Zoeken

Wie schaakt Beth Harmon?

Midden in de voorlaatste aflevering kan ik mezelf niet langer bedwingen, ik moet weten of het verhaal van schaakwonder Elisabeth Harmon waargebeurd was. Mijn ontgoocheling is groot wanneer ik ontdek dat het een fictief verhaal is, gebaseerd op een novelle van Walt Tevis. Elisabeth groeit op als een Roald Dahliaans personage in een weeshuis en leert daar haar schaaktalent ontwikkelen onder het toeziend oog van Mr. Shaibel. Waar hij initieel zijn norsheid inzet om haar af te schrikken (‘girls do not play chess’), ontwikkelt hij zich gaandeweg tot haar afstandelijke, maar liefdevolle mentor. Hij verliest zich niet in pushen of dwepen. Hij neemt haar onder zijn vleugels en zegt met een mengeling van verwondering en bewondering: ‘you have so much anger in you’. In het weeshuis ontwikkelt Beth een pillenverslaving. Mijn verontwaardiging was groot, omdat ik toen nog overtuigd was dat het verhaal waargebeurd was. Op volwassen leeftijd komt daar nog een alcoholverslaving bij. Ze slaat aan het comazuipen toen de term nog niet bestond. Het destructieve karakter van genieën wordt meestal opgevoerd als een noodzakelijke voorwaarde voor het ontwikkelen van hun genialiteit. Hier zien we Beth echter keer op keer schaakkampioen worden ondanks, en niet dankzij haar verslavingen. Genieën moeten demonen bedwingen en zoeken hiervoor hun toevlucht in verdoving of hallucinaties. Hun heldenstatus wordt onterecht geënt op de foute assumptie dat hun verslaving wonderlijke bijwerkingen heeft. Genieën zijn einzelgängers, zo laten veel verhalen en biografieën van genieën zich lezen. Dit versterkt hun heldenstatus, maar gaat voorbij aan de realiteit. De meest succesvolle genieën spenderen veel tijd alleen, maar ze laten zich ook omringen door motiverende en inspirerende gelijkgestemden. Beth heeft het geluk zich te kunnen omringen met een aantal ambitieuze, niet-jaloerse, Amerikaanse mannen die haar de titel van winnaar keer op keer gunnen. In de jaren ’60 en ’70 bestonden er blijkbaar geen glazen plafonds of plakkerige vloeren. Ze krijgt de kans om te blijven groeien en wordt geen strobreed in de weg gelegd, tenzij van zichzelf. Het ultieme schaakspel van de reeks, tegen de wereldkampioen Vasily Borgov, gaat door in de voormalige Sovjet-Unie. Beth gaat alleen naar Moskou, maar krijgt al snel telefonisch advies van haar Amerikaanse schaakvrienden. Beth Harmon is een vernieuwend vrouwelijk personage. Ze combineert haar vrouw-zijn feilloos met haar status als genie. Ze is een vrouw in een mannenwereld, maar verliest haar eigenheid niet. Ze laat zich niet intimideren door zelfingenomen tegenstanders: ‘I would say that it’s much easier to play chess without the burden of an Adam’s apple’. Het zou gratuit zijn om haar op te voeren als een emotioneel, hoogmoedig en destructief genie dat ten prooi valt aan roem, foute mannen en haar jeugdtrauma’s. In plaats daarvan schrijdt ze na elk gewonnen spel met een extra portie zelfzekerheid, maar ook met een uitgebalanceerde sereniteit naar het volgende schaakbord. Dat doet the Queen’s Gambit: het laat zien dat vrouwelijkheid en genialiteit op stijlvolle wijze kunnen samengaan. Het Wes Anderson interieur krijgt u er gratis bij. Geen wonder dat deze serie de meest bekeken Netflix serie ooit is. Ik keek ernaar en dacht: in die wereld wil ik ook leven. En ik kan niet eens schaken. Dochter: De queen is echt indrukwekkend. Moeder: Oh, kijk je naar The Crown? Dochter: Nee, The Queen’s Gambit.

Lore Dewulf
28 1

‘Instuurmateriaal’ moet verdraagzaam zijn / Wat doet het vooruitzicht van de dood hier nog?

