd van de kou en snotverkouden. Riet voegt zich even later weer in de woonkamer en gaat naast Piet zitten. Een niesbui van de buurman vult de huiskamer. De buurman hoest en de snot, de zakdoek is te laat, belandt in zijn gekweekte baard. Het is minutenlang stil maar de kinderen zijn vooral verbaasd dat de buurman de pakjes heeft. Piet en Riet vragen de buurman om uitleg over de ontstane situatie. De buurman komt met het verlossende antwoord: ‘Sinterklaas is ziek.’

Jan Sluimer
9 0

Het meisje van geloof en het meisje van de stoof

Het meisje van geloof en het meisje van de stoof Historisch kortverhaal over het leven van twee jongedames in de late middeleeuwen Drieke Vandermeersch   Voorwoord  Het onderstaande verhaal is een fictief verhaal over twee vrouwen in de middeleeuwen. Het probeert een beeld te schetsen van bepaalde zaken uit het dagelijks leven. Zaken zoals de beroepen, de moord en het straatbeeld zijn gebaseerd op feiten, maar de personages en de exacte gebeurtenissen zijn verzonnen. Het verhaal is tot stand gekomen tijdens mijn studie geschiedenis voor het vak Publieksgeschiedenis, waarbij we voor een breed publiek een historisch werk moeten brengen. Het eerste hoofdstuk schetst een bevalling waarbij zowel moeder als kind het niet overleven. De geboorte en bevalling waren een vaak voorkomende doodsoorzaak van vrouwen en veel kinderen stierven in hun eerste levensjaren. Het beroep van prostituee was niet verboden en de stoof was een echte plaats waar bordelen ontstonden. Ook de beschrijving van de inrichting is gebaseerd op feiten. Het leven van begijnen was een leven vaak gekozen door vrouwen die niet wilden trouwen. Het was niet altijd goedkoper dan intreden in een klooster, waardoor het personage voldoende geld nodig had voor haar eigen onderhoud in het hof. De non-fictie elementen uit het verhaal zijn gebaseerd op verschillende literatuur die te vinden is in de bibliografie.       ~Maria~ 1504 Mama schreeuwde. ‘Het is nog veel te vroeg’, zei ze toen de pijn begon. Papa keek naar mij alsof ik een antwoord klaar had, maar dit hadden mijn weinige lessen lezen en schrijven me niet geleerd. ‘Het is niet de eerste keer, het komt wel goed, toch?’ probeerde ik mijn oudere zus Kathelyne gerust te stellen. Zij had enkele jaren geleden de bevalling van onze broer Hendrik en mij meegemaakt. Helaas waren er na mijn geboorte drie zwangerschappen fout gelopen. ‘Ik heb Mama nog nooit zoveel pijn zien lijden, zelfs niet bij onze doodgeboren zusjes’, klonk Kathelyne bezorgd. Enkel zij, ik en Papa mochten bij mama in de kamer. Papa had Hendrik onmiddellijk weggestuurd om een priester te halen toen Mama zei dat ze zich niet goed voelde. Papa was een handelaar, waardoor we sinds enkele maanden in een groter huisje aan de rand van de stad woonden. Ons huis bestond uit twee kamers, een woonruimte en een zolder waar we sliepen. In de woonruimte kookte Mama elke avond en aten we. We hadden vijf stoelen en een korte tafel waar we net rond pasten. Vroeger hadden we geen tafel. We hebben twee matrassen dus wisselen we elke nacht om wie er op mag slapen.  Enige tijd later bleek dat Mama en de kleine baby het niet allebei konden halen. Toen Hendrik terugkwam met de priester bleek dat Mama en de baby het allebei niet hadden gehaald. Papa keek opnieuw naar mij en zei: ‘Wat heb je met haar gedaan?’ Ik snapte niet wat hij bedoelde. Ik was amper acht jaar. Hendrik die tien was en Kathelyne die dertien was, hadden meer ervaring met dit soort zaken. Nadat de priester ons had opgedragen de kamer te verlaten om in rust haar geest te zegenen, verliet Papa het huis. ‘Je kan ons niet alleen laten!’ riep Hendrik toen hij de deur hoorde dicht slaan. ‘Laat hem maar. We moeten nu voor elkaar zorgen zonder Mama’, zuchtte Kathelyne. Niemand van ons was erg gehecht aan onze ouders, maar zij ook niet aan ons. Voordat de priester het huis verliet keek hij me aan en zei: ‘Je lijkt sprekend op je moeder, alleen ben je nu al knapper.’ Pas laat in de avond keerde Papa terug en hij was in een vreselijke bui. Hij schreeuwde: ‘Maria! Kom niet in mijn buurt of je krijgt er van langs!’. Het werd me al snel duidelijk dat de komende jaren niet makkelijker zouden worden.   De Bevalling  Geschreeuw hoorbaar in de straat Angst voelbaar in de lucht Gehuil, gesnik, bevende adem Afwachten Spanning Stilte Geen gehuil Geen geschreeuw Alleen stilte Drukkend op onze harten   ~Kathelyne~ 1509 ‘Maar hij is nog maar net vertrokken’, snikte ik toen Papa ons het nieuws vertelde. Hendrik was zichzelf wat verloren na de dood van Mama. Hij wilde graag op pelgrimstocht gaan met onze neef Nicolaas, maar moest van Papa wachten tot hij vijftien was. Twee weken geleden waren Nicolaas en Hendrik vertrokken richting Jeruzalem samen met een groep jongeren. De brief in Papa’s handen was van een van de reisgenoten. De groep was overvallen door een bende struikrovers en had willen terugvechten. Hendrik en Nicolaas hadden aan de schermutseling ernstige verwondingen opgelopen en waren in de loop van de avond overleden. Het nieuws verbaasde me, het sloeg drukkend op me in. Hoe kon het zo snel gegaan zijn? Maria en ik keken elkaar geschrokken aan. We waren uit elkaar gegroeid de afgelopen maanden. Ik had een visioen gekregen en wist dat God een goed leven voor mij zou geven. Maria was net helemaal van God gekeerd en ik wist zeker dat ze een zondig leven leidde. ‘Het is natuurlijk deels zijn eigen schuld’, zei Maria, ‘Hij wilde zich zo graag bewijzen via zijn geloof en kijk waar het hem gebracht heeft!’ Het verbaasde me hoe ze zo afstandelijk kon doen tegenvoer haar eigen bloedverwant. ‘Heb je dan geen respect? Je broer en Kathelyne zijn de enigen die mijn naam verdienen! Maria, ik wil dat je mijn huis verlaat en niet meer door het leven gaat als Maria van Tieghem!’ Papa schreeuwde altijd als hij tegen Maria sprak. Hij dreigde ook vaak. Het probleem was dat Maria er zelf genoeg van had en haar spullen ging halen. Nog geen halfuur later was ze verdwenen en bleven Papa en ik alleen achter met de leegte. ‘Was dat echt nodig?’ vroeg ik bedroefd. Papa keek me diep aan voor hij antwoordde. ‘Ze is de straten nog niet waardig. Ze geeft een vloek neergelegd op dit huishouden.’ Hendrik en ik waren ons de afgelopen jaren gaan verdiepen in het geloof, terwijl Maria… Ik kan niet bedenken wat ze deed tijdens de late avonden waarop ze niet thuis was. Ze was amper dertien, maar ze was in een foute wereld verzeild geraakt. Er kwam een gevaarlijke gedachte in me op. Binnen enkele jaren zou Papa er ook niet meer zijn en zou ik als enige dochter zijn erfenis ontvangen. Met dat geld kon ik mezelf voorzien om naar het Begijnhof te gaan. Dankzij het verdriet van ons gezin, zou ik toch mijn geloof kunnen beleven bij mensen die mij wel begrepen, in tegenstelling tot Maria. Ik moest enkel nog wachten tot Papa stierf.   Nieuw Verdriet Hoeveel verdriet kan men dragen Verlies na verlies Wordt het dragen slepen  Weer een stem minder Luisterend maar niets te horen Zoekend maar niets te zien Tastend maar niets te voelen Behalve leegte Nog steeds drukkend op onze harten   ~Maria~ 1514 Op maandag wist ik altijd vrij zeker dat ik bezoek zou krijgen. Ons bordeel was elke dag open, maar op zondag kwamen de mannen minder langs. Het water in de baden was goed warm toen de deur voor het eerst openging en Johannes binnenkwam. Hij was een van mijn vaste klanten geworden het afgelopen jaar. Ik was bijna twee jaar in de stoof aanwezig, sinds ik zestien was. De jaren voordien, nadat mijn vader me uit huis had gezet, was ik verloren gelopen. Ik was na enkele dagen een Tante tegen het lijf gelopen die me verbaasd had aangekeken. Sinds de dood van Mama waren mijn Tantes niet vaak meer op bezoek geweest. Tante nam me mee naar haar huis en zei dat ik bij hoor kon blijven zolang het nodig was. Het was zij die me kennis liet maken met het badhuis aan de rand van de stad. Ze wist goed dat ik er geen probleem van zou maken om zo mijn dagen te vullen en haar te betalen voor haar zorgen. In het begin van mijn tijd bij de stoof kende ik de taken van het werk niet, maar de hoofddame van de groep, Amantine, maakte me snel wegwijs. Na enkele maanden was ik een vaste waarde tussen de dames. In de stoof waren twee verdiepen. De onderste bestond uit verschillende baden die met een afscheiding omringd kunnen worden. De bovenste verdieping had verschillende kamers, net groot genoeg voor een bed en een tafel met stoelen om een maaltijd te benutten. Eens we in de bovenste kamers aankwamen, was de maaltijd vaak al achterwege in de gezamenlijke ruimte. Sinds drie weken had ik mijn persoonlijke kamer gekregen op de bovenste verdieping. Het was de eerste keer sindsdien dat Johannes langs kwam. Hij was een makkelijke klant, hij wilde vaak vooral praten. Het enige probleem was dat ik erg aan hem gehecht was geraakt. Hij kwam naar me toe en vroeg of ik samen iets wilde eten. Op de achtergrond speelde de vaste muzikant een traag deuntje. Na het eten gingen we samen baden. De meeste baden waren reeds volzet en afgeschermd van de rest. We plaatsten ons in een bad dichterbij de deur naar de bovenverdieping. Het bezoek van Johannes duurde ongeveer twee uur. Daarna was mijn werktijd gedaan en ging ik naar huis bij mij tante. Ze vertelde me dat Kathelyne was langs geweest en naar me vroeg. Ik had bijna een halfjaar niets gehoord van mijn zus. Ik had het voorgevoel dat de reden van haar bezoek geen goed nieuws kon meebrengen.   