Zoeken

Jij, superheld!

Sterke vrouwen. Sterke papa's. Sterke ouders. Ik heb er vandaag één ontmoet. Fulltime mama van twee, zo goed als alleen. Dag en nacht. Respect en bewondering zijn hier op hun plaats. Het ouderschap wordt vaak als vanzelfsprekend bevonden. Dat is het niet! Ieder gezin heeft zijn eigen rugzak, waarop het soms moeilijk om dragen is. Ik kijk dan naar bewust ongehuwde moeders. Alleenstaande vaders. Ouders die geen keuze hebben, een dubbel leven opvoeden moet. En meer... elke andere situatie die zijn of haar bewegingsruimte mist. Laten we even stilstaan. Over het leven vóór kinderen en erna. Over het veel te vroeg ontwaken en de verhaaltjes voor het slapengaan. Over de onderbroken nachten. Het waken. Over de vrijheid die je mist, de drang om het "goed" te doen. De verantwoordelijkheid die we dragen. Over de liefde die we geven en omarmen. De glimlach die we lezen. Ons eigen geluk dat we op handen dragen. Over ons eigen bloed, ons eigen leven, die we nu in tweeën delen. Over de kleine zorgen en de grote. Het ziek zijn, het beschermen. Het gemis naar dat deel van ons leven als ze logeren gaan. De hunkering om even alleen te zijn wanneer dit nodig is. Het niet meer kiezen, er gewoon voor gaan. Onze intuïtie achterna. En hopen op het juiste resultaat. Over de keuzes die we moeten maken, voor hen, soms hartverscheurend. Wonden die we moeten helen, traantjes om te drogen... Te luisteren, te begrijpen en te leren. Te spelen. We doen het allemaal. Het is één pakket. Geen proefperiode, of bepaalde tijd. Constant en altijd. Allemaal op 24uren tijd. Vanzelfsprekend? Ik dacht het niet! Laten we erover praten. Het bespreekbaar en niet vanzelfsprekend maken. Alstublieft!?

Kelly Buysse
0 0

Een bocht naar rechts, een bocht naar links

Als je door mijn raam kijkt, zie je een baan die donker kleurt onder windwolken. Regenvlagen spoelen dagen weg, maar de straat geeft niet op. Die zal er altijd blijven. Naast de klaprozen die zich verspreiden over de velden rondom. Vanuit mijn raam, zie je de weg twee bochten nemen. De eerste is naar rechts, de tweede naar links. Alsof het weet dat het fout zit, maar er niets aan kan doen. Het moet die mogelijkheden nemen, die ervaringen van beweging opzoeken. De wandelaars moeten proeven van het leven, maar ook niet al te veel. Te links of te rechts en je komt uiteindelijk op hetzelfde punt terug terecht. En een straat weet dat het leven zo niet in elkaar zit.   Na de eerste bocht naar rechts, herinneren kleurrijke paaltjes dat er een gasleiding onder de grond zit. Je kan maar beter op de baan blijven, ook al spoort de straat je aan om af en toe de zachte grond op te zoeken. Aan beide zijden van de baan is er geen voet- of fietspad. Het asfalt helt wat naar beneden en groet daar het gras. Wandelaars kunnen gerust zijn, ook al komt er een wagen aan, ze hebben steeds een plek om veilig te staan.   Tijdens mijn jeugd werd de straat ooit opengebroken. Een geraamte slingerde maar wat voort. Het gezicht verdwijnt onder voortdurend gestamp van gemeentewerkers. Na verloop van tijd komt het terug. Het slingert niet meer, het waadt door het landschap. Terug de bocht naar rechts, daarna de bocht naar links en hup, verder naar het volgende dorp. Over het kruispunt, maar daar eindigt een kleine wereld.

Simon Sileghem
0 0

Verbondenheid in de ziekenhuiskamer

De vrouw naast mij op de kamer was 71 jaar oud. Ze was bang en had pijn. De dokters bevestigden twintig nietjes in haar onderrug. En wanneer ze pijn had, deed het deugd om te praten. Ze vroeg of ze met mij kon praten. Ik had daar absoluut geen probleem mee. Want ik kon ook best wel wat afleiding gebruiken.   We waren allebei geopereerd door dezelfde dokter. Alleen kon ik al na een nacht terug uit bed en zij niet. De eerste nacht was voor beiden de moeilijkste. Ik hoorde haar soms huilen in haar bed. Ze schaamde zich en ik vertelde haar dat het niet hoefde.   Het gordijn tussen onze beide kamerdelen was gesloten voor de nachtrust. Dat had de verpleegster gedaan. Toen het ochtend was, vroeg ze me of ik al wakker was. "Ik moet je iets vertellen" zei ze. "En je zal waarschijnlijk lachen maar dat geeft niet." Ik schoof het gordijn opzij en beloofde plechtig om niet te lachen.   "Ik kan niet slapen als ik niet heb gebeden. Ik heb gisterenavond voor iedereen die het nodig heeft gebeden. Ook voor u zodat je snel terug voor je kinderen kan zorgen." Haar gebaar ontroerde me. Ik vertelde haar dat ik nooit met zoiets zou lachen want dat ik die avond ook had gebeden. En ook voor haar, dat ze niet teveel pijn zou hebben die nacht. Het was mooi om in die kamer te liggen met haar. Geloof komt in de media en het dagelijks leven vaak voor als iets wat ons uiteen drijft. Maar daar, die negende februari in die ziekenhuiskamer, zorgde het voor verbondenheid tussen ons. Tussen jong en oud, twee tot voor kort onbekenden. Iets wat me, ondanks de pijn, heel dankbaar stemde.

