Zoeken

Haak

Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Er lijkt geen einde aan te komen.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik hoor niets anders meer. Die ellendige klok. Nog voordat ik mijn vermoeide, bloeddoorlopen ogen open, wanneer ik mezelf terug naar bed sleep, doorheen de dag, mijn dromen zijn gevuld met het getik van een klok die ik niet kan vinden.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Alles zou ik doen, alles voor een paar seconden zalige volledige stilte. Hoe lang is het geleden dat het helemaal stil was in mijn hoofd? Ik kan het me niet herinneren. Welke dag is het? Het is zeker vier dagen geleden sinds ik heb geslapen. Of dat denk ik toch. Dag en nacht vloeien in elkaar over. Alles is schemer.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Alle besef van tijd ben ik verloren. Ik kan het niet meer aan. Ik wil gewoon slapen. Ik wil gewoon rust. Rust en stilte. Zoete zalige stilte. Ik kruip rond op handen en knieën als een beest, op zoek naar de bron van het getik en getak en getik en getak. Ik kan het niet vinden. Ik vind niks meer. Niks. Het concept ‘niks’ begrijp ik niet meer want er is altijd iets tegenwoordig. Altijd getik.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Het heeft zichzelf aan mij vastgezogen en laat niet meer los. Dat getik en getak. Het heeft zichzelf vastgemaakt in mij, die klok. Welke klok? Hoe is die hier ooit gekomen? Ik herinner het mij niet meer. Het enige wat ik me herinner is getik en getak en getik en getak en   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… GENOEG! Ik begin te schreeuwen en blijf schreeuwen en kan niet stoppen want als ik stop begint het weer. Schreeuwend, jammerend, smekend stommel ik rond op zoek naar… naar wat? Naar iets. Naar niets. Ik weet het niet. Ik zal het wel weten wanneer ik het vind.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Wanhoop. Radeloosheid. Niemand kan mij helpen. Absolute allesverlammende paniek. Is er nu een dag voorbijgegaan of een uur of een paar minuten of?   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik wil niet meer eten. Wanneer ik kauw gaat dat in hetzelfde ritme als de klok. Alles is het ritme van de klok. Ik wil ontsnappen aan het geluid. Als een rat in het nauw gedreven die elke mogelijkheid zoekt om weg te geraken, zo voel ik mij in het nauw gedreven door de onzichtbare klok.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Er is geen toekomst en geen verleden meer. Er is alleen nog maar nu. Nu tikt de klok verder. De Tijd is gestopt en gaat toch genadeloos verder. Ik zit opgesloten in een geheim moment en de Tijd is mijn bewaker.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Gehaast zoek ik verder. Naar wat? Ik weet het niet. Naar soelaas, verzachting, troost. Snikkend, jammerend, kermend zoek ik. Dan vind ik het instrument dat me zal bevrijden uit mijn eeuwigdurende lijden. De adem stokt in mijn keel. Bevend neem ik het mes vast dat in het midden van de keukentafel ligt, in een lichtstraal doorheen de schemering.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… De klok zit in mij. De enige logische oplossing is om de klok eruit te halen. Wie heeft die daar gestoken? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik het eruit moet halen. Het moet eruit. Het moet er nu uit. HET MOET ER NU UIT.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Het mes is niet scherp genoeg om in één keer door mijn ribben te geraken. Het doet zoveel pijn. Ik ben vastberaden en snijd verder. Ik val op mijn knieën, verlies bijna mijn bewustzijn, maar het geluid van de klok houdt me wakker. Dat ellendige getik. Schreeuwend maak ik een draaiende beweging met het mes. Zo dichtbij. Ik voel dat de klok tegenwerkt. De klok wilt helemaal niet naar buiten.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik hap naar adem en laat het wapen vallen. Bevend graai ik in het slijmerige vel. Versplinterde ribben halen mijn vingers open. Ik voel het niet meer. Dan grijp ik de klok vast. Ik voel het tikken in mijn hand. Het tikt zo snel. De euforie van mijn overwinning zorgt ervoor dat ik licht word in mijn hoofd. Ik trek de klok uit mijn lijf. Daar zie ik het verwerpelijke martelinstrument dat me zo lang heeft gepijnigd. Ik knijp erin en zie het uiteenspatten terwijl ik eindelijk rust vind.   Stilte.