De Stoof Stomende baden die de kamer vullen Kijk  Tippelende voeten in de gang Lach Ruw materiaal van de gordijnen Adem Aanrakingen die je toelaat Geniet Wijn, voelbaar in de hoofden van man en vrouw Zucht    ~Kathelyne~ 1515 De afgelopen weken is Papa ziek aan het worden. Hij vergeet steeds vaker dingen en heeft minder energie. Ik probeer voor hem te zorgen, maar hij wil de hulp niet aanvaarden. Volgens hem is het onnatuurlijk dat een kind voor een ouder moet zorgen. Hij laat het huis niet mooi achter en raakt vaak verdwaald in de straten. Maar zolang hij leeft, kan ik niet weg met ons geld. Ik weet al lang dat onze erfenis op mij zal gaan en dat ik daarmee eindelijk vrij ben, maar ik had niet verwacht dat Papa na de dood van Mama nog zo lang zou leven. Papa was overtuigd dat ik zou trouwen voor dat hij stierf, maar ik wist dat ik liever mijn leven aan God wilde wijden. Ik wilde graag dat het voorbij zou zijn en ik mijn leven aan God kon wijden, maar ik wist niet hoe. Na enkele weken twijfelen begon een idee zich te vormen in mijn hoofd. Ik moest iets doen zodat papa nog sneller ziek zou worden. Het plan was snel gevormd en er was maar één mogelijk probleem, ik had de hulp van Maria nodig. Ik wilde haar opzoeken en ik wist dat ze enkele jaren geleden bij een tante woonde meer aan de rand van de stad. Helaas was ze op het moment van mijn bezoek ‘aan het werk’ en zei onze tante dat Maria haar dagen doorbracht in het bordeel enkele straten verderop. Ik wist dat Maria zondig leefde, maar ik was op dat moment niet bereid om het met mijn eigen ogen te zien. Ik vond het moeilijk om te plaatsen hoe Maria en ik zo uit elkaar gegroeid waren na de dood van Mama en Hendrik. De volgende dag wist ik zeker dat ik zonder Maria mijn plan niet kon volbrengen en besloot ik richting haar stoof te gaan. De straten waren erg smal en hoe dichter bij de stadsmuren, hoe minder aangenaam de geur werd. Er passeerde een kar die de stad binnen kwam gereden van op het platteland. Niet ver van de stoof bevond zich ook een klooster, dat zich aan de rand van de stad bevond om zich beter te kunnen bezighouden met de armenzorg buiten de stadsmuren. Ik stond op de hoek van de straat toen ik een man de deur van het badhuis uit zag gaan. Ik herkende hem uit mijn straat en dook snel weg zodat hij me niet zou zien. Het laatste wat ik wilde is in verband gebracht worden met een bordeel. Ik ademde diep en ging onzeker richting de deur. Toen ik binnen was, wist ik niet wat ik zag. Er stonden meerdere baden met een dunne afscheiding en overal liepen naakte en halfnaakte mannen en vrouwen. Er liepen ook vrouwen rond met kleren en bedekt hoofd, die wijn en andere dranken aanboden. Ik sprak de eerste persoon aan die in mijn buurt passeerde en vroeg waar ik Maria kon vinden. Ze vertelde me dat mijn zus nog even weg was, maar dat ze haar kon halen voor me. Vijf minuten later kwam Maria een trap af en wendde me mee naar boven. ‘Ik denk niet dat je hier voor mij diensten bent, maar ik neem je toch mee naar mijn afzonderlijke kamer’, zei ze. We gingen aan een kleine tafel met twee stoelen zitten. ‘Maria, hoe gaat het met je?’ vroeg ik mijn zus om het gesprek te starten. Ze keek me indringend aan en zei: ‘Vertel maar gewoon waarom je hier bent Kathelyne, ik weet dat je me bent komen opzoeken bij onze tante.’ Ik had kunnen verwachten dat ze geen zin had om over alledaagse zaken te praten. ‘Papa is al een tijdje ziek, hij heeft last van zijn geheugen. Hij wil dat ik snel trouw en liefst aan kinderen begin voordat hij sterft. Maria je kent mij en weet dat een getrouwd leven niets voor mij is. Ik kan niet langer leven bij Papa.’ Opnieuw keek Maria me vragend aan. Ik ging verder: ‘Ik heb lang nagedacht over wat ik je nu ga vragen, maar ik zie geen andere oplossing. Je moet me helpen Maria.’ Ik kreeg het moeilijk om de woorden over mijn lippen te krijgen. ‘Papa moet dood. Ik heb zijn geld nodig. Ik wil dat je me helpt en dan krijg je een deel van de erfenis.’    Dood De dood is iets wat iedereen kent Iets wat iedereen ervaart Maar De dood is niet iets was iedereen wil Iets wat iedereen moet doen   ~Maria~ 1515 Ik keek Kathelyne een tijdje aan. Ik wist wel dat er iets scheelde, maar dat ze onze vader wil vermoorden ging me een stap te ver. Op het eerste moment toch. ‘Je wil Papa dood?’ ‘Ja.’ Ondanks dat we elkaar amper spraken, voelde ik aan mijn zus dat ze hier lang over had nagedacht. ‘Oké, maar wat wil je dat ik doe?’ Ik was nog niet overtuigd waarom ze precies mijn hulp nodig had. ‘Ik hoorde dat hier onlangs een man dood aangetroffen was. Dat hij waarschijnlijk werd vergiftigd.’ Amantine had geprobeerd de geruchten tegen te houden door op de markt te vertellen dat hij hartproblemen had, maar het had weinig effect. Het was waar dat hij hartproblemen had, maar het was ook waar dat hij was vergiftigd. De man die was overleden was Jan, een echte beul die nooit zonder brokstukken de stoof verliet. Hij had ons jongste meisje gedwongen tot allerlei zaken waar wij normaal nee tegen zeggen. Amantine deed wat ze moest doen in haar uitbarsting van woede. ‘Waar heb je dat gehoord? Jan had hartproblemen.’ ‘Maria, niet doen. Ik ben hier niet om je veroordelen.’ Ik wist dat ze dat toch deed. ‘Dus je wil dat ik papa vergiftig?’ Kathelyne knikte en antwoordde: ‘het kan me niet schelen hoe je het doet, maar het moet gewoon lijken of zijn ziekte de echte oorzaak is.’ Er werd op de deur geklopt en Amantine kwam binnen. ‘Johannes vraagt naar je,’ zei ze nadat ze mijn zus en mij zag. Toen Amantine de kamer verliet zei ik tegen Kathelyne dat ik erover zou nadenken en haar mijn antwoord zou laten weten. Ze ging weg, maar voor ze de deur uitging draaide ze zich nog even om. ‘Het spijt me. Als ik een andere oplossing wist, zou ik je er niet mee lastig vallen.’  Johannes was meerdere uren gebleven, dus het was donker voordat ik alleen op mijn kamer kon nadenken. Ik zou Kathelyne helpen, al was het maar om wraak te nemen op papa. Ik had nooit mijn emoties veel de overhand laten nemen behalve toen ik thuis vertrok. Nu wist ik dat het opnieuw mijn emoties waren die de beslissing al hadden genomen vanaf mijn zus de woorden had uitgesproken. Ik ging naar de kamer van Amantine en klopte aan. ‘Kom maar binnen!’ Ik wist niet of het slim was om hulp te vragen, maar ik wist wel waar ik naartoe kon als ik er nodig had. ‘Hé Maria, is alles oké?’ Amantine stond op en kwam naar me toe. Ondanks de soms emotieloze kant van ons werk, hadden wij meisjes van de stoof een goede vertrouwensband. ‘Ik heb je hulp nodig, Amantine. Ik heb een drankje nodig, net zo een als die van Jan.’ Ze ging zitten en wees me de andere stoel aan. ‘Was dat je zus? Jullie lijken erg op elkaar.’ ‘Ja, dat was Kathelyne. Het drankje is voor haar, maar meer kan ik je niet vertellen.’ Ik hoopte dat ze geen verdere vragen zou stellen. Ze knikte, maar wachtte even voordat ze antwoordde. ‘Ik wil me niet moeien in je privéleven Maria. Ik wil alleen dat, wat je ook van plan bent, je altijd voorzichtig blijft.’ Ze liep naar een kleine kast in de hoek van de kamer en haalde er een glazen flesje uit. ‘Het werkt het best als het in één keer wordt leeggedronken.’ Ik nam het flesje aan, bedankte Amantine zonder er verder over te praten en verliet het bordeel. Ik wilde onmiddellijk naar Kathelyne zodat de zaak snel afgehandeld was. Als ik een nacht zou slapen met het idee in mijn hoofd, zou ik me misschien bedenken. Ik wilde dit snel achter me kunnen plaatsen, voor dat ik spijt kreeg.   Spijt Zou spijt me overvallen Als ik diep in de nacht Mijn ogen sluit en zie Hoe papa naar me lacht     ~Kathelyne~ 1515 Ik wist dat het geklop op de deur op zo’n laat moment alleen maar Maria kon zijn. Papa was al in een diepe slaap toen ik naar de deur van ons huis ging. ‘Maria, ik had je niet zo snel verwacht. Kom je binnen?’ Ik kon mijn hoop op een snelle betere toekomst moeilijk verbergen. ‘Hoe sneller we het afronden, hoe minder verdacht het is. Weet iemand dat je mij vandaag kwam opzoeken?’ Ik wist niet waarom Maria dat vroeg, maar antwoordde van niet. Ze zag er bleker uit dan eerder op de dag en ze sprak haastig, alsof ze zo snel mogelijk weg wilde. ‘Goed, ik heb een drankje mee dat Papa in één keer leeg moet drinken. Zeg maar dat het een geneesmiddel is.’ Maria keek me even aarzelend aan met het flesje in haar hand. Ik was verbaasd om hoe snel alles zou gaan, maar ik twijfelde niet. Mijn besluit stond vast. Ik nam het flacon van Maria aan en ging naar het bed van Papa. Ik maakte hem voorzichtig wakker, zodat hij in een roes het flesje gewoon zou opdrinken. En dat werkte. ‘Ik heb een geneesmiddel van de priester gekregen Papa. Hij zei dat je het moet drinken voor de nachtrust.’ En zonder tegenspreken deed hij dat. Ik had hem net gedood. Zonder twijfel mijn eigen bloedverwant vermoord. Ik stapte achteruit en hoorde dat Maria dichterbij kwam. ‘Je twijfelde echt geen seconde. Gruwelijk,’ zei ze. Ik keek haar verbaasd aan. ‘Jij hebt mij dat middeltje gegeven, je bent even schuldig. Ik ga morgen naar de priester en daarna verzamel ik onze erfenis. Ik kom je het geld daarna brengen.’ Zonder verdere woorden liep Maria naar de deur en vertrok. Ik had nooit verwacht dat alles zo simpel zou gaan. En toch voelde ik met minder opgelucht dan verwacht.   Nachtrust Men zegt dat  Dood zijn Lijkt op slapen Maar Slapen doet geen pijn ~Maria~ 1515 Er kwamen gedachten en emoties in me op die ik niet kon plaatsen. Ik had al jaren geen contact meer met mijn familie en toch voelde ik met niet goed. Ik had niet verwacht dat Kathelyne zo koelbloedig kon zijn, zeker niet als het op familie neerkwam. Ze had altijd meer emoties getoond, zeker toen Mama voor onze ogen stierf. Het duurde voor haar heel lang voordat ze het een plaatsje in haar leven kon geven. Ik kan me niet inbeelden hoe het voor haar was toen ze tegelijk Hendrik en mij moest verliezen. In plaats van naar Tante haar huis te gaan, keerde ik terug naar de stoof en onmiddellijk naar mijn eigen kamer. Ik moest alleen zijn. Ik moest dit plaatsen, want ik wist dat ik morgen Kathelyne terug zou zien en tegen haar moest praten. In gedachten ging ik over de afgelopen dag. Er was zoveel gebeurd op zo weinig tijd. Ik had beter moeten nadenken en nee moeten zeggen tegen Kathelyne, ik had het geld dat ze me aan bood niet eens nodig. Ik had wel eens gehoord van andere dames in de stoof dat wraak nooit de opluchting bracht waar men op hoopte. Er werd op de deur geklopt, maar voordat ik kon reageren was Amantine al binnen gekomen. Ze keek me verwachtingsvol aan. ‘Ik heb het gedaan. Ik heb mijn eigen vader vermoord. Ik voel me alleen niet zo opgelucht als ik had gehoopt.’ Amantine kwam naar me toe en omarmde me. ‘Het is oké Maria, als ik niet had geloofd in jou eerlijkheid, had ik je het drankje niet gegeven. Ik voelde aan je dat je dit moest doen. Misschien voel je de opluchting niet, maar je vader kan je nu nooit meer kwetsen.’ Amantine had geen gelijk. Ik moest nu voor altijd leven met het idee dat ik hem had gedood. Ik was in de stoof gebleven in plaats van naar Tante terug te keren. Kathelyne zou vandaag al langskomen. Ik zou vragen of ze een beetje had geslapen, want ik niet. Ik had de hele nacht wakker gelegen, maar ik voelde me rustiger dan de avond voordien. Misschien had Amantine toch gelijk en had ik eindelijk rust in mijn hoofd dat Papa niet nog meer van me kon afnemen. Ik besloot om eerst te gaan wandelen, maar net toen ik de deur uitging, kwam Kathelyne dichter. Ze zag er vreselijk uit. ‘Ik weet het,’ zei ik ‘Het voelt niet als een echte opluchting hé?’ Kathelyne zei niets, maar zuchtte. ‘Ik ga wandelen,’ en zonder meer woorden gingen Kathelyne en ik op stap. Het duurde even voordat ze haar gevoelens deelde. ‘Ik had gedacht dat ik opgelucht zou zijn nu ik het geld heb, maar nee. De priester is langs geweest en zei dat Papa snel achteruit was gegaan, maar nu op een betere plek is. O God, hij zou eens moeten weten wat er echt is gebeurd.’ Kathelyne stopte en zakte op haar knieën. ‘Hé,’ zei ik terwijl ik naast haar knielde. ‘We hebben het juiste gedaan. Niet alleen voor onszelf, maar ook voor Papa. Je vertelde toch dat hij snel achteruitging? Dat hij snel dingen vergat? Hij zou dat zelf niet gewild hebben.’ Ik weet niet waarom ik haar moest troosten, maar het voelde goed om terug tijd door te brengen met haar. ‘Ik weet het. Je hebt gelijk, maar toch voelt het niet goed. Ik denk niet dat ik spijt heb hoor, maar ik had het anders verwacht.’ Ze stond op en ik stak mijn arm door de hare. Het voelde juist om te doen en ik zag dat ook mijn zus het niet raar vond. ‘Ik heb wat geld voor je mee.’ Ik lachte en ik had het gevoel dat Papa misschien wel het enige was dat echt tussen ons in zat, ondanks onze vele verschillen.    Band De band tussen twee zussen Is een band als geen ander Het verbindt Het scheidt Het is samen Het is apart Een gevoel van liefde Diep in het hart   ~Kathelyne~ 1516 Na het ochtendgebed was ik naar het textielatelier geweest om aan het werk te gaan. De afgelopen maanden had ik de ambacht van kantklossen aangeleerd. Het had even geduurd voordat ik het leven in het begijnhof gewoon was, maar ik kon me geen beter leven inbeelden. Sinds de gebeurtenissen met Papa was er zo veel veranderd, waardoor ik alles op mijn eigen manier heb kunnen plaatsen. Een week nadat ik de erfenis had was ik langs geweest in het hof om te spreken met de hoofdzuster. Ze liet me weten dat er een huisje vrij was waar ik in kon trekken, maar dat ik met mijn erfenis niet voor heel lang zou leven. Ze vertelde dat het hof gespecialiseerd was in kantklossen, maar dat ik ook als verpleegster kon werken. Het kantklossen sprak me meer aan, omdat ik dan meer tijd zou hebben om te bidden. In mijn eerste maand moest ik, zoals elke maand, naar de biecht bij de parochiepriester. Ik heb hem alles verteld, ook over de pijn die Papa mij en ons gezin had aangedaan. De maanden nadien was de priester een stuk milder voor mijn zonden. Morgen zou ik na het middaggebed naar de stad gaan. Maria en ik hadden regelmatig contact en we gingen samen naar de markt. Het was een opluchting om terug een goede band met haar te hebben, zeker omdat ik het hof regelmatig mocht verlaten. Ik was blij om mijn geloof te kunnen beleven zonder in een klooster te moeten treden. Ondanks alle ongeluk en gebeurtenissen was mijn leven gebeterd en hoopte ik om nog een lange tijd in het begijnhof te mogen doorbrengen.   Geloof Ik vergeef en ben vergeven Ik aanvaard en wordt aanvaard Ik deel, ik geef, ik bid Ik accepteer, ik ontvang God zal altijd bij me zijn Waardoor ik voel, ik ben Wie ik hoor te zijn       Bibliografie  Bartlett, Robert. De Middeleeuwen: kunst, cultuur en het dagelijks leven. Kerkdriel: Librero, 2014. Haemers, Jelle, Andrea Bardyn, en Chanelle Delameillieure. Wijvenwereld: vrouwen in de middeleeuwse stad. Antwerpen: Uitgeverij Vrijdag, 2019. Linskens, Roger. Wat ’n leven! 1: Mannen en vrouwen in de middeleeuwen. 2de druk. Antwerpen: Nederlandsche boekhandel, 1978. ———. Wat ’n leven! 2: Straten en huizen, eten en drinken in de middeleeuwen. Antwerpen: Nederlandsche boekhandel, 1976.