Alice Bremt
0 0

De neurochirurg

De deur zwaait open. Daar staat de neurochirurg. Hij geeft ons een hand terwijl hij zegt "Ik heb uw dossier al uitgebreid bekeken." We zetten ons neer op de stoeltjes aan zijn bureau. Nog voor hij gaat zitten, kijkt hij ons aan en zegt: "ik vrees dat we niet anders kunnen dan opereren." Weg vliegt het laatste beetje (valse) hoop.   Hij begint opnieuw, zoals alle dokters, over hoe uitzonderlijk dit is op mijn leeftijd. Vreemd hoe je tijdens je puberteit niets anders wilt dan opvallen en gezien worden. Om dan eens je volwassen(er) bent net het tegenovergestelde te hopen. Ik zou liever geen uitzonderlijke nek hebben. Hij begint met een reeks mogelijke oorzaken op te sommen: een ongeval?, gevallen?, whiplash?, roker?, eerdere operatie?,... Ik moet op iedere vraag 'nee' antwoorden. Ik heb flink gestudeerd, werk ijverig, zorg voor mijn gezin, hou van mijn familie, doe geen extreme sporten, ben gelovig, heb nooit drugs gebruikt,... Het wringt een beetje en de vraag "waarom ik" duikt vaak op in mijn hoofd. Ik had misschien beter wel wat extremere sporten gedaan, wie weet. Maar ik heb hoogtevrees.   Hij toont de tussenwervels die ze zullen plaatsen. Het zijn synthetische exemplaren die door sommige verzekeringen worden terugbetaald. Als dat niet het geval is, kost het ongeveer 200 euro. Ik denk aan de vakanties waar we dit jaar gingen voor sparen. We gingen onszelf voorop zetten en geen verbouwingen of andere zaken doen. "Een goedkopere optie is om bot te nemen van de heupen en dat in de plaats te gebruiken maar op uw leeft...". Mijn man en ik kijken naar elkaar en zeggen bijna simultaan "neen, de eerste optie." De chirurg beantwoordt netjes al onze vragen. In totaal zullen ze 2 of 3 tussenwervels vervangen via een kleine incisie in mijn nek.   Na 20 minuutjes staan we opnieuw buiten met een infomapje en de operatiedatum. Iedereen heeft het over hoe goed het is dat we vooruitgang maken. Over hoe ik moet vooruit kijken en positief zijn. Het einde van de pijn is in zicht. Terwijl ik met een naar gevoel blijf lopen en het optimisme voorlopig niet deel. Ik zou willen huilen maar ik kan niet. Nu ik hier vandaag alleen zit, lijkt alles me te overspoelen.   Het gevoel van oneerlijkheid. De angst voor de operatie. De boosheid om alle voorbije ingrepen en doktersbezoeken die niets uithaalden. Alle vragen over 'wat na de operatie': hoe goed zal ik mijn nek nog kunnen bewegen?, hoe zal het voelen?, zal het litteken niet te groot en opvallend zijn?. Het wanhopige gevoel dat ik ondanks alle moeite in het worst-case scenario ben terecht gekomen. De frustratie over 'op jouw leeftijd zien we dit niet veel'. Het onvermogen dat ik voel om hierover op een correcte manier met de kinderen te praten Het gevoel dat ik bijna een half jaar van mijn leven 'kwijt' ben.   Ik moet het nog een plaats geven. Ik moet nog de zin vinden in de komende maanden. Ik moet opnieuw wat hoop en positiviteit bij elkaar schrapen. Ik kan het alleen nu even nog niet. Ik heb tijd nodig.  

