Zoeken

AYWAILLE

‘Op het voetpad lopen, achter mij’ roep ik over mijn schouder naar mijn kroost die achter me aan bengelt als kleine volgzame eenden. Het is in vol vertrouwen want het regent en mijn nieuwe regenjas is er eentje die niet meedraait wanneer ik achterom probeer te kijken, ik kijk in mijn eigen kap. Ook besef ik dat mijn vaderlijke raad hier weinig waarde heeft, er is nauwelijks een voetpad. We volgen Rue aux deux Crois steil naar beneden. Bovenaan staat een bescheiden beeldje van de Verlosser, over wie mijn dochter me plechtig meedeelt dat hij op Pasen terug levend wordt. Nee, papa, niet om paaseitjes aan de mensen te brengen, al wist ze ook niet echt waarom dan wel. Het tweede kruis waar de straat het over heeft, hebben we nooit gevonden, tenzij het naar dat kruis verwijst helemaal op de berg over de rivier. De weg, die al redelijk smal is, wordt versperd door een besmeurde vrachtwagen op steunpoten waarin een man aan het stuur zijn boterhammen opeet en me schaapachtig aanstaart. De voorkant van het gevaarte hangt zeker een halve meter boven de grond.‘Bonjour’ zegt een tweede werkman gehuld in modder, die ons passeert en daarbij vriendelijk teken doet dat we links naast de vrachtwagen mogen lopen, alsof hij een rode loper heeft uitgerold. We wringen ons tussen een lantaarnpaal en een hoop loshangende elektriciteitskabels aan een gevel, waarbij we niet proberen uitglijden over het slijk. ‘Merci’ zeg ik toch maar. Er is maar één klant bij de boucherie. Dat is treffen, want er is ook maar één beenhouwer. Toch had ik er niet op gerekend dat de eenheid TPK (tijd per klant) hier aanzienlijk hoger ligt dan in Deurne-centrum. De jonge kerel blijft maar ratelen in het vloeiend Frans over zijn winkel die hij wegens de wegenwerken slechts tijdelijk moet sluiten, maar niet echt officieel. Geen idee wat hij daarmee bedoelt, maar mijn Frans is dan ook niet van zo’n niveau dat ik alles heb begrepen. De verkoopster daarentegen spreekt verrassend slecht Frans, qua uitspraak dan, ik hoor haar typisch onfranse r-klank. Bijna een kwartier later moet de man net geen douze euro betalen. Ik had een familiebestelling verwacht gezien de tijd die gepasseerd is, maar hij heeft blijkbaar een schamele buit van twee bouletten, een potje preparé americain en wat geraspte wortel besteld. Mijn kinderen hebben in tussentijd alle op planken en in manden uitgestalde potjes honing, chocolade repen, specerijen, blikken en delicatessen die binnen hun handbereik liggen al vastgenomen en ter verveling geïnspecteerd, wanneer het eindelijk aan ons is, waardoor ik niet langer kan stilstaan bij het feit dat de man zonet geraspte wortels bij de beenhouwerij heeft gekocht. In mijn niet zo onberispelijk Waals bestel ik jonge kaas, kipfilets, gehakt en hespenworst, terwijl mijn dochter aan mijn mouw trekt met de vraag of ze hier een snoepje krijgen. De vrouw moet dat gehoord hebben, want plots vraagt ze of we uit Vlaanderen afkomstig zijn. ‘Oui!’ antwoord ik volmondig en verrassend chauvinistisch, omdat ik hier nog geen woord Nederlands heb gehoord of gesproken met iemand anders dan mijn gezin sinds we hier zijn. ‘U mag Nederlands spreken hoor! Ik kom ook uit Vlaanderen’ antwoordt ze, terwijl het pas nu tot me doordringt dat ik dus ‘ja’ had willen zeggen in plaats van ‘oui’. Ze vertelt me dat ze in deze beenhouwerij nog maar twee maanden werkt, maar dat ze het veel liever doet dan haar vorige job, poetsen. Ze stelt me allerlei verwachte vragen terwijl ze mijn vlees snijdt en kaas afweegt. Ik vertel haar dat we in Antwerpen wonen, in Deurne en zij heeft daar toch wel een achterneef wonen zeker! Hij heeft nog vis geleverd aan het koningshuis. Ik betuig mijn bewondering hiervoor met een gepaste gezichtsuitdrukking. Ze wil weten of we hier nog lang blijven. ‘Ja, tot en met dinsdag’ zeg ik. En ik vul meteen aan dat er morgen mooi weer is voorspeld, want ze tuurt somber naar buiten en gunt ons een meewarige blik. Het is nu echt beginnen gieten en ze staat erop dat ze mijn boodschappen in een plastic zakje doet. Het is een melijzakje. ‘Waar verblijven jullie?’ In de straat van de twee kruizen. Toch niet de gîte rural? Ja, toch wel. Dat treft. Zijzelf en haar man wonen daar schuin over! Het huis met het hek, ik moet zeker eens gaan kijken, maar nu niet want het regent. En ze kent die gîte goed, want daar poetste ze dus tot voor kort. Ze overhandigt mij het zakje. Of de kindjes nog een stukje witte beuling willen? Ik weet het antwoord al denk ik, maar ik kijk hen even aan. Bij ons geven ze normaal een ‘rolleke’ hespenworst. Deze vrouw kent een andere traditie. Mijn kinderen houden niet van andere tradities. Maar het is zo’n vrouw die de worst al snijdt terwijl ze de vraag stelt. De retorische verkoopster. Je hebt er ook die afwachtend zijn. Die spreken ook de kinderen niet rechtstreeks aan maar vragen aan de vader of moeder of hun kind überhaupt iets mág krijgen. Niet deze vrouw dus. Haar echte vraag zit verscholen in haar ogen, die me pas aankijken wanneer ze de stukjes pens over de toog aan mijn kinderen aanbiedt. Weifelend en vol argwaan nemen ze het stukje onvertrouwd vlees aan. We nemen afscheid met de belofte dat ik zeker terugkom om de huisgemaakte lasagne van de chef eens te proberen. We zijn een twintigtal minuten binnen geweest en mijn zakje telt inderdaad vier producten. Ze nemen hier nog de tijd voor hun klanten. En die tijd wordt voor het oog van de leek volgebabbeld met koetjes en kalfjes, maar zoals de prijs per kilo hangt de geïnvesteerde tijd per klant hier vast aan een strak schema van vijf minuten per gekocht stuk vlees.