DriekeVDM
13 0

Novembervers2 - Flierefluiter op de dijk (meer dan een vers)

De man, op de dijkrand balancerend, slaat doelbewust de bankjes gade. Nonchalant wandelt hij naar het bankje waar een jonge vrouw zit te genieten van haar laatste uurtje zeegroen uitzicht, haar rugzak onder de bank gedeponeerd, voor ze terug naar huis treint. Gespeeld verbaasd blijft hij voor haar staan en roept uit: “My God, is that you?” Hij ploft naast haar neer en ratelt verder, zichzelf Brit wanend. Ze herkent dat zangerig accent van haar eigen roots en dat verraadt hem. Hij zit dichtbij waardoor zij hem haar rug toont en zo blijft zitten. Hij stapt niet op. Integendeel, hij schuift dichterbij, flirtend, denkend dat het aanslaat. Van lieverlee zet de vrouw zich weer recht maar schuift twee-handen-breed verder weg. Ze besluit, tegen beter weten in, hem een kans te geven. Ze vraagt hem in het Nederlands over wie hij het heeft. Van verbazing – in zijn arrogantie beseft hij niet dat er intelligente vrouwen bestaan – begint hij in het Nederlands, overschakelend op Engels, hopend dat hij de situatie kan redden. Zwetend zoekt hij naar woorden terwijl hij denkt dat dat mannelijk, ergo aantrekkelijk is, zeker tezamen met die schuurpapieren wangen. Ze gebiedt hem in het Vlaams verder te gaan. Het venijn in haar stem valt hem natuurlijk niet op. In een volgend cliché uit zijn arsenaal over hoe ze eruit ziet, een reistypetje, hoopt hij alsnog haar voor zich te winnen. Ware het niet dat een voorbij huppelend kind hem doorheeft en zijn papa luidkeels op de ruzie wijst. In een laatste poging zijn gezicht te redden, pseudo-grapt hij; “Maken we het goed bij een koffietje?”De volgende seconde kijkt hij haar na, haar rugzak bengelend over haar ene schouder waarbij haar laatste woorden, rood aanlopend uitgeschreeuwd, nazinderen. “Er is geen wij!” Ze verdwijnt tussen de massa, richting station.