Alice Bremt
0 1

Mijn persoonlijke ervaring met een Amerikaanse IT uitgever

Nog voor ik kon schrijven, droomde ik ervan een boek te publiceren. Ik schreef massa’s verhalen in een zelf uitgevonden geschrift dat pas in de loop van het eerste leerjaar een leesbare vorm kreeg. Ik was al een stuk in de 20, toen ik het voor het eerst waagde een uitgever te contacteren. De afwijzingen waren van die aard dat ik besloot mij te concentreren op mijn ingenieursstudies. Ondertussen zijn we bijna 30 jaar verder en heb ik twee boeken op mijn naam staan. Hoe dat ging? Vaak geldt de regel: men vraagt niet, men wordt gevraagd.   Stap één: het verkrijgen van een contract Door mijn beroep heb ik expertise opgebouwd in een heel specifiek gebied. Omdat ik dag in dag uit met veel technische vragen werd geconfronteerd, besloot ik in 2004 wat vakantie te nemen om een gratis online tutorial te schrijven. Die pagina’s waren vrij toegankelijk en hadden veel succes. Het duurde niet lang vooraleer ik een eerste aanbieding kreeg van O’Reilly. Nog voor ik goed en wel over het aanbod kon nadenken, volgde een tweede uitgever, Manning Publications.   Ik heb uiteindelijk gekozen voor Manning. In die tijd gaf O’Reilly een 500-tal boeken per jaar uit. Manning was in 2005 nog veel kleiner en publiceerde ongeveer 50 titels per jaar. Aangezien het om mijn eerste boek ging, wilde ik dat er veel zorg aan werd besteed door de uitgever. Een boek dat faalde bij O’Reilly betekende 0,2% van hun jaaromzet; een boek dat faalde bij Manning kostte hen 2%. De keuze voor de kleinere uitgeverij leek me logisch: ik verwachtte er veel steun voor mijn debuut.   Die aanbiedingen voor een contract waren geen garantie dat er uiteindelijk een echt contract van zou komen.   De eerste persoon met wie ik in aanraking kwam, was de Publisher’s Assistant. Die beoordeelde of ik inderdaad in aanmerking kwam om een boek te schrijven voor de Publisher.   Eenmaal die overtuigd was, werd ik doorverwezen naar een Acquisition Manager. Voor haar moest ik een korte inhoud schrijven (waar gaat het boek over?), een marketing overview (wat is het doelpubliek?), en een redelijk gedetailleerd inhoudstafel. Daar werd een drietal maanden voor uitgetrokken, waarbij vooral het maken van de inhoudstafel veel tijd in beslag nam. Het document werd nagelezen door verschillende onafhankelijke experten, en pas nadat die hun fiat gaven, werd het eigenlijke contract opgemaakt.   In dat contract stonden vijf deadlines voor wat de afwerking betrof: Hoofdstuk 1, 1/3 van het boek, 2/3 van het boek, 3/3 van het boek, Finale versie van het manuscript. Na ondertekening van het contract, volgde de Author Launch. Dit luidde het begin in van de development fase.   Stap twee: de ontwikkeling van het boek In de eerste fase na het contract kreeg ik een Development Manager toegewezen. Zij stelde een Developmental Editor en een Review Manager aan.   De developmental manager helpt de auteur bij het ontwikkelen van zijn boek. Hij tikt je op de vingers als je van de hak op de tak springt. Hij is vooral bezorgd over de flow van het boek. Elk stuk tekst moet beginnen met een crutch, meestal een uit het leven gegrepen voorbeeld waarop je kunt steunen om een bepaald principe in meer detail uit te leggen; elk stuk tekst moet eindigen met een segue, een vlotte overgang naar wat volgt. De developmental editor waakt er ook over dat ik je Style Guide van de uitgever volgde. Bij voorbeeld: er moet altijd minstens één lijn tekst tussen een bulleted list en de titel van het volgende stukje. Elk hoofdstuk moet eindigen met een Summary.   Voor mijn eerste boek was de developmental editor een Science-Fiction auteur. In het begin leidde dit tot confrontaties. Hij wist niets over het vakgebied waar ik over schreef. Waar haalde hij de authoriteit om mij te verbeteren? Gelukkig besefte ik vlug dat schrijven ook een oefening in nederigheid is. Hij was mijn eerste lezer, en als hij niet goed begreep wat ik schreef, hoeveel andere lezers zouden het dan wel begrijpen? Vanaf het moment dat ik besefte dat hij me niet zomaar voor de lol corrigeerde, maar met de oprechte bedoeling een beter boek te bekomen, verliep de samenwerking heel vlot.   De taak van de review manager bestaat erin representatieve lezers te vinden om na de 1/3, 2/3 en 3/3 deadline het manuscript na te lezen en te beoordelen. Elke review ronde heeft zijn specifieke doel. De eerste is er vooral op gericht te achterhalen of de schrijver weldegelijk de materie beheerst waarover hij schrijft: zit het inhoudelijk goed? Klopt het? Is de inhoud nuttig en bruikbaar? In de laatste review ronde worden vooral marketing vragen gesteld: hoeveel sterren zou je het geven op Amazon? Beschrijf het boek in één zin; een selectie van die antwoorden komt meestal op de back cover. Vooraleer je als auteur mag verderschrijven, moet je na elke review ronde alle reviews nalezen en uitleggen wat je met de kritiek zult doen. Concreet komt dit er op neer dat je bepaalde stukken uit je manuscript herschrijft op basis van de aanvaarde kritiek, en dat je verantwoording aflegt voor de kritiek die je verwerpt. Na elke deadline kan de Publisher beslissen een auteur toe te voegen. Hoe minder namen van auteurs op de cover, hoe prestigieuzer dit is voor de auteur, want het betekent dat deadline na deadline goed werk werd afgeleverd.   Ik heb twee boeken geschreven van ongeveer 600 pagina’s. De totale development fase bedroeg hiervoor telkens ongeveer 6 maanden. Van beide boeken was ik de enige auteur.   Stap drie: evaluatie van het boek Na de development fase, komt de Marketing Manager aan bod. Op basis van de laatste review-ronde moet hij beslissen of het boek verkoopbaar is. Hij moet een GO of een NO-GO geven.   Voor mijn eerste boek was dit problematisch. De meeste reviewers waren Europeanen. De marketing manager twijfelde of mijn boek wel zou aanvaard worden op de Amerikaanse markt. Net toen ik dacht "nu is mijn boek eindelijke af," kreeg ik een telefoontje van mijn uitgever met de melding: "we denken toch niet dat we het geaan publiceren." Om hem van gedacht te doen veranderen, heb ik toen endorsements moeten verzamelen van bekende Amerikanen. Ik heb hen aangeschreven met de vraag: "ik weet niet of jullie mij kennen, maar ik heb een boek geschreven en mijn uitgever zou graag hebben dat jullie het eens bekijken en dat jullie uitleggen waarom het zinvol is om het te publiceren." Ik kreeg een overweldigende positieve respons. Toen de uitgever zag wie ik allemaal gemobiliseerd had, begon het productieproces.   Stap vier: de productie van het boek De Production Manager duidt verschillende mensen aan.   