Lennart Vanstaen
15 2

Julien Schoenaerts die het dwaallicht leest van Willem Elschot 500.000 keer bekeken op internet.

In de beginne toen de eerste mogelijkheid bestond om video’s op internet te delen op google video, ondertussen verdwenen opgeslokt door YouTube, postte ik een video van Julien Schoenaerts die het dwaallicht leest van Willem Elschot. Onderaan kon men kernwoorden opgeven. Uit grap zocht ik iedere stad, gemeente, gehucht op in Nederland en schreef het er onder als kernwoord. Resultaat iedere keer dat in Nederland iemand zijn stad, gemeente, gehucht intikte verscheen het filmpje van Julien Schoenaerts. 500.000 keer.  ,https://www.youtube.com/watch?v=oMkhBpFdfZc&t=2s https://www.youtube.com/watch?v=Ebg9ZI1IF20 Met een ander filmpje LION eat DUCK antwerpen, probeerde ik een andere grap uit, DE LEEUW EET DE EEND NIET OP. Het grappige zijn de commentaren eronder.  https://www.youtube.com/watch?v=_6EvytFvavA&t=6s Tijdens de jaren 90tig hielp ik in een gallerij op het mechelseplein in Anwerpen. Een graffiti spuiter vroeg mij om zijn werk te filmen want ik had een H8 camera. Eerst was ik niet zo enthousiast u weet wel jong, agressie Maar toen ik zijn werk zag ging ik overstag. Ik wist dat het werk geen eeuwigheid had en zijn werk was zo fantastisch een geniale  3D afbeelding en dat in de jaren 90tig. Ik heb toen al zijn werk tussen 93 en 97 gefilmd. Wanneer hij nieuw werkt maakte telefoneerde hij mij en kwam ik filmen. Wat die agressie betrof er was assertiviteit, geen agressie. Die generatie liet zich de kaas van het brood niet eten.  De grafiti spuiter was ook de leraar van Matthias Schoenaerts.  https://www.youtube.com/playlist?list=PL9PnF5M5bSl0gESnQpHbE5o_4APNvImfE   FOTO GALLERY verf ed https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ************************************************************************** Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e  