Anemos
1 1

Stenen vondst

Hoe lang zou het duren voor de stenen vielen? De slapende lichamen leken als zware zandzakken neergelegd tussen de grashalmen. Hoe koud zouden ze het hebben? Ik vroeg het me af. Ze leken wezenloos en als ze dat nog niet waren, zou de laagste rotsblok daar voor zorgen. De vrouw zal het vast warmer hebben gehad, tussen de modder en het lichaam bovenop haar. Waarom zagen ze er in hemelsnaam zo vredig uit? Was ik in een fantasyfilm terechtgekomen?Dat beeld van de lichamen in de modder met die rotsen boven hen tartte elke verbeelding, zelfs de mijne. De lichamen, over elkaar heen, in het slijk tussen het gras. Ver boven hen ontwaarde ik licht- en donkergrijze tinten in een wolkenstreep waar een zwarte kraai rond cirkelde. Uit de wolk vertrok een touw naar beneden, dubbel gebonden rondom een reuze rotsblok. Het touw daalde verder naar een lagere blok, strak omheen vastgeknoopt. Hoe lang zou het touw het houden? Zou de vogel de koord doen knappen? Het geblaf van de hond van mijn buren, Henri en Elise, leek wel een door God of zijn universum gezonden teken. Abrupt werd ik wakker en schoot recht in de zetel met een nog onwerkelijk gat ergens tussen de fantasy en de concreetheid van het wakker zijn. Met de belofte hun hond dit weekend tijdig uit te laten en eten te geven, had ik de gemeenschappelijke deur tussen onze twee tuinen opengelaten. Ik woonde hier nog niet zo lang en meestal ben ik de laatbloeier in een nieuwe omgeving. Maar in hun hartelijke gastvrijheid zwom ik spontaan mee. Ze leken de artistiekelingen van de wijk, beetje doorleefd voor hun nog jonge leeftijd, dat wel. Toch trok hun optimistische aard me wel aan. En een wederdienst voor het mooie vrolijke tuinhek, waar zij voor gezorgd hadden, leek me wel passend. Beter een goede buur dan een verre vriend, al ken je ze nog niet zo goed, toch? Nu gromde en blafte de hond hees, helemaal anders dan zijn vraag om een wandeling, eten of een spelletje. Toen ik buitenkwam, rende hij als een pijl uit een boog weg.  Wat zou dat toch in hemelsnaam zijn? Bijna over mijn eigen voeten vallend, volgde ik hem. Hij was sneller, zelfs doorheen de witte muur van mist. “Laaassie!”, riep ik zijn schelle blaffen na. Was er een naam die meer cliché klonk? Het geblaf ging plots over in een gehuil. Ik was heel dichtbij. Tot ik versteende. Werd de fantasy vanop de warme zetel toch echt? De modder, het koppel, over elkaar heen gelegen, het vredige aanzicht… Ik keek naar boven, knipperde met mijn ogen; geen rotsblokken aan een touw te zien. Zucht! Lassie draaide hijgend rondjes, rende het stukje tussen het paar en mij op en neer en sprong dan tegen me aan. Voorzichtig zette ik een stap in die richting. Er gebeurde niets. Nog een stap. Nog niets.“Hallo!” Mijn stem piepte. “Haaallooo!!” Dat ging al beter.Nog twee stappen en ik was bij hen. Gebiologeerd door de bijna lieflijke houding van de twee mensen. Tot ik iemand hoorde gillen. Mijn eigen stem! Ik liet me op mijn knieën vallen. Ik trok eerst aan de man, rolde hem op zijn rug en sleepte toen de vrouw van de modderplek weg. Lassie jankte nu zachtjes, tussen de twee lichamen in gezeten. Toen zag ik het zelf pas. Een verlammende realiteit, zoals ze daar lagen; met hun gezichten naar boven, nog nauwelijks ademend, blauw en bleek tegelijk. Wie moest ik eerst reanimeren? Henri of Elise?

Anemos
5 0

Vol van genade

Het was al donker toen één van de politiemannen me vond. Ik had me verstopt omdat ik bang was en Hendrik niet meer bewoog. Ik kende ook de weg naar huis niet; Hendrik had me meegenomen naar het bos en me de klimboom laten zien. Toen de politieman en ik uit het bos kwamen, zag ik mama en papa. Mama zat te huilen in een politiewagen en papa liep rond met zijn handen achter zijn nek en was de hele tijd aan het uitademen. Een vrouw die bij de politie was, gaf me een flesje water en zei dat het niet erg was dat ik me verstopt had; ik had Hendrik toch niet meer kunnen helpen. Ik zei haar dat Hendrik uit de boom was gevallen. De vrouw knikte en zei: 'Dat weten we.' Daarna bracht ze me naar een ambulance en wachtte terwijl een dokter mij onderzocht. Toen de dokter klaar was, gaf de vrouw me een boterham met kaas uit haar brooddoos. Ik at de boterham op en ook de korsten en de graantjes erop. Mijn handen waren vuil.   Ik bleef logeren bij oma en opa. Ik moest niet naar school en mocht de hele dag met Lego spelen, opa helpen met werken en de hele dag koeken eten. Af en toe kwamen mama en papa langs, om te praten met oma en opa. Dan zette oma de televisie voor me op. Wanneer mama en papa weer weggingen zeiden ze dat ik weer naar huis mocht komen als ze met alles klaar waren.  Wanneer ik opa hielp in de tuin of in de schuur, begon ik soms te huilen. Ik huilde om wat er met Hendrik gebeurd was of omdat ik mama en papa miste en soms zomaar. Opa zei dan dat ik naar oma moest gaan. Oma knuffelde me dan tot ik geen tranen meer voelde en opa weer kon gaan helpen. Wanneer ik ’s avonds niet kon slapen, kwam oma bij me in bed zitten en bad stilletjes een rozenkrans terwijl ze door m’n haren wreef. Dan sloot ik mijn ogen en luisterde hoe ze 'wees gegroet Maria, vol van genade, de heer is met u,' fluisterde, tot ik in slaap viel.   Op de begrafenis voor Hendrik waren veel mensen en ook de school was er. In de kerk moest ik vooraan naast mama en papa gaan zitten. Toen ik op het podium aan de microfoon iets moest vertellen, ging papa met mij vooraan staan. Oma had me gezegd dat ik geen slechte dingen mocht vertellen, dus vertelde ik hoe Hendrik me leerde voetballen en niet over hoe we vaak ruziemaakten omdat ik altijd in het doel moest staan en Hendrik veel te hard op mij probeerde te trappen. Ik vertelde dat ik Hendrik miste, maar dat ik ook een beetje blij was omdat hij nu andere kinderen in de hemel kon leren voetballen.  Toen we naar buiten gingen, zei mijn juf dat ik mooie dingen had gezegd en kreeg ik van de kinderen uit mijn klas een grote tekening. ’s Avonds spreidde ik de tekening uit op de tafel en raadde ik wie wat had getekend.   ’s Nachts stond ik bij oma en opa in de slaapkamer omdat ik weer niet kon slapen. Oma stond op terwijl opa luid verder snurkte. Oma veegde mijn tranen weg en stopte me weer in bed. Ze kwam naast me zitten,  wreef door mijn haren, liet de kralen van haar rozenkrans tegen elkaar tikken en begon stil te bidden. Toen zei ik dat ik Hendrik uit de boom had geduwd. Oma stopte even met haar rozenkrans en zei: '’ts niet erg, jongen. ’t Is niet erg.' Daarna bad ze verder en viel ik in slaap.  De volgende ochtend aten opa en ik om ter meest pannenkoeken met suiker. Ik at er vijf en ik won. Daarna kwamen mama en papa mij halen. Ze waren klaar.