LeenB
34 2

De ruimte tussen waak en slaap

Er zijn mij ongetwijfeld heel wat anderen voorgegaan, maar nu wil ik het zelf eens proberen. Ik wil de ruimte tussen waken en slapen – die zacht zwalpende en halfslachtige droomtoestand – proberen te vatten in woorden. Het is om te beginnen een illusie te veronderstellen dat ik haar in haar geheel zou kunnen omvatten. Ik mag al tevreden zijn als ik eromheen kan draaien, er met taal een glimp of versplinterde fractie van mag opvangen. Want taal cirkelt overal onbeholpen omheen, raakt nooit de kern en kan alleen maar suggereren waarover het gaat. Het is aan de interpretator om woorden te ontcijferen tot gevoelens en indrukken. Het harmonisch en efficiënt schikken en combineren van woorden om de essentie van een boodschap of sfeer zo dicht mogelijk te benaderen, is waar het voor een schrijver om draait. Dat is waar het voor mij in deze tekst om draait. En de bewustzijnstoestand tussen waken en slapen is het onderwerp. Het is een onderwerp dat mij wijds, magisch, mysterieus en – vanuit artistiek en literair standpunt – enorm potentieel voorkomt. Het is tevens een bewustzijnstoestand die ik verheerlijk. Nu ik er zo over nadenk, vraag ik me af of ik wel over voldoende expertise beschik om mij hierover schriftelijk en openbaar uit te laten. Als ik het echt serieus en wetenschappelijk zou aanpakken – wat de geloofwaardigheid van deze tekst misschien alleen maar ten goede zou komen – dan hield ik gedurende een lange periode een dagboek bij waarin ik mijn ervaringen neerschreef. Dan zou ik de halfslaaptoestand bewust proberen uit te lokken en deze analytisch benaderen. Ik zou ook een enquête kunnen houden, mensen bevragen over hun ervaringen met deze toestand. Daarin dan patronen en correlaties zoeken. En pas na dit alles zou ik een goed onderbouwd essay kunnen schrijven dat, gezien vanuit een zuiver rationeel perspectief, enig gewicht in één of andere schaal zou kunnen werpen. Maar de kaarten liggen nu anders. De geloofwaardigheid van deze tekst ligt in haar spontane rauwheid. In de eerlijkheid van speelse creativiteit – een bewustzijnstoestand die ook in de onbepaalde tussenruimte heerst. Ik schrijf dit vanuit de losse pols. Geheel onvoorbereid – tot een uur geleden wist ik zelfs nog niet dat dit het onderwerp van een tekst zou worden. Ik ben hier nu een plotse ingeving energie en vorm aan het geven. En degene die dit leest, doet hetzelfde. Evenmin wetend of dit überhaupt ergens toe zal leiden. Uit ervaring weet ik dat er veel waarde schuilt in plotse ingevingen. Op momenten dat ik nergens specifiek mee bezig was – bijvoorbeeld tijdens de gedachteloze, motorisch ingesleten verplaatsing van slaapkamer naar toilet – zijn mij ideeën binnengevallen die later een grote impact op mijn leven hadden. Om maar te zeggen: iets hoeft niet doordacht en wetenschappelijk onderbouwd te zijn om tot grootse inzichten of transformatie te leiden. Waarmee ik niet pretendeer dat deze tekst daartoe zal leiden, maar de aanzet biedt er in elk geval ruimte voor. De toestand tussen waken en slapen is, net zoals mijn routineuze korte tocht van slaapkamer naar toilet, een tussenruimte. Het is een soort vacuüm zonder regels waarin alle schijnbaar tegenstrijdige werelden elkaar ontmoeten. Het begin en einde van deze tussenruimte laten zich niet aanduiden. Ze schuift als het ware geruisloos en onzichtbaar open, en plots zweef ik tussen stukjes onthechte mogelijkheden. Vanaf het moment dat mijn bewuste geest het onbewuste opmerkt en wil begrijpen, voel ik hoe die tussentijdse, tijdloze toestand mij weer ontglipt. Hoe de vaste contouren van de praktische, tijdelijke werkelijkheid zich weer proberen door te drukken in die onvaste, vormloze wereld. De tussenruimte wordt bewandeld door een geest die het begrijpen loslaat en zich laat meedrijven met de ‘onsamenhangsels’ en spiraalvormige kronkels van wat losstaat – en tegelijk verbonden is – met alles dat zich voordoet. Deze ruimte is als een oeverloos bad waarin de denkende geest kan oplossen. In mijn leven draagt alles symboliek, en reflecteren in alle details holistische inzichten. Dat hier nu zo spontaan mijn focus uitgaat naar de lyrische omschrijving van een overgangsfase, komt helemaal overeen met mijn algemene gevoelstoestand. Ik lijk me al enige tijd in een overgangsfase te bevinden. De kans is groot dat heel mijn leven een overgangsfase is. De kans is ook groot dat dit nu zo lijkt, louter en alleen omdat het gevoel van een overgangsfase nu zo uitdrukkelijk leeft. Ook hier kan ik geen duidelijk begin- of eindpunt markeren. Een overgangsfase of tussenruimte voelt als een smalle strook, een soort tunnel of oneindige gang zonder deuren. Het gezellig inrichten van ruimtes is een van mijn passies. Ik wilde eerst ‘kwaliteiten’ schrijven