Nergens waar de buurman keek, leek zijn straat te beginnen. Logisch: ik kon me niet voorstellen wat het was dé buurman zelf te zijn.   Hier, waar alles logisch is, kijkt de kamer kaal naar je terug,  maar je leven zelf is de puinhoop waar aan begonnen zal worden.Eerst het individuele gezeik, daarna het (gezamenlijke) begin daarvan, as if by rule.   Het start met empathie van Deleuze en eindigt bij empathie tijdens Deleuze.  Wie verwacht dit gedicht eigenlijk in zijn inbox? Zo weinig mogelijk ‘en’, zo halsstarrig mogelijk ‘nee’ gebruiken, als het al gebruikt wordt. Hetgeen ik instuur, om gebruikt te worden, moet nagelaten om begrepen te worden.    En de paper van de terugblik begint met ‘Beste gelijkgezinden’;maar waarom is het latente media, waar ik het mee ga voor elkaar krijgen? De kans op publicatie, de kans om vast te modderen in self-awareness.   God zijn. Even maar. Waarom?  Omdat dat niet herhaald zal worden. Een anti-categorie, van a naar b, naar het anti. Daarna pas kan er gelachen worden om weelde.    Het is nog het soort beschikbaar zijn van middelen; te kunnen denken aan bepaalde ladingen financieel, die financieel kunnen worden gedekt.  Op hun beurt de bijdrages uitgeven, contractbreuk ‘naspelen’ met degene die van mijn tekst een prop maakte; één waarvan ik de kreuken blijf voelen en de zin in iemand verlies.    Wat ze doen met elkaar, is wat ze doen met dit soort bijdrages: ‘de’ poëzie, poëet ‘worden’. Stuiterend tegen elkaar conventies versterken.Stuiterend tegen elkaar bekend worden.  Maar dat belet de boodschap niet, want knowledge is -  nog voor zij op het snijpunt van rijk & wereldvreemd komt -  for free and for you, vooral dat.  De boodschap is gratis, de connectie ermee (= het kunnen associëren met de benoemde doelgroep) is vaak pijnlijk. Basiskennis zou de start moeten zijn van analyse.  Ik zwijg beter dan jou, dus ik lijk op jou. Ik haatte de recensent. Nu laat ik het steeds na, beter van hemzelf en zijn zoveelste misdraging te worden.

Dries Verhaegen
29 1

The Gatekeeper

‘Ik ben hier om alles bij elkaar te houden.’ was het antwoord toen ik vroeg naar zijn hoedanigheid.‘Dus zonder jou zou alles ineen storten?’‘Je hebt geen idee.’ grijnsde hij. Hij torende boven mij uit terwijl ik weerloos op het tapijt lag. Een vinger in mijn richting. ‘Zie jezelf daar liggen. Je moest je schamen.’ Woorden als een geseling. Misschien had hij gelijk. Maar halverwege het geautomatiseerde neerhalen van mezelf hield ik halt. Nee! Ik wou mezelf niet langer beperken volgens zijn eisen. Ik zou me verzetten tot hij monddood gemaakt was. Zijn oordeel was gefundeerd op mijn duistere gedachten. Met zijn hard uitgesproken mening hield hij mijn zelfvertrouwen laag. Schor geschreeuwd van woede beet ik in zijn enkels. Hij gaf geen krimp, volledig stijf doordrongen van zijn verantwoordelijkheid. ‘Je hebt mij nodig.’ ‘Waarvoor?’‘Om jou te beschermen.’ Plots zag ik wat zijn moeder zou kunnen gezien hebben. Dwars doorheen zijn pantser. Hij deed zijn uiterste best. Zijn intentie was eigenlijk heel mooi, bijna aandoenlijk. Zich niet bewust zijnde van de schade die hij aanrichtte, bewaakte hij mijn mentale grondgebied. Voor die taak was hij in het leven geroepen. Mijn zelfbehoud was zijn zorg. Gekalmeerd door een vernieuwde kijk op zijn bestaan, kwam ik hem tegemoet. Ik zou luisteren en hem bevestigen. Zijn advies ter harte nemen. Zijn kwaliteiten appreciëren. We konden zelfs bondgenoten worden. Meewerken in plaats van vechten, dat ik daar niet eerder op gekomen was. Maar in stilte besloot ik ook om mezelf het laatste woord toe te schrijven. Hij versperde de doorgang en ik vroeg nederig of ik mocht passeren.‘Het is te laat. Misschien een andere keer.’En ik wist dat dat moment zou komen.