Levi Heusdens
0 2

Baratzeartea

(verhaal vanuit het perspectief van het boek) Iemand haalt mij uit het kastje. Ik ben benieuwd. Het is een oudere man. Hij ziet er wat sjofel uit en praat in zichzelf:  ‘Nu weet ik het weer. Die Johan, wat een schrijver. Gelukkig heb ik altijd van de Franse taal gehouden anders had ik het merendeel van de dialogen niet begrepen.‘ Hij legt mij terug en mompelt: ‘Na al die jaren ben ik nog steeds verzot op dat godendrankje van de Basken.’Ik weet waarover hij het heeft. Ik tel tweehonderdtachtig bladzijden en precies in de helft op pagina honderdveertig drinken mijn protagonisten voor de zoveelste en niet voor de laatste keer Izarra, de kruidenlikeur. Wie het drankje toen nog niet kende, ging na mij te hebben gelezen steevast op zoek naar een slijterij waar het spul in zijn groene of gele versie verkocht werd. Respectievelijk twee en vijf jaar na mijn eerste druk in 1963 werden mijn oudste voorgangers verfilmd: De man die zijn haar kort liet knippen uit 1947 en De trein der traagheid uit 1950. Het waren opgemerkte werken die in de Nederlandstalige literatuur het magisch realisme introduceerden: het mysterie van het leven proberen te vatten, verscholen achter de realiteit van het oppervlak. De term werd voor het eerst gebruikt in de schilderkunst tijdens de periode van de Weimarrepubliek in Duitsland.In die laatste film speelde de beroemde acteur Yves Montand. Wat heb ik er altijd stilletjes van gedroomd om ook verfilmd te worden. Ik had ze mij al voorgesteld, de acteurs die mijn personages zouden vertolken. De vijftiger kwam natuurlijk wat de leeftijd betrof overeen met mijn schrijver, maar mocht er naar mijn mening iets knapper uitzien. Voor de jonge Nederlandse student had ik een verblindend mooie jongen met staalblauwe ogen en wapperende blonde haren voor ogen. Oeps, wat gebeurt er. Een vrouw van rond de zeventig opent het kastje. Ze praat tegen een tiener en verklaart dat onlangs op talloze plekken deze uitleenmeubeltjes werden geplaatst. Eenieder kan er boeken in deponeren. Ze reikt naar het boek naast mij en legt het jonge meisje uit waar het over gaat. Het meisje spreekt haar aan met oma. Ze zet het boek terug, kijkt me aan en zegt: “Kijk, Baratzeartea. Dat is een boek van Johan Daisne. Ik heb mijn exemplaar verleden jaar weggeschonken aan de leesclub samen met alle boeken die nog in de kast van opa stonden nadat hij overleed.”Ze neemt mij uit het kastje en ik voel een hete traan over mijn eerste pagina vloeien. Plots herken ik haar blik en haar zachte handen. Zij is het die op die pagina schreef : 1 januari 1976- In mijn bloed zingt mijn liefde voor jou. Uit dank voor je onbaatzuchtige liefde en al je goede zorgen.“Wat een toeval, het is het boek dat ik aan jouw opa gaf nadat ons tweede kindje geboren werd.”“Bedoel je tante Laura, oma?”“Neen, eerst was er jouw mama, maar ons tweede dochtertje is doodgeboren. Pas daarna kwam Laura.”“Wat erg. Dat heeft mama mij nooit verteld.”“Ach, meisje, voor alles komt een tijd. Je wordt nu al wat groter en kijk, nu weet je het ook.”“Mag ik het meenemen, oma?”“Daarvoor ben je dan weer wat te jong om dit boek te lezen, maar ik zal het bijhouden voor later.”Terwijl ze in de droeve ogen van haar oma kijkt, neemt het meisje mij vast. Ze heeft dezelfde zachte handen van haar grootmoeder.“Wat een prachtige illustratie staat er op de omslag. Wie heeft die getekend?”“Vooraan in het boek staat meestal een naam onder omslagontwerp.”“Hij heet Stefan Mesker, maar hier staat Voor Marthe. Wie is dat?”Oma weet dat het de tweede echtgenote is van mijn schrijver. Als ik kon praten, zou ik haar troosten en zeggen dat ook hij een dochtertje verloor. Ze was amper drie maanden oud. De pijn verwerkte hij in verschillende boeken en dichtbundels.     

Vic de Bourg
8 1