Het begint met een Copy Editor en zij heeft een aantal niet zo leuke taken in petto voor de auteur. Allereerst moet je bij Manning zelf je index maken: je moet manueel alle kernwoorden aanduiden om uiteindelijk een woordenlijst met verwijzingen naar paginanummers te bekomen. (Dit was het saaiste werk dat ik ooit deed.) Verder krijg je van de Copy Editor een manuscript terug dat helemaal rood ziet van de fouten. (Het Engels is niet mijn moedertaal, dus ik vermengde vaak Brits Engels met Amerikaans Engels.) De Copy Editor moet echter niet enkel taalfouten verbeteren; ze moet je taal ook ontwollen. Een heleboel verboden woorden worden zonder pardon geschrapt: however, basically, actually,... Ook in het Nederlands zijn er woorden die we te pas en te onpas gebruiken en die geen meerwaarde bieden in een tekst: eigenlijk, feitelijk,... Op den duur werken dergelijke woorden erg storend. Weg ermee! Verder wordt de zinsbouw onderhanden genomen. Neem bij voorbeeld de zin: “Het is een feit dat er door auteurs veel gebruik gemaakt wordt van onnodige en overbodige woorden die als gevolg hebben dat de leeservaring voor de lezer niet optimaal is.” Bij zo’n zin krijg je de volgende commentaar: Als het geen feit was, zou je er dan over schrijven? Overbodige woorden zijn toch sowieso onnodig? Die woorden gebruiken doe je toch actief, niet passief? Moet die zin zo lang? De Copy Editor verwacht dat je de zin bij voorbeeld als volgt herschrijft: “Auteurs gebruiken vaak overbodige woorden. Daardoor leest hun tekst niet vlot.” Dit brengt de zelfde boodschap, maar korter en beter. Voor mij was dit opnieuw een zeer confronterende ervaring; ik had meer dan eens de neiging om te zeggen: schrijf het dan zelf als je het zoveel beter weet! Dat is geen goed idee. De enkele keren dat een zin actief door de copy editor werd aangepast, bleek het resultaat plots het tegenovergestelde te zeggen van wat ik bedoelde. Een Copy Editor heeft nog minder kennis over de materie waar je over schrijft dan een developmental editor.   Voor de inhoudelijke kwaliteitscontrole wordt beroep gedaan op een Technical Editor. Die moet elk voorbeeld dat je vermeldt nakijken, uitproberen, testen of het wel werkt.   Zodra een hoofdstuk is nagekeken, gaat het naar de Layout Artist. Hij transformeert je ruwe Word documenten in pagina’s met een mooie bladspiegel. Hij zorgt ervoor dat alle prentjes op de juiste plaats komen zodat je boek niet doorspekt is met lege halve pagina’s.   Afgewerkte hoofdstukken gaan naar de Proof Reader. Zij leest alles na. Dit is een iteratief proces. Elk hoofdstuk wordt drie keer nagelezen, en telkens worden er kleine foutjes verbeterd.   Ondertussen is ook de Cover Designer aan de slag gegaan. Zij maakt een drietal ontwerpen waaruit je als auteur mag kiezen. De tekst op de achterflap wordt pas op het allerlaatste moment geschreven door de Publisher. Hij doet de finale kwaliteitscontrole en prijst dan het boek aan.   De productiefase van mijn eerste boek duurde 9 maanden. Samen met de 3 maanden voorbereiding en de 6 maanden schrijven, duurde het dus 18 maanden van idee tot boek. Voor de productiefase kon beginnen, moest ik eerst de verkoopbaarheid van het boek aantonen; daarna vroeg de uitgever me de eerste drie hoofdstukken te herschrijven, vandaar de vertraging. Het tweede boek ging vlotter. Het nam ongeveer 12 maanden in beslag.   Daarna is het wachten tot FedEx je een doos met de eerste exemplaren bezorgt.   Stap vijf: het boek wordt verkocht De Marketing & Communications specialist is verantwoordelijk voor de verkoop. Zij zorgt ervoor dat het boek zowel bij de traditionele als de online boekhandels terechtkomt. Alle boeken bij Manning worden zowel in papieren vorm als digitaal verkocht. Wie een papieren boek koopt, krijgt er het ebook gratis bij. Het ebook apart is enkel rechtstreeks bij de uitgever te verkrijgen.   Het eerste boek is men pas beginnen verkopen op het moment dat fase drie achter de rug was. Dat was toen de gewoonte: het boek werd eerst geschreven, vervolgens werd het gedrukt en verkocht. Het tweede boek werd al in de development fase aangeboden in het Manning Early Access Program (MEAP). MEAP betekent dat een lezer het boek al kan kopen lang voor het geschreven is. Zodra de auteur een paar hoofdstukken afgewerkt heeft, krijgt de lezer een ruwe versie van het manuscript opgestuurd. Dit was voor mij heel interessant, want ik kreeg veel betere feedback tijdens het schrijven van mijn tweede boek dan bij het schrijven van mijn eerste. Voor de uitgever is deze formule ook interessant. Als veel mensen de MEAP versie kopen, dan weet de marketing manager dat er weldegelijk een markt is voor het boek. Het boek vroeger kunnen verkopen, betekent ook een grotere marge voor de uitgever die anders een heel deel van zijn winst verloren ziet gaan aan reuzen zoals Amazon die het zelfde boeken verkopen tegen prijzen de uitgever zelf via direct sales niet kan kloppen.   Van de Administrative/Executive Assistant krijg ik elk kwartaal een update van drie maand oude verkoopcijfers. In de IT-wereld spreekt men van een bestseller vanaf 5000 verkochte exemplaren. Van mijn eerste boek (2007) zijn ongeveer 12.500 exemplaren verkocht waarvan ongeveer een kwart in ebook formaat. Van het tweede boek (2011) zijn ongeveer 10.000 exemplaren verkocht, waarvan ongeveer 40% in ebook formaat.   Het eerste boek kostte $50 voor de papieren versie en $25 voor de digitale. De groothandelprijs van het papieren boek was voor de uitgever echter maar $29. De prijs van het tweede boek was $60 (papier) of $30 (ebook). De uitgever verkocht één papieren boek voor gemiddeld $36.50. In totaal bracht het eerste boek voor de uitgever ongeveer $330,000 op; het tweede leverde ongeveer $360,000 op. Dat is de winst voor aftrek van Royalties en belastingen. Als auteur kreeg ik 10% Royalties, dus verdiende ik ongeveer $33,000 aan het eerste boek, en $36,000 voor het tweede. Dat betekent dat ik tussen de $2.50 en $3.50 bruto verdiende per verkocht exemplaar.   Conclusie Een boek schrijf je niet alleen. Het is het resultaat van het werk van een heel team. Tel alle titels van mensen die meewerkten op, en je komt al aan 15. Dan reken je mij als schrijver en de vele reviewers er niet eens bij. Een tweede boek schrijven was een stuk gemakkelijker dan een eerste, maar een boek schrijven is sowieso altijd een leerrijke en unieke ervaring.   Is mijn jongensdroom nu werkelijkheid geworden? Ja en nee! Ja, want ik heb twee boeken gepubliceerd bij een uitgever, en het zijn alle twee bestsellers geworden. Nee, want de boeken die ik schreef zijn niet de boeken die ik voor ogen had als kind. Na de twee boeken die ik voor Manning schreef, heb ik nog heel wat technische boeken uitgebracht in eigen beheer, maar ik zou heel graag eens een fictieboek publiceren. Ik heb nog een paar verhalen in mijn hoofd.   Mocht er interesse bestaan bij een uitgever, dan zal ik die verhalen met plezier uitwerken tot een boek. Wordt vervolgd?  