KarolienDeman
21 0

Brief aan mijn psychiater

Ik at vandaag een overrijpe peer en vergat mijn medicatie te nemen. Dat waren allebei aangelegenheden met een bijzonder gevolg. Het vruchtvlees van een overrijpe peer is vaak korrelig en dat vind ik vreselijk. Om de smaak zo snel mogelijk weg te krijgen stak ik alles wat ik in mijn vrijwel lege ijskast kon vinden in sneltempo binnen. Een stuk gesmolten en terug uitgedroogde kaas, een potje mango-yoghurt waarvan het dekseltje al bol stond en een stuk rauwe paksoi. In mijn blinde paniek vergat ik dat ik nog een grotere hekel heb aan paksoi dan aan overrijpe peer, maar toen ik het me realiseerde was het te laat. Plots proefde ik alleen nog de tongkus van mijn vorige geliefde die wel graag paksoi at en er elke week een uit de winkel meebracht, ook al vroeg ik keer op keer om dat niet te doen. De smaak van die vorige geliefde deed me kokhalzen. Ik gaf drie keer over en ging toen op de koude badkamervloer liggen tot de stenen warm en ik koud waren geworden. Geen idee hoeveel tijd er voorbij was gegaan. Toen ik opstond, voelde ik die zware mist in mijn hoofd optrekken. Die mist die niet in woorden te vatten is maar die oorverdovend een chemisch onevenwicht in je hersenen aankondigt. Nu ik erover nadenk weet ik niet goed of het wel mist is, en geen vijf meter sneeuw. Het resultaat is namelijk hetzelfde: je zit vast, opgescheept met jezelf, en je kan niets doen. Probeer je dat toch, dan wordt je letterlijk en figuurlijk verpletterd. Als ik u dit zou vertellen zou u meteen mijn dosis verhogen, dokter. U zou zwijgen, knikken, schrijven. En ondertussen zou ik die nieuwe tennisbaan in uw tuin betalen, bij elke seconde die wegtikte. Tachtig euro per kwartier. Nog eens twintig voor de nieuwe pillen. En mijn koelkast is al zo leeg. Daarom ben ik gestopt met onze afspraken, dokter. Nog meer sneeuw kan ik niet aan. Geen zorgen dokter, ik zal u schrijven. Dan hoeft u me niet te missen en hoeft u zich geen zorgen te maken. Het gaat goed met me. Op goede dagen drink ik koffie en kijk uit het raam naar de naakte overbuurman. De straat is te breed dus zijn piemel kan ik niet echt goed zien, maar zijn donkere rugharen vormen een pijl, van aan zijn schouders tot aan zijn bilnaad. Hij verschijnt altijd maar enkele seconden voor het raam, dus ik moet de hele dag op de uitkijk staan om hem niet te missen. Dat is een fijne bezigheid. En op slechte dagen lig ik op mijn badkamervloer, samen met dat chemische onevenwicht en die sneeuw. We hebben er al zo vaak gelegen dat we aan elkaar gewend zijn geraakt. Ik hoop dat u mij niet te erg mist, dokter. Het zal vast moeilijk zijn om me los te laten, maar voor u het weet is er iemand anders die elke vrijdag om 11 uur in uw wachtkamer zit wanneer u de deur opent. En ooit, dat weet ik zeker, kom ik weer bij u terug.