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
23 1

Mijn FOTOGRAFIE

  Ik fotografeer al vanaf mijn 18. Eerst heb ik een tijdje met houtskool gewerkt in mijn dorp schijnen er nog een aantal te circuleren ik ondertekende met de naam SERGE omdat mijn oog  was gevallen op een collega die mij verder totaal geen respons gaf. En dan ontdekte ik fotografie en het LICHT. Mijn foto’s zijn onbehandeld gefotografeerd met wegwerp camera’s. Wanneer ik op een plaats ben waar het licht een bepaalde vorm aanneemt dan neem ik mijn camera en duw af. Een voorbeeld is bijgevoegde foto van het straatje die van de grote markt naar de kathedraal loopt in Antwerpen. De regen zorgde voor een fantastisch licht  https://www.2dehands.be/q/verf+ed/ Ik heb er verder weinig aan gedaan. Enkele tentoonstelingen -        Kortrijk ano02 -        Een tentoonstelling op de plaats die later de repetitie keet  werd van de muziek groep DEUS  -        Een opname in de web galerie http://www.anamorfose.be/index/manufacturers_id/58 -        Een tentoonsteling in  Göteborg Internationale Biënnale voor Hedendaagse Kunst (GIBCA) The twelfth edition of the Göteborg International Biennial for Contemporary Art -        Toen dacht ik maak een C.V.  Mijn galerij is een site op tweedehands be https://www.2dehands.be/q/verf+ed/  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+rooie+flikkers+amsterdam%3a+montaigue+de+quercy%2c+frankrijk/ Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
24 0

Family Portrait

La destruction sans scrupule d'une âme remplie de bonneté ne peut pas se justifier par un traumatisme qu'on a vecu dans son passé.  Once upon a time, there was a Queen in a kingdom unknown. For her beauty admired wide and far; she had become her subject's object of affection. But ignoring their existence, she subsisted on games and rendered them breadless. Villages and cities fell into destitution by her negligence. Yet, starving to death, they died honouring her image. Close to her, were a knight and court jester. The knight, only known as the Queen’s, refused to be ordained by anyone but she. He had given himself completely, hoping to find love in broken bones. Unrequited love had rendered her loving knight a cripple. Dedicated to tragedy, he died a lonely death.  Her Majesty had sustained herself on awaiting a king to her unknown. She sought in him a saviour to forget the world awaiting her. For without him in her stead, had lost the will to shine. Consumed by loneliness, she was overtaken by her shadow.  On a makeshift throne, she lamented an absence, leaving her empty. The pursuit of a beloved in vain, opportunism in courtship had left her exasperated. Loveless romance surrounded her, while she sat alone. Besides her, sat the jester, desperately at her mercy. Redundancy of pleasure rendered him meaningless to the Queen. Her laugh only ringing at other's misfortune, he sought to destroy himself. Loved by all, he fell prey to her abuse. The court jester, once beloved by the Her Majesty, now a fool. Erased from her conscience, their deaths fell into oblivion. 