Bruno Lowagie
28 0

Dromenland

Mocht er een wereldrecord rugje wrijven bestaan, had ik het verbroken. Al zou geen deurwaarder mijn prestatie officieel bevestigen, want dan zou die elke avond meermaals uit zijn warme zetel of bed moeten kruipen om te tellen en te timen. Hij, strak rechtop in het pak met een tikkende chronometer in zijn hand. Ik, naakt voorovergebogen over het ergonomisch onverantwoorde kinderbed van mijn 22 maanden oude zoon.   Wrijvend. Met liefdevolle handen die alleen rond hem draaien. Wachtend. Tot hij zich laat glijden in de zachte zakken onder zijn ogen. Weifelend. Hoe lang we nog blijven draaien in deze vicieuze cirkels. Wanhopend. Wanneer hij ons wakker weent voor ronde vier en wij hem knock-out tussen ons inleggen. Wenend. Vooral hij, soms ook wij. En verwonderd. Hoe diep je kan blijven scheppen in die bron van liefde. Al laten die nachtelijke wrijvingen wel hun sporen na.   Ouders van moeilijke slapers hebben weinig vangnet om op terug te vallen. Hun wekker piept even meedogenloos als die van werkmensen die ’s nachts doorslapen. Ze moeten mee met de maatschappij, met dezelfde snelheid en energie als hun kwieke collega’s. Doelen en deadlines halen, zonder snoozen. Ging er maar eens een maatschappelijke wekker af voor ploetermoeders en -vaders die te veel balletjes tegelijk in de lucht moeten houden: een huis, een gezin, een ‘carrière’ en graag ook nog iets dat op een privéleven lijkt – en dat in combinatie met die nachtelijke wrijfrecords.   Waren huizen maar meer dan een nummer in de straat. Dan konden buren over hun getalgrenzen heen de handen in elkaar slaan. Oud en jong zouden de beste vrienden zijn. Want achter de ene gevel tikken eenzame zielen de tijd weg met breinaalden of wandelstokken, terwijl andere huishoudens de wirwar aan to-do’s niet aan elkaar weten te haken. Samenleven blijkt niet zo evident in onze samenleving. We geraken moeilijk over de drempel van een vreemde deur.   ‘Nochtans zouden Yvonne en Marie-Jeanne hun deur graag openzwaaien’, denk ik dan al wrijvend. Zij wonen een beetje verder in de straat en hebben zelfs tijd om hun riool proper te vegen. Dat doen ze langzaam en grondig in de hoop dat er af en toe iemand voorbijkomt om naar te staren of, in het beste geval, naar te zwaaien. ‘Misschien moeten we eens aanbellen met een voorstel?’, fladderen mijn gedachten. Maar te vaak ontpopt mijn denken zich niet tot doen. Dus ploeteren we verder in onze cocon. Zo’n heerlijk bordje slow meme-kost zou nochtans wel smaken, net als het warme gevoel dat uit gedeelde kookpotten opstijgt.   Een zachte zucht. Hij slaapt. Nu is het aan mij om een weg naar dromenland te banen.  

Rien Mertens
0 2

Het Verhaal Van Een Nagelbijter

Ik loop. Ergens verloren. Omsloten door golven roestbruin zand.Een leemte, leeg.Levenloos.Mijn hoofd is een smeltende klomp ijs en ik wacht tot er niets meer van overschiet. Enkel nog een verdwaald lichaam, ergens op een eindeloos veldweggetje in Spanje, en een plasje water vol gedachten.Als ik de juiste pijl had gevolgd was ik nu al op mijn bestemming.Aan het slapen met verkoelde voeten.Misschien was ik welde liefde van mijn leven aan het ontmoeten.Dat zou ik kunnen denken. Maar dat doe ik niet.Want hier weiger ik me te wentelenin zelfmedelijdenin verdriet.Nee, hier ben ik de laatste mens op Aarde.Onaantastbaar.Ongezien.En voor het eerst in jaren,Onbevreesd.   Mensen zijn bange wezens. Van spinnen tot bliksem en donder tot de dood, we hebben allemaal iets waardoor onze nekharen overeind komen te staan. En dat is niet vreemd. Angst staat namelijk in ons DNA gegrift. Het is een overlevingsmechanisme, zonder waren we hier niet eens.Angst is ook een raadgever. Een duiveltje op onze schouder, meesterlijk bespeeld door politiek en media.Het is een schuilplaats.Een parasiet.  Het neemt en neemt. Tot er niets meer van overschiet.Angst is het donker.En ik heb nooit leren fluiten.   Misschien ben ik gewoon laf.Als ik niet buitenkom, kan er me niets overkomen. Als ik het niet weet, kan ik er ook niet over piekeren.Als ik mijn hart niet blootgeef, kan niemand het kwetsen.Het is een gemakkelijk leven, weg van alles en iedereen.Het is ook een vreselijk leven. Nee, geen leven. Een bestaan. Saai en eenzaam. Gevangen achter een glazen wand, terwijl iedereen buiten aan het spelen is.Maar glas kan breken.En fluiten kan je leren. Want diep in ons schuilt het antwoord en wij moeten luisteren. Want het woelt en woedt, voedt de oorlog in ons. Het vecht, weigert te vluchten. En voor een keer is dat niet slecht.Het klopt vol verlangen. Doet ons de wijde wereld intrekken. Het doet ons struikelen en vallen, huilen en kwaad zijn. Het doet ons voelen.En hoeveel pijn dat soms mag doen, we zouden het niet anders willen. Dus ik kies ervoor om de weg kwijt te rakenmet een lege thermosfles en geen bereik.Want hier, op deze onverbloemde plek speelt de wereld zich af.Hier ben ik de eerste mens op Aarde,bangmaar met een hartdat overlooptvan leven.