Annelies Leysen
78 7

Moederhuid

Ik kijk naar mijn dochter in mijn schoot en besef dat ik veranderd ben. Daar waar mijn moederschap mijn therapeutisch werk doorkruist, ontstonden raakvlakken die ik niet kende voor ik moeder werd. Mijn lichaam is veranderd. Ik luister anders. Mijn nieuwe huid kent teer geworden plekken waar verhalen van cliënten in verzanden. Wanneer ik na mijn werk mijn dochter voed, ruik ik soms het zoute water doorheen mijn zoete melk. Ik hoor de kolkende twijfels van moeders aan de rand van de vloedlijn, daar waar ze hun kind over de grens van hun vaderland tillen. Ik voel dat ik niet weet hoe je opvoedt in ontworteling. Wanneer ik mijn dochter te slapen leg, verbeeld ik me hoe sprookjes klinken in een moedertaal die trauma’s in zich draagt, maar terzelfdertijd een thuis vertolkt. Ik voel dat ik niet weet hoe je slaapzacht zegt met een moederlijf dat bekend is met de angst om je kind te verliezen, in een bomaanslag, in de zwarte diepte van de Middellandse zee, aan de kogels van een gefortificeerd continent, aan een oneerlijk toekomstperspectief in een bang, vijandig gastland. Wanneer mijn dochter naar me lacht en mijn lichaam haar lach zonder aarzeling beantwoordt, proef ik de verdoving die volgt op geweld, de verdoving die moeders en kinderen in leven houdt als pijn ondraaglijk wordt. Ik voel dat ik niet weet hoe je blijft beloven dat het goed zal komen met een in het nauw gedreven hart. Ik wil mijn dochter een taal aanleren waarin ze plaats laat voor de stemmen die onze wereld probeert te dempen. Ik voel dat zij mij woorden geeft om in onrecht onbegrensde moederliefde te lezen, op mijn huid en eronder.

Caroline Spaas
2 1

ZOEKEND

Het moet hier toch ergens liggen? Verwoed graai ik verder tussen de eindeloze berg spullen op mijn bureau. De stapel schets- en notitieboekjes schuif ik op de grond: zorgen voor later. ‘Rommel’ zou mijn vriend zeggen. ‘Gecontroleerde chaos’ zeg ik. Ik ben precies altijd iets kwijt, alsof ik immer op zoek ben. Eeuwig zoekend, mezelf verliezend in de zoektocht. Ik vloek binnensmonds en loop mokkend terug de woonkamer binnen. Hij zit al klaar in de zetel, jas en schoenen aan. Hij straalt een rust uit die me enerveert. Wellicht omdat het een rust is die ik niet ken en misschien nooit zal kennen. Een rust waar ik jaloers op ben. Ik haat vertrekken. Omdat je nooit echt weet waar je gaat aankomen. Hij lacht breed als hij de donderwolk op mijn gezicht ziet. “Maar liefje, je had hier toch zin in? Het komt wel goed.” Het. Komt. Wel. Goed… Er zijn wellicht geen vier woorden die ik meer afschuw dan deze. Wat is HET? Wat is GOED? Niemand die het weet. En toch zegt iedereen het. Hij kijkt me vragend aan “Immer zo spraakzaam, nu zo stil?”. Ik knijp mijn ogen tot kleine spleetjes. Als ik zou kunnen, had ik gegromd. Ik heb altijd veel woorden in mij, maar het lukt soms niet om ze uit te spreken. Dan blijven ze in mijn hoofd tollen tot ze tegen elkaar botsen en in stof lijken op te gaan. Of net groter en groter worden. Plots zie ik iets blinken in de winterzon. Het boek! Dat moest en zou ik meenemen. Ik heb het al zo vaak gelezen, maar het vertelt telkens een ander verhaal. Zijn laatste cadeau aan mijn zussen en mezelf. Ik draai de flap open en laat mijn vingers zachtjes langs het handgeschreven tekstje glijden.  ‘Voor de Heilige Drievuldigheid.’