elsiepelsie
0 0

Met oma in de Lunchgarden

De tweeëntachtigjarige oma van Pablo, de oudste kleinzoon, heeft voorgesteld met hem te gaan eten in de Lunchgarden van de grote Carrefour aan de Ringlaan. Ze hebben afgesproken rond elf uur. Tien minuten vroeger belt Pablo zijn oma. ‘Ik kom je zo dadelijk oppikken. Is dat oké?’ ‘Zeker lieve Pablo. Ik ben net naar de beenhouwer geweest. Ik moet het vlees nog in de koelkast steken en een ander blouske aandoen. Dan ben ik klaar.’ ‘Over een kwartiertje ben ik bij jou, oma,’ zegt de kleinzoon, drieëntwintig en student biochemie.    Vijf na elf stopt Pablo voor het huis van zijn oma die al in de deur staat te wachten. Ze waggelt met haar wandelstok in de lucht richting auto. Ze opent de deur van de kleine, tweedehands Peugeot 205 en roept: ‘Dag Pablo! Hoe gaat het jongen? Bij mij gaat het vandaag moeizaam.’ ‘We hebben alle tijd oma,’ antwoordt de jongeman vriendelijk. Germaine gooit haar handtas in de auto en draait zich met haar rug naar de passagierszetel, zet met haar rechterhand haar wandelstok stevig op de grond, laat zich achterwaarts half in de zetel vallen, er goed op lettend dat ze haar hoofd niet stoot, draait zich dan half linksom, zodat ze eveneens door de voorruit kan kijken. Daarna probeert ze haar wandelstok tussen haar knieën weg te zetten, maar daarvoor moet ze nog wat achterwaarts schuifelen en wat rechtop gaan zitten. Met haar schoenen probeert ze haar handtas wat naar links te duwen. Pablo heeft voor hij vertrok de passagierszetel zo ver als mogelijk naar achter gezet. Hij vraagt: ‘Zit je comfortabel, oma?’ ‘Ja. We kunnen vertrekken. Voorzichtig, hé,’ antwoordt oma die meteen een verhaaltje begint te vertellen over de buurvrouw die een nieuwe knie heeft laten steken en op de sukkel is. Pablo luistert aandachtig.    Rond half twaalf rijden ze de parking van de Carrefour op. Pablo parkeert recht tegenover de Lunchgarden. Ook het uitstappen duurt een eeuwigheid, maar de oudste kleinzoon heeft geduld. ‘Mijn stok heb ik niet nodig,’ zegt oma en ze slaat het portier van de Peugeot hard toe. Pablo geeft haar zijn linkerarm en arm in arm stappen ze naar de ingang van de Lunchgarden.    De Lunchgarden lijkt wel de refter van een rusthuis. Het zit er vol oude mensen. Oma twijfelt niet en neemt zoals steeds twee garnaalkroketten en frit met videe. ‘Pak jij nog een Cola en een glas?’ ‘Moet jij niet zo’n karretje hebben om uw plateau op te zetten?’ vraagt Pablo. ‘Jaja, is goed. Waar is mijn bankkaart?’ Pablo kiest voor gehaktballen uit Luik met puree. Als voorgerecht neemt ook hij garnaalkroketten. De vriendelijke kassadame van Afrikaanse origine vraagt of we na het eten koffie willen. ‘Neenee. Jij, Pablo?’ ‘Weet ik nog niet. Zien we straks,’ antwoordt hij bedachtzaam.   Hij rolt het karretje met al het lekkere eten richting een vrije tafel in het hoekje vlakbij de nooduitgang. Alle bejaarde klanten staren hen aan. Oma zegt: ‘Dat lijkt hier wel de cafetaria van een rusthuis. Vervelend is dat. Waarom gapen die zo?’ ‘Het valt wel mee oma. We hebben van die mensen geen last,’ sust hij.    ‘Zijn ze te doen?’ vraagt oma naar de kwaliteit van de garnaalkroketten.  ‘Uitstekend,’ antwoordt Pablo. ‘Ooh, servetten. Doeme toch. Ik zit juist. Pablo, ga jij servetten halen?’ ‘Zeker, oma. Ik ben zo terug.’ Hij wandelt naar de frisdrankkoelkast en leest: ‘Om duimen en vingers bij af te likken, of toch liever een servetje?’ Hij neemt er een paar en wandelt terug naar oma. Opnieuw gapen al die oude mensen de jongeman aan alsof hij naakt door de Lunchgarden stapt.   ‘Drie euro dertig voor één garnaalkroket! Daar verdienen ze veel op, zé.’ ‘Ik heb gisteren Warhaus gezien in Eindhoven. Goed optreden. Alle geluk dat die onnozel Sylvie Kreusch daar niet meer bij zingt. Ze zijn sterk geëvolueerd. Die zanger is een halve gare. Getalenteerde muzikanten ook,’ vertelt Pablo. ‘Vijfendertig euro voor ons met twee valt wel mee. Dat betaal je normaal gesproken voor één man. Wat zei je?’ ‘Ik heb Warhaus gezien in de Effenaar in Eindhoven.’ ‘Wie? Was het leuk? Je moet genieten in het leven,’ antwoordt oma en ze vervolgt: ‘Goede videe weer. De fritten zijn wat minder. Ik vind ook dat ze vriendelijk zijn. Dat negerinnetje aan de kassa was super lief.’ Pablo eet de eerste gehaktbal met ajuin en kruiden rustig op.   