Woordenwandelaar
0 0

Liberosis

Vandaag had ik de eer een stukje te mogen lezen dat een blik wierp achter de maskers die velen van ons dragen. Gebroken spiegels. Make believe. De Anonymous-glimlach die de maatschappij ons verkoopt in kant-en-klare ‘likes’, porties voor één selfie, en in het holle beeld van leven zoals dat in reclame en magazines aan ons getoond wordt. Voorverpakt geluk. Made in China.   Een goede 18 jaar geleden had ik het zelf kunnen schrijven, dit stukje, als ik dapper genoeg was geweest. En moest er toen al zoiets als facebook hebben bestaan. Hoewel ik het waarschijnlijk nooit had durven delen. Dat wat er achter dat gehate masker schuilging. Dat masker waar ik al niet meer bij moest nadenken om het op te zetten bij die lege en vreemde vraag, die tussendoor voorgeschoteld wordt aan nietsvermoedende slachtoffers; “en? Alles goed?”   Ik ben maar zelden mensen tegen gekomen die deze niet en-passant stelden. Uit beleefdheid, want als we iets zijn, wij Belgen, dan is het over het algemeen wel beleefd. En dat die goedbedoelde, pro-forma interesse in de medemens soms confronterend kan zijn lijkt de meesten te ontgaan. Zeker omdat de mensen die u niet graag hebben meestal geen interesse tonen. Het zijn vrienden en kennissen die u deze woorden met een onbezorgde glimlach aanreiken. Mensen die men vaak ook niet wil belasten met wat er ook aan duisternis vanbinnen rond kolkt. Iedereen kent het antwoord natuurlijk. “Goed. En met u?” of hoogstens een voorzichtige “Bwa, kon beter, ma çava wel. Gij?” Mooie, afgeronde verklaringen die uw gesprekspartner de keuze laten er al dan niet op in te gaan.   Sociaal aanvaardbaar gedrag stelt dat het antwoord op die vraag nooit is; “Ik overweeg dadelijk onder die aanrijdende bus te stappen. En gij?” En toch is dat het antwoord dat ik toen had willen geven. Van onder aan die bodemloze put is het enige licht inderdaad dat van de aankomende trein. Een einde. Rust. Ontsnappen aan alles, de goede dingen die je niet meer ziet en de slechte dingen die zich een weg door uw huid naar uw hart vreten. En dat stukje tekst ging daar over. Over het punt waarop er niets van u over schiet dat het leven nog de moeite van het volhouden waard vindt en daar voorbij. Woorden klinken hol daar. Galmen koud en gelaten met de zielloosheid van een ongemakkelijk schouderklopje. There, there. Ik herinner mij nog hoe leeg ze waren.   En de loze, afgedwongen beloften… Bel mij, voor ge iets stoms gaat doen. Beloof het mij.   De tijd dat ik 19,5/20 kreeg voor de opdracht Nederlands; ‘schrijf de afscheids/ zelfmoordbrief van Van Gogh aan zijn familie’. En dit van een leerkracht die op zulke vrije opdrachten maximum 17,5/20 gaf. Zijn iet-wat vragende blik toen hij mij die opdracht terug gaf zal ik nooit vergeten. Hij was een lieve man, een goed mens.   Achteraf kan ik er om glimlachen. Het duister als deel van mij. De kluizenaar heeft zijn wijsheid gedeeld en het beest is getemd, om het naar een sprookje te vertalen. Maar de reis zal altijd een deel van mij blijven. Ik ben gelukkig nu. Ik ken mezelf elke dag een beetje beter en heb een pad gekozen dat mij mag dragen zolang het mijn hart heeft. Ik zal nooit meer in een situatie blijven die mij niet verrijkt als mens. Daarvoor ben ik als wezen te kostbaar. Net als elk van ons. We zijn allemaal wezens van onschatbare waarde, allemaal even fragiel, hoe graag we dat ook vergeten, en achter onze façade speelt zo een mooie veelheid aan breekbare dromen…   We zijn uiteindelijk nog zo verschillend niet. We delen zoveel, en als we de dwangneuroses van onze hedendaagse maatschappij even volledig naast ons neerleggen, de twijfels vergeten en de woorden druipend van venijn en geboren in angst geen plaats meer geven… Misschien kunnen we dan eindelijk onszelf zijn. En die vergeten glimlach vinden.   Ik las ooit ergens deze zin van Lucebert, en ze is even prachtig als ze kort is: “Alles van waarde is weerloos.”   En dat is zo.

Marie Olaerts
32 0

Vreemder dan fictie.