in plaats van ‘passies’, maar waar ik passioneel over ben, wordt misschien niet door iedereen als een kwaliteit omschreven. En aangezien ik iemand ben die – zoveel dat het bijna onmogelijk wordt – rekening houdt met het perspectief van anderen, oefent die eigenschap natuurlijk ook invloed uit op mijn woordkeuze. Dat energieslurpende patroon om mezelf te verliezen in de energie van anderen, is een ander paar mouwen. Ik wil wel eens voor de sier en persoonlijke inkijk een zijsprong maken, maar ik dien ook gefocust te blijven op het onderwerp ‘overgangsruimtes’, om te voorkomen dat deze tekst uit zijn vorm zakt zoals een cake die niet wilde rijzen in de oven. Het ding met die lange tussenruimtes is dus dat je erin kunt reizen zonder ergens naartoe te gaan. Dat is misschien ook wat mij het meest eraan aantrekt. Mijn favoriete dagen – dagen waarop mijn lichaam en geest ontspannen – komen overeen met lege vakjes in mijn agenda. Onbepaald en ongepland, net zoals tussenruimten. Gedachten en ideeën die dan resoneren met de energie van het moment, dienen zich aan als gewillige bouwstenen zonder verwachtingen. Het zit niet in mijn aard om potentiële leegte onbespeeld te laten; het wakkert juist mijn creativiteit aan. Geef mij niets, en ik voel mij rijk door zoveel mogelijkheid. In de schijnbare leegte van het tussenmoment wemelt het van de energie. Tussen waken en slapen voel en hoor ik mezelf cirkeltjes maken die steeds groter worden, tot ze uiteindelijk uitdeinen tot hele landschappen die het thuisland vormen dat ik om praktische redenen op aarde dien te vergeten. Er resten enkel nog de vage herinneringen als rafelige, flinterdunne doeken die ik als een idee van bescherming om me heen sla en waarmee ik nu een tekst poog te breien. Ze vallen uiteen op het moment dat ik nog maar de intentie heb om ze in deze tastbare illusie te verwoorden. Ik kom hier nu bij u aanzetten met losse flarden en snippers van iets dat je misschien wel herkent, maar dat om een bewustzijnstoestand vraagt die zich – te midden van de inspanning des levens – moet inspannen om ontspanning te vinden. Want we zijn het overleven zodanig voorbijgelopen dat we geen adem meer over hebben om echt te gaan leven. Deze tastbare materie, met al haar personages en verhalen, geeft ons de indruk ergens naartoe te gaan of ergens vandaan te komen. En de geniale zinloosheid van dat geheel maakt dat ieder voor zichzelf zin en betekenis aan de levenservaring toeschrijft. De tussenruimte van waken naar slapen (en omgekeerd) lost de lijm op die de elementen van een persoonlijke realiteit aan elkaar hecht. Ze ontbindt alle overtuigingen die tot een logisch geheel bijeen gebundeld waren. En terwijl ik in de praktische omgang met anderen een fervente aanhanger ben van logica, doet de ongedefinieerde tussenruimte mij beseffen hoe bevrijdend een onlogisch en spontaan wemelende zijnstoestand kan voelen. Het is een gevoel van in overgave gewichts- en vormloos zweven in de meest vruchtbare poel van oerenergie. En daar een perfect passend deel van uit te maken, zonder het gevoel enige verantwoordelijkheid of controle te hebben. Het is een bewustzijnstoestand waarin geen vragen worden gesteld en waar de meest prominente energieën van het moment geobserveerd kunnen worden vanuit diverse standpunten, zonder hechting of verlangen. Mijn begrijpende geest zoekt verzachting in de buurt van deze tussenruimte. Om het overleven te overstijgen in het praktische leven, ga ik ertegenaan leunen en doorheen de scheidingswanden kijken, voelen en horen. Met deze tekst schets ik u – in weliswaar veel te grove, kortbochtige en onvolledige lijnen – de speelruimte die in ieder van ons leeft. Ik blaas haar concept, het idee van haar bestaan, en alle herinneringen die ons terug naar haar kunnen leiden, levenskracht in. Als een kleine moedige rimpeling in woelige wateren. Een door het lawaai gedempte lofzang voor het ongedefinieerde als oerbron onder alle manifestaties. Het is een lied dat om gevoelige oren vraagt. Dat is eigen aan mijn repertoire. De vraag is, zoals altijd, hoe ik deze spontane creatie tot een enigszins bevredigend einde kan brengen in de oneindige voortgang der dingen. Welk besluit ik kan vormen dat zowel open als afgesloten klinkt. En zelfs als ik tot zo’n einde kom: wat maakt dan dat ik het klaar acht om het – in alle kwetsbaarheid – buiten de perimeters van mijn energieveld te sturen? Kan ik deze tekst niet beter even laten rusten en rijpen, tussen de vele andere die ik met een wijzere blik in de toekomst wil hernemen? Maar de gedachte aan de onvoorstelbare veelheid bagger of ‘content’ die dagelijks de ether wordt ingebraakt, sterkt mij nu om ook spontaan en vloeiend (impulsief, aldus mijn innerlijke criticus) op de ‘deelknop’ te drukken. Et voilà.  