Plots begint er een bejaarde vrouw luid te gillen, waardoor een eveneens bejaarde vrouw ,die net van plan was haar plateau op de tafel te zetten, op indrukwekkende wijze het dienblad naar bovengooit. Met een hels kabaal donderen haar netaangekochte spijzen in de bordjes op de vloer. Haar oude bloemetjesjurk ziet er nu nog kleurrijker uit. Om haar evenwicht niet helemaal te verliezen gaat ze naast haar lunch op de grond zitten. Ze trilt en ziet lijkbleek. Oma en Pablo zien nu ook waarom er akelig gegild wordt. In het midden van de zaal tippelen er drie grote muizen in een rij richting keuken. Het zijn geen ratten, want die zijn groter. Een oude man met een rollator wil ter hulp schieten, maar dat loopt fout. Hij schuift uit op de etensresten op de vloer en doet, voor de eerste keer in zijn leven, een grand-écart. De rollator rolt eenzaam tot aan de nooduitgang. ‘Kijk,’ roept oma uit, ‘die man die daar acrobatische toeren uithaalt ken ik! Dat is Alfons van Louiza uit de Pottenbakkersstraat in Wiekevorst. Die is nog kolenboer geweest. Hij heeft vijf dochters. Zijn zoon is verongelukt.’ Pablo kijkt naar het theater en eet nog wat puree met de rode saus. Naast ons wil er een zenuwachige man de eetzaal verlaten via die nooduitgang. Hij duwt als een gek tegen de rode stang. De deur gaat moeilijk open, maar nu weerklinkt er een hels alarm. Het klinkt alsof er een brandweerwagen in de Lunchgarden staat. We glimlachen. We zijn niet van plan de 112 te bellen. Oma dipt nog een krom fritje in het kleine potje mayonaise en zegt doodgemoedereerd: ‘Wat een spektakel! Alfons van Louiza doet turnoefeningen op restaurant. Ik hoop dat in een echt rusthuis ook zo veel te beleven valt.’ en steekt met haar vork nog een stukje kip in haar mond. Pablo vraagt: ‘Moet ik nog koffie en dessert gaan halen, oma?’ ‘Ja, waarom niet. Koffie hoeft niet, maar ik lust nog wel wat rijstpap,’ antwoordt oma. Een jong gezinnetje met twee huilende babies verlaat via het binnenspeeltuintje en de nooduitgang het etablissement. Een bewakingsagent die buiten stond te roken komt via diezelfde nooduitgang naar binnen om de gemoederen wat te bedaren, de schade op te meten en wat te werken. Geen idee of hij wel al de hulpdiensten heeft verwittigd. Op het eerste zicht doet er niemand een hartaanval of iets gelijkaardigs. Alleen de kolenboer heeft een dokter en een ambulance nodig.   Ondertussen staat er rond Alfons en de vrouw in de bloemetjesjurk een groepje bejaarden die geen kaas gegeten hebben van EHBO. Pablo stapt rustig maar gedecideerd naar de koeltoog met desserts en haalt er een potje rijstpap en een potje tiramisu uit. Het vriendelijke, Afrikaanse kassameisje is nergens te bekennen, dus hij wandelt zonder te betalen naar het tafeltje van oma. Dit keer is er niemand die hem bekijkt. ‘Aah, lekker rijstpap,’ reageert oma. ‘Gelukkig maakt dat alarm al minder lawaai,’ zegt Pablo en hij vervolgt: ‘de desserts zijn niet betaald, want ik zag nergens een kassadame.’ ‘Geeft niet Pablo. Smakelijk!’ en beiden eten smakelijk en rustig hun nagerecht op. Na de rijstpap steekt oma nog een koud geworden fritje in haar mond. De omstaanders hebben inmiddels de vrouw in de kleurrijke bloemetjesjurk, het lijkt wat op een motief voor een tafelkleed of een gordijn, op een stoel geholpen. Ze huilt. De bewakingsagent bekommert zich om Alfons. Die is er schijnbaar erg aan toe. ‘Was de tiramisu lekker?’ vraagt oma. ‘Ja, heel lekker. Niet te zwaar. Dank u voor de traktatie, oma. Zouden we vandaag onze borden en plateaus ook moeten terugzetten?’ ‘Neen, laat maar gewoon staan. Vandaag is uitzonderlijk. Als ze muizen hebben moeten ze misschien wat beter afwassen of zo,’ zegt oma lakoniek. ‘Of waren het toch ratten?’   Op de parking van de Carrefour staat er ondertussen een menigte te kijken naar de Lunchgarden. Het alarm loeit nog steeds. Het perfecte lokmiddel voor ramptoeristen. Als Pablo de parking af rijdt draait er een politiecombi de parking op. Ze lachen zich een breuk. ‘Wat een belevenis! Drie muizen en zesentwintig bejaarden in de Lunchgarden! Een kolenboer die een grand-écart doet. Maar ik heb wel lekker gegeten. Jij ook, Pablo?’ ‘Zeker oma. Ik vond het erg aangenaam.’    De oudste kleinzoon zet zijn oma thuis af en rijdt naar huis. In de Harmoniestraat zit hij  achter een tractor.                            