LiBre (Wabliefjes)
0 0

Manchego

Mijn vrouw heeft een geit geadopteerd - een mank weesgeitje, met drie poten en een aangenaaide sik, hoor ik u denken. Neen. De geit in kwestie is perfect gelukkig en gezond. Mijn vrouw liet zich overhalen tot het adopteren van de geit, door er in ruil drie kilogram Manchegokaas van te krijgen. Of beter gezegd: kaas gemaakt van de melk van de geadopteerde geit. Ik denk niet dat die geit – in hoogst eigen persoon - drie kilogram Manchego aan mijn echtgenote komt overhandigen. Nu, men weet maar nooit. Ik denk dat mijn vrouw een fout begaat. Over enkele maanden zal ze zich, bij elke hap Manchego, afvragen of de kaas wel echt van haar geit komt en niet uit een of andere Spaanse supermarkt, slordig omwikkeld in artisanaal bruin papier. Of erger, dat ze niet de kaas van haar geit aan het verorberen is, maar de kaas van een geit geadopteerd door een bejaard koppel uit Okselaar, terwijl haar kaas ergens in een koelkast in Beieren onaangeroerd blijft, omdat ze daar naar cheddar van een Engels geadopteerd rund zaten uit te kijken. Ook vrees ik de dag waarop we mensen met een adoptiekind ontmoeten, en dat ik het dan niet kan laten om te melden dat mijn vrouw een geit geadopteerd heeft, voor de Manchego, en dat die lieve mensen dan stiekem jaloers zijn, omdat een goed geweten wel lekker is, maar niet zo smaakt bij een plak chorizoworst. Toen onze dochter het nieuws over de geadopteerde geit vernam, wilde ze weten wat adopteren betekende. Ik zei dat het een omslachtige manier was om een hoop kaas te kopen. Onze dochter nam vrede met die uitleg en mijn vrouw gaf geen krimp. Wel wist ze nog te melden dat ze ook een bijenkorf geadopteerd had. Hiervoor wordt ze beloond met vijf kilogram honing. Waar eindigt dit, lieve mensen? Met de adoptie van een verwilderde hond en de belofte er rabiës van te krijgen? Ik houd u maar niet op de hoogte.

Levi Heusdens
23 0

Hier zijn er geen gedachten of tijd. Hier is er alleen het nu.

Het heldere water zoekt een weg naar beneden. Het stroomt tussen stenen, neemt takjes en blaadjes met zich mee. Het ruisende bos strekt er zich hoog bovenuit. De pijl van de wandelroute wijst diagonaal omhoog, hoe hoog is moeilijk in te schatten. Aan de voet van de helling kus ik je en loop er dan vandoor, langs het stromende water het bos in. Jij blijft even staan en kijkt hoe ik naar boven klim. Wat verder wacht ik op jou, gehurkt aan de rand van het smalle beekje. Ik steek mijn hand in het ijskoude water. De koude stroomt tussen mijn vingers door. Ik kijk je glimlachend aan, sta recht en stap via de stenen in het water naar de overkant. Je knielt en steekt twee vingers in het water. Dan loop je naar me toe, sla je jouw armen om me heen, streel je mijn wang en druk je een kus op mijn voorhoofd. We luisteren naar de stilte rondom ons. Je laat me los en loopt voor me uit verder het steile bos in. De boomwortels en losliggende stenen vermoeilijken ons pad. Ik volg jouw voetstappen want waar jij veilig stond, zal ook ik veilig zijn. We zwijgen en zoeken elk ons eigen ritme. Soms doorbreekt een van ons de stilte, om uit te blazen of om ons aan te moedigen. Hier zijn er geen gedachten of tijd. Hier is er alleen het nu. Geen gedachten over straks of vorige week. Ik heb geen idee hoe laat het is. Tot de kerkklok in de verte luidt. Vier keer. We zijn er vast bijna, zeg je opnieuw. Telkens hoop ik dat je gelijk hebt. Mijn voeten willen niet meer, ze doen pijn. En dan, even plots als de helling begon, stopt hij. De rotsen laten we achter ons en we komen op een aangelegd pad terecht. Hier zijn er enthousiaste ouders, luide kinderen en honden die liever thuis waren gebleven. Alsof we terug in de wereld komen, zeg ik en jij slaat je arm om me heen. Je klopt zachtjes op mijn schouder. De zon straalt tussen de boomkruinen door. Het glas ijskoude limonade dat we in het boshutje drinken, is het beste dat ik ooit dronk.

Evelien Boutsen
16 0