Dag
Wat denken van dat kind zegt dag Lacht en bootst, herhalen Al rondom en zwaaien ik Schrik, geef terug een dag En lachen, zwaaien, dag, loop Verder, denken, lachen, knikken Waarom, zomaar, omdat wel Grootgebracht, echo Goed gesteld, in welke zin Geen zin, woorden uiten Binnen, niet waar nodig zo- lang toch wat urbaan Zolang de ploert niet willen en Zolang zeg ik gedag Zolang geven, knikken en zolang Zo kort gelag, ik dag