Hubert Grimmelt
25 0

Van Abbe museum

Rond kwart na elf arriveer ik in Eindhoven. Aan de ticketbalie kom ik meteen een oude bekende tegen. Annebel, de verantwoordelijke van de educatieve dienst heeft nu lange, grijze haren. We begroeten elkaar hartelijk. Ik ga eerst een koffie drinken en de infobrochure lezen. De tentoonstelling in de nieuwbouw belooft de eerste volledig multi-zintuiglijke collectiepresentatie van Nederland te worden. Er is ook een installatie te zien waarin een duif, een eend en een koekoek symbool staan voor niet-standaard gedrag als het gaat om seksualiteit en opvoeding. Het wordt vast een mooi bezoek.  Ik wandel zaal één binnen en zie meteen een roze en gele potloodtekening van Lilly getiteld: ‘Vervelende man Kie Ellens.’ Het is magnifique. De vervelende man heeft een blauwe neus en een oranje staart. Ik glimlach. Ik ben blij dat ik in nog een keertje in het museum ben.  In zaal twee kan ik dankzij Stanley Brouwn, die zijn leven lang geïnteresseerd was in meten en maten, twee meter in de richting van Calcutta lopen en vier meter in de richting van Havana. Ik ben content en licht euforisch. Ik heb het uitstekend naar mijn zin.  Mijn enthousiasme stijgt nog, want ik zie een prachtig, kinderachtig werk van Jean Dubuffet ‘la main dans le sac.’ In de zaal, waar rubberen tegels liggen die je ook vindt in speeltuinen. De zaal draagt de naam ‘Nieuwsgierigheid van de beginneling’. Ik zie vier slordige, maar vermakelijke Appels. In de vitrinekast liggen kleurrijke postkaarten gemaakt door kinderen in het kader van een trauma herstelprogramma. Ik amuseer me wel.  In zaal vijf loopt het fout. De bloedmooie, vrouwelijke museumsuppoost draagt plastic teenslippers die een floppend geluid maken als ze ongeïnteresseerd door de zaal loopt. Ze kijkt me niet aan. Ik bekijk haar van kop tot teen. Gelukkig is er in het museum een zacht zoemende airco. Ik draai me om mijn as om de dame ook langs achter aandachtig te bekijken en loop tegen een houten beeldhouwwerk aan. Ik verlies mijn evenwicht en in mijn ongelukkige val sleur ik het kastanje houten beeld, vervaardigd door een kunstenaar uit Papua tijdens zijn verblijf in Almere, mee. Ik bezeer me. Vooral mijn linker elleboog en knie doen pijn. Het kunstwerk ‘Ancestor statue’ uit 2010 van Rodan Omoma is onbeschadigd. Gelukkig maar. Het heet wijf in een rood hemd en zwart rokje komt, zo goed en zo kwaad als het kan met teenslippers aan, aangestormd. “Mijnheer, mijnheer, alles in orde?” vraagt ze met een afgrijselijke, nasale stem.  “Zeker,” mompel ik terwijl ik met enige moeite recht kruip. De suppoost zet het beeldhouwwerk netjes terug op zijn plaats en controleert of er iets stuk of beschadigd is. Hoog en piepend merkt ze op: “U moet wel een beetje uitkijken, mijnheer. Dit is geen voelobject.” “Zeker, zeker,” meld ik haar en trek mijn wit Nike T-shirtje recht. “Mooi werk trouwens,” ga ik verder. “Jazeker. De kunstenaar heeft dat in Nederland gemaakt. Hij was hier voor een oogoperatie die ze in Papua Nieuw Guinea niet konden uitvoeren,” vertelt ze in een, irritant, hoog, sopraan stemmetje. “Ik zou beter ook een keertje langsgaan bij de oogarts, dan loop ik niet steeds overal tegenaan.” “Ik moet dit voorval wel melden aan mijn overste,” zegt ze terwijl ze, ter studie, een cirkelvormig beweging rond het beeld maakt. “Geen probleem. U doet maar. Tot kijk.” Mijn elleboog en pols doen echt pijn.  Gelukkig staat er in zaal zes een bankje waarop ik even ga zitten. Ik denk die erfgoedbewaakster op teenslippers heeft een stem als van een castraatzanger uit begin negentiende eeuw en het IQ van een Schotse korhoen en Multi-zintuiglijk is deze tentoonstelling zeker. Zaal zeven wandel ik snel en onoplettend door, want ik heb nood aan een sigaret en een koffie. Ondertussen doet ook mijn rechter enkel pijn.  