“Ja, ja.”   De woorden bevatten ongeveer de maximale tonaliteit aan ongeloof die de menselijke stem erin kan leggen.   “Nee, echt. Ze gaat dat morgen doen.”   “Overmorgen,” corrigeer ik, zonder echt verder op de conversatie te letten die tegenover mij aan de tafel gaande is. “Morgen is het de repetitie.”   Ik lees verder tot de conversatie stil valt. Zo een stilte die als een wolk over de tafel hangt. Wanneer ik opkijk ligt de aandacht volledig op mij. Mijn wenkbrauw gaat vragend naar boven.   “Is het echt waar?” De vraag wordt me voorzichtig gesteld. Met de terughoudendheid van iemand die eigenlijk redelijk zeker is dat men hem voor de gek aan het houden is. Dat ongemakkelijke moment van twijfel, toch de sprong nemen; in volle verwachting dat het vermoedelijk in het gezicht zal ontploffen.   “Ga jij Trump interviewen?” Even weet ik echt niet wat ik moet zeggen, behalve de enigzins verschrikte ‘wat?!’ die uit mijn mond ontsnapt voor ik door heb dat er klank bij is. Ten eerste ken ik weinig mensen die zulk een chaotische interviews zouden afleggen als ik; ten tweede is beeldmateriaal met mij aan de niet-technische kant van de camera op één hand te tellen en afkomstig uit jeugdige avonturen aan het Rits. Ondertussen diep begraven in de archieven. Hoop ik toch.   “Neen, echt niet!” stel ik hem gerust. “Ik ga hem mee filmen als hij Nato bezoekt.” Ondertussen, dagen later, zit ik hier met een slapende kitten op schoot en denk ik terug aan deze tekst die ik was beginnen schrijven, en nooit heb afgemaakt. Ik zag ze gisteren terug, die mensen van die conversatie toen. Er was iemand die me terloops vroeg hoe het was geweest. Dat avontuur. Ik droom weg op het ritme van ‘No one knows’ en denk terug aan die dag. Hoe de security man die net iemand had afgelost, ons dus niet kende en wou tegenhouden, zelf zeer snel onderschept werd door zijn collega’s. “Die niet. Die mogen door.” Ondertussen probeerde ik reporters, afspanningen, politici en mijn cameraman in het oog te houden, en mijn badge in het gezicht van de man in kwestie te zwaaien. Hoe mensen er toch af en toe, van de chaos die we werk noemen, door een soort gefascineerde nieuwsgierigheid bevangen worden als het gaat over film en TV.   Het gevlekte kopje van de kattin, met die speldekop-tandjes die enkele luttele uren hiervoor vlotjes de draad van de koptelefoon doorsneden, graaft zich met een volstrekt onschuldige zucht en een lui gerekt pootje iets dieper in mijn schoot. Ik herinner mij, verrassend lang geleden ondertussen, een ander moment dat mij tot nu zeer helder is bijgebleven. We waren voor opnames ergens in een politiekantoor, en in de namiddag zaten we er vlak naast, in wat als ik mij niet vergis de oude gebouwen waren. Een ondervragingsruimte met gespiegeld glas, en een jonge acteur, ondertussen ook al weer enkele jaren ouder, die daar op de rooster werd gelegd. Maar dat heeft er op zich niet veel mee te maken. Er was die dag een promotiestunt en pers en fans mochten even (bijna) de set op. En even praten met hun favoriete acteurs over de middag. Op zich wat ongewoon voor een speelfilm, maar goed, het was ook een uitermate ongewone set.   Ik zat, of hing, als we echt correct willen zijn, aan de toog naast de jonge acteur in kwestie toen de horde, ik kan het moeilijk anders omschrijven, fans in de refter werden losgelaten. Eén vrouw, na luttele seconden aan oriëntatie gespendeerd te hebben, manoeuvreerde zich langs de wiskundig snelste weg onze richting uit. Of meer bepaald zijn richting uit. En toen barstte ze los, bijna in tranen; ik was zeker dat ze overwoog de verwilderd uitziende jongeman dramatisch troostend aan haar boezem te vleien. Dat het zo verschrikkelijk was… en zo dapper dat hij hier alweer aan het werk was… Dat ze zo met hem had ingezeten en dat de vorige avond haar hart,duidelijk in zijn plaats, gebroken was.   Hij zag er wat verwilderd uit, en ik veronderstel dat mijn uitdrukking verwilderd ver voorbij was. Was er iets verschrikkelijks geweest dan? Waarom hadden we daar vandaag niks van gemerkt? Waarom had hij niks gezegd? Zonder gegronde reden om hen wat privée te gunnen en alle redenen die mijn nieuwsgierigheid kon aanvoeren om dat niet te doen, ben ik vrij gefascineerd blijven luisteren.   Dat hij haar favoriet was. Absoluut. En dat ze die andere vrouw echt niet moest, wat hij van haar toch maar te verduren kreeg. En dat ze elke avond keek… Het duurde ongeveer tot dat punt voor we mee waren. De reeks waaruit hij bekend was. Die elke avond op TV was. Die was blijkbaar nogal dramatisch geweest.   Er zijn toen schrikwekkend veel mensen hun diepste mededogen komen betuigen voor iets wat een klein jaar ervoor was opgenomen in een studio, en waarvan de acteur zelf eigenlijk ook niet meer echt een idee had waar het nu weer juist over ging. En hij was zo geduldig en zo lief in het uitleggen dat hij OK was, dat het een rol was die hij speelde. Niet echt, maar fictie. Het was een beetje een ongemakkelijk uur tot we weer moesten beginnen. En een vreemd uur. Alsof we even in een parallel universum gestapt waren. Waar wat je op televisie ziet echt en echt waar is, van de ene huiskamer zo, recht, in de andere. Real-time voyeurisme met standaard 3 camera’s. In verdwaasde stilte zijn we weer naar de set gelopen, de acteur en ik. Hij naar make-up, ik naar het meer technisch deel, en ik vraag mij af en toe nog steeds af hoe vaak acteurs dit tegenkomen. En hoe ze er mee om gaan. Keer op keer.