In het museumcafé kijk ik naar een pronte, beetje vulgaire vrouw met een lichtgroen blousje en witte cowboybotten die druk zit te telefoneren. Ze frunnikt aan haar linker botinne. In haar rechterhand houdt ze een iPhone elf met gebarsten scherm aan haar rechteroor. Ze maakt veel onnozel kabaal. Ze doet me denken aan een Poolse prostituee. “Nou, bekijk het maar. Ik moet gaan werken,” roept ze tot slot in haar gsm. Ze loopt onelegant het terras van het museumcafé op. Ze heeft blond geverfd haar en is dom. Hoogstwaarschijnlijk is zij de uitbaatster van deze Horeca-gelegenheid. Ik weet niet welke geur ze verspreid, maar waarschijnlijk iets met vanille. Op de tafel in het café licht er een langwerpige flyer met als tekst: ‘Voelobjecten. Zie je een groen handje, dan kun je dit voelobject gerust aanraken. Daar is het speciaal voor gemaakt. De kunstwerken mogen niet aangeraakt worden.’ Mooi zo.   Ik verlaat het van Abbemuseum en ben van plan in de dichtstbijzijnde coffeeshop cannabis te kopen. Gelukkig is die niet ver. In de shop op de Stratumsedijk koop ik vijftien gram wiet. In de Albert Heyn vind ik een pakje van Nelle en blauw blaadjes. Op een caféterras bestel ik een gin-tonic en draai een jointje. De knappe serveerster in een kort rokje brengt me mijn cocktail en de rekening. Onderaan op het ticketje staat ‘Wat hebben we het toch goed! Bedankt en tot ziens.’ De zon schijnt flauwtjes. Een groepje Japanse toeristen komt langs. Allicht zijn die op weg naar hedendaagse kunst. Ik steek mijn jointje op en proef van de tabak en de nederwiet. Mijn bezoek aan Eindhoven zal vast en zeker multi-zintuiglijk worden. Ik moet eerst hoesten, maar dan proef ik de tabak en de gin. Een oude vrouw in een roze trainingspak met een beige poedel kijkt me lelijk aan. Ik heb zin om te roepen ‘gevaarlijke hond!’, maar zwijg. Ik kijk gewoon lelijk terug. Aan de overzijde van het terras draait er iemand een kroket uit de krokettenautomaat. Ik moet lachen, maar weet niet waarom. Ik bestel een tweede gin-tonic van negen euro en vraag de juffrouw of ik ook een tosti kan eten. Dat kan. Opnieuw lees ik op de bon ‘Wat hebben we het toch goed! Bedankt en tot ziens.’ Ik betaal met de Payconiq app. De mooie serveerster glimlacht. Het rollen van de tweede joint gaat al moeizamer. Het tafeltje en mijn schoot liggen vol tabak. Uit de boxen klinkt Jeff Buckley die ‘Hallelujah’ zingt. Ik drink de gin-tonic adfundum leeg. Een bleke politieagent met een fluo oranje vest fietst traag voorbij. Twee jongemannen waarvan één in een PSV shirtje nemen plaats drie tafeltjes rechts van me. Opnieuw moet ik hoesten. Ik ben ondertussen zo stoned als een Vlaamse papegaai en bestel een derde gin-tonic. Ik probeer de interessantste kunstwerken die ik in het museum gezien heb voor de geest te halen, maar dat lukt niet. Ik herinner me alleen de kleurrijke Dubuffet en de suppoost met het piepstemmetje en de teenslippers. Ik moet pipi doen. Ik sta recht en duizel. Ik voel me vrolijk. Ik waggel naar de entree van het café. Er hangt een gigantisch reclamebord met de letters ‘P’, ‘H’, ‘I’, ‘L’, ‘I’, ‘P’, ‘S’. In het toilet struikel ik zonder grote gevolgen. In het café zitten twee erg dikke heren te schaken. Ze hebben alle twee een gigantische bierpens. Als ik het terras opwandel lachen de twee jongemannen me breed toe. Ik weet dat het erg dom is, toch rol ik een derde jointje, maar het gaat niet meer zo vlot. De tabak en de groene cannabis liggen op mijn broek en het tafelblad. Gelukkig is Henk met z’n voetbalshirtje van enkele tafeltjes verder bereid me te helpen. Hij steekt de gerolde sigaret aan geeft ze me met de woorden “Enjoy!” Na wat normaal gehoest begin ik opnieuw te lachen. Een aanleiding is er niet. Ik ga volkomen gelukkig languit achterover hangen in mijn stoel. Ondertussen weet ik dat de serveerster Daphne heet. Op haar linkerdij heeft ze een tattoo van speelkaarten. Ik zie een Royal Flush. Ik vraag haar wat dat te betekenen heeft. “Dat is een lang verhaal dat ik nu niet ga vertellen.” “Geen probleem,” antwoord ik.   “Gij zijt een heet wijf!” roep ik als ik met Daphne haar studentenflatje binnenstrompel. Ik ben stoned, dronken en enthousiast. Ze duwt me op de IKEA bank en doet haar T-shirt uit. Ik zie een goedgevulde, rode BH die me doet denken aan Annie Lennox. Ze trapt haar high heels uit en begint te morrelen aan mijn broeksriem. “Ooh, ooh, rustig aan,” probeer ik. Ze zuigt aan mijn piemel. Ik sluit mijn ogen en zie sterretjes. Het verbaast me dat ik na zoveel alcohol nog een erectie heb. “Vind je het leuk?” vraagt ze met een lachje. “Ooh, ooh, …” antwoord ik. Twee minuten later ejaculeer ik. Het voelt alsof ik tegen het plafond spuit. Al mijn spieren ontspannen. Ik voel me warm en slap. Ik denk ik heb het nog nooit zo zacht weten doen. Amaai. Ze lacht. Ik zucht en probeer zelf ook te lachen. Ze doet nu ook haar rokje uit. Haar slipje is ook rood. Op haar venusheuvel heeft ze een tattoo van een schorpioen. Ik lig achterover op de bank met mijn jeansbroek op mijn enkels. Ze neemt elegant plaats op mijn stijve en begint zachtjes op en neer te wippen, haar handen op mijn schouders. Ik doe de BH uit opdat haar borsten wat losser zouden kunnen -jawel- op en neer wippen. Af en toe kreunen we. Ik moet naar adem happen. Na enkele minuten kom ik hevig trillend klaar. Elegant gaat ze naast me zitten. “Leuk?” vraagt ze glimlachend. Ik mompel wat en trek mijn Schiesser shortje en mijn broek op. “Nog een gin-tonic?” vraagt Daphne. “Jazeker, waarom niet?” “Oké” In haar lingerie stapt ze vrolijk naar het keukentje. Ik steek ondertussen een sigaretje op. Rond middernacht kruipen we in bed.  “Je haar ruikt lekker,” zeg ik. “Ja? Naar wat?” “Fruit.” “Fruit? Welk fruit?” “Eeuh, perzikken, appel en passievrucht. Is dat Schwarzkopf?” “Neen, onnozel jongetje, dat is L’Oréal. Weet jij eigenlijk hoeveel erogene zones een vrouw heeft?” “Neen” “Tweehonderddrieënvijftig” “Echt?” “Tweehonderdnegenenveertig meer dan de man” “Allez. Waarom heb jij een tattoo van een schorpioen op je venusheuvel?” “Een stommiteit.”   De volgende morgen ontwaak ik naast Daphne. Ze is nog steeds bloedmooi. Ik herinner me niet veel van gisteren, enkel dat het mooi geweest is. Het vervelende stemmetje van de suppoost in het van Abbemuseum herinner ik me wel. Kwartiertje later ontwaakt Daphne.  “Ik heb zin om te vrijen.” “Neen, nu niet.” “Waarom niet?” “Daarom. Slaap nog maar wat.”   … vijf minuten later   “Ben je zeker?” “Ja, ik ben moe en lui.” “Slaapwel.” “Slaapwel.”   … drie minuten later   “Straks dan?” “Wees nu alsjeblief stil. Slaapwel.”   … vier minuten later   “Ik heb eigenlijk wel zin.” “Potverdorie, Hubert, ga je nu eindelijk ophouden?”   … twee minuten later   “Ok, slaapwel.”   … zes minuten later   “Ik zie u graag Daphne.” ’s Namiddags vind ik een gedichtje in mijn dagboek dat ik een tijdje terug op een dag vrij-af heb geschreven. Ik ben ook begonnen aan een nieuw getiteld ‘Uw kut smells like Kartoffeln’, maar dat is nog niet af. Ik heb Daphne gepromoveerd tot muze. Ik lees het haar hardop voor.    verboden vruchten en groentes     Ik hou van je Ik zie u graag Je bent zo mooi Ik vin(d) je zo lief Ik hou van je Gelukkig zijn er nog die borsten als rijpe, Cavaillon meloenen   De onderkant, de zijkant, de boven - en de binnenkant geven mee Als je ze voorzichtig indrukt Er zit ook een ventieltje op   Mijn piemeltje is familie van de komkommer En klinkt hol als je erop zuigt  Of het wil oppompen    Ik luister nog wat Herbie Hancock En schrijf in een bijna uitgestorven taal Het is allemaal doodzonde Erotiek raakt ons aan de kern en Is niet altijd exotisch   “Nou Hubert, heel leuk. Echt heel leuk. Ik ben blij dat ik een rare, dronken, Belgische Kunstenaar heb meegenomen uit het café.” Ze zit breed te glimlachen en vindt het dus echt grappig. “Familie van de komkommer? Hoe kom je daar op?” “Ben je zeker dat Eindhoven niet exotisch is? Ik heb een keertje met enkele komkommers …” “Daphne bespaar me de details.” Nadien belanden we in bed.                        

Hubert Grimmelt
9 0