Marie Olaerts
0 0

Vooroordelen en darts

Vooroordelen. Ik heb ze. Ik lijd eraan. Nog steeds. Zelfs na 39 jaar ervaringen opdoen op dit bolletje sterrenstof en na 15 jaar lesgeven aan nieuwkomers van alle pluimage. Vooroordelen werken als darts: je gooit negen keer tevergeefs richting roos en wanneer de tiende keer raak is, onthoud je enkel die ene worp. Vooroordeel 1: Mispoes Een moslima uit Pakistan zit tijdens een spreektest van top tot teen gesluierd in haar zwarte bijna-boerka. Dat uitzicht werkt blijkbaar nog steeds op me in. Op de vraag waarom ze naar België is gekomen, antwoordt ze: omdat de vrouwen in mijn land minder kansen krijgen. Hier in België is het modern en mag ik werken. Vooroordeel 2: Mispoes Een man uit Bosnië is al de ganse cursusperiode opvallend stil. Niet echt handig voor een mondelinge module. Zijn houterige houding en bloeddoorlopen ogen interpreteerde ik -redelijk onbewust- als desinteresse of erger.Bij dezelfde spreektest over de komst naar België blijkt dat hij hier al 28 jaar woont (en nu pas in niveau 2.2 zit! Hoe kan dat in godsnaam? … vooroordeel 3: Mispoes) Daarna gaf hij eerst toe dat hij enorm gesloten is en deed vervolgens in verrassend goed Nederlands zijn verhaal. Zijn teruggetrokken attitude en vermoeide blik kregen voor mij gaandeweg een totaal andere invulling toen hij vertelde over hoeveel vrienden en familieleden hij in de Joegoslavische oorlog had verloren, over zijn scheiding, zijn depressies, over de overuren die hij jarenlang aan de Antwerpse haven deed om zijn zonen te laten studeren. ‘Ik was vòòr de oorlog helemaal niet zo gesloten.’ Het stuwmeer van zijn stilzwijgen was zodanig doorheen de dam gebroken, dat hij de vijf minuten spreektijd fel overschreed en andere cursisten pas volgende les aan bod konden komen. Vooroordeel 4: Mispoes Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een moslimterrorist te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Afghaanse cursist. Toen ik polste naar zijn welbevinden in België, was hij uitermate positief. Enkel miste hij zijn familie, vooral zijn mama want die lag chronisch ziek in bed. Hoe moet ik dit zeggen? Zijn bedroefde ogen in combinatie met de uitspraak van het woord ‘mama’ deden mijn pijltje zo fel afwijken, dat het naast het dartsbord terecht kwam. Vooroordeel 5: Raak Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een oudere bibliothecaris te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Syrische cursist. Wat blijkt nu? Hij was gewoon écht bibliothecaris! En nog wel in de grote nationale bibliotheek in Damascus. Hij beheerde tienduizenden oude manuscripten op 500m van het paleis van Assad die soms op officieel bezoek kwam. Wat een volstrekt ander leven heb je, als je je een paar jaar later in een klas in Borgerhout bevindt tussen mensen van de hele wereld met allen slechts één en hetzelfde boek voor hun neus. Vooroordelen: laten we vooral wat minder pijltjes proberen gooien.

Joachim Stoop
46 0

Glimlach van de dag

  Om de zon in volle glorie van achter de wolken te lokken, gaf ik in mijn NT2-klas de opdracht om een positief verhaal te schrijven rond een verrassende ontmoeting, een grappig toeval, een hoopvolle boodschap. Er was hierbij slechts één doel: de leraar doen lachen -met glim of schater. En de taal moest natuurlijk ook wel een beetje kloppen. Het is tenslotte les Nederlands.Het verhaal van een Afghaanse cursist ging zwaar en zenuwslopend van start: na zijn eerste twee weken in België te hebben doorgebracht in een gesloten asielcentrum in Brussel, werd hij met een treinticketje enkel richting open asielcentrum van Kapellen gezonden. Nu laten we je los, Samir. Van hieraf moet je gaan.Op het briefje las hij zonder enig begrip: Kazerneweg 35, 2950 Kapellen of stel dat jij in Afghanistan bent en enkel Nederlands begrijpt: کازنیویوګ 35، 2950 کاپیلین Met het adres in de hand ging hij koortsachtig op zoek naar hulp van medereizigers op perrons en in treinen. Tenslotte kwam hij opgelucht aan in het station van Kapellen. Oké, en wat nu? Sommige mensen waren behulpzaam, anderen lieten hem links liggen. Hoopvol wandelde hij in de vermeende goede richting en stopte een auto met een heel vriendelijke man die hem vroeg waar hij naartoe moest. ‘Stap in!’ Hij gaf het briefje aan de man. ‘Ik rijd je erheen’ moet hij gezegd hebben in die taal van Mars. Met gebaren vroeg de man of hij kleren nodig had. Wou hij een stuk chocolade? Ja, dat wel. Hij zou de man nooit vergeten. Zo vriendelijk, en wat is het woord … gastvrij.Ik vroeg of hij de man ooit nog heeft teruggezien.‘Nee, nooit meer. Maar ik had in de auto zijn telefoonnummer gevraagd en ben diezelfde dag nog als een gek Nederlands beginnen leren om hem na een paar maanden in een perfecte sms te kunnen bedanken. En dat heb ik gedaan. ’ De glimlach.De zon.

Joachim Stoop
35 1