KarolienDeman
22 1

ALS DAT ONZE KOEKOMST WORDT?

Laten we aannemen dat door ernstige stammentwisten Europa Brussel verlaat. Het is veel rustiger in Straatsburg. Vlaanderen vervalt tot armoede. België houdt op te bestaan en we worden ingelijfd bij de Nederlanders. Albert, Flip en de hele familie worden de deur uitgeschopt. Er wordt gezegd dat Fabiola in de meest armoedige omstandigheden moet overleven dat ze haar gehele hoedencollectie heeft moeten overhandigen aan de vrouw van Bart Bdw. In de anders zo drukke straten is het stil, maar de stilte wordt nu en dan onderbroken door een knal. De heer Bourgeois trekt in het kleine huisje in het Brusselse park; het doet hem denken aan het platteland. Hij is dol op tuinieren. In wat ooit het parlement was, heeft zich een geitenboer gevestigd. Het toerisme is volledig stilgevallen en elk monument staat te verkommeren. De gevangenissen zitten vol. De situatie in Oost-Vlaanderen is minder gunstig, aangezien de haven van Antwerpen sterk is gegroeid en het vroegere landbouwgebied tussen Antwerpen en Gent bijna volledig is omgevormd tot een havenzone. Na het vertrek van de Europese instellingen uit Brussel is de haven de enige bron van inkomsten geworden en de laatste hoop voor de steeds armer wordende bevolking. Religieuze sekten hebben hier de overhand. Er wordt ergens een beeltenis van een heilige gezien in de vorm van een beschimmeld brood, wat leidt tot een golf van religieuze activiteit en daaropvolgende aanvallen door de oproerpolitie, met dagelijks doden tot gevolg. Er is een wirwar van torengebouwen gebouwd om de vele werknemers van de Antwerpse haven te huisvesten. Het nieuwe Europa was de stammentwisten beu en had er met harde hand een einde aan gemaakt. Er werden afspraken gemaakt met de nieuwe heerser over de fermettes, Bart DW, en in ruil voor zijn heerschappij over de fermettes mocht hij de baas spelen. Een andere groep opstandelingen, de racisten, werden levenslang opgesloten in Melkplas, waar ze drugs kregen  hun beweging doofde uit. Ondertussen werden er grote bals gegeven in de Parijse en Berlijnse salons en was heel Griekenland opgekocht, waar de eeuwenoude spelen werden voortgezet, zoals vroeger. In de Parijse salons waren de Vlaamse mannen zeer populair, vooral bij de vrouwen die hun gespierde billen mateloos bewonderden. Ze waren de bestbetaalde lustmannengroep, hun jarenlange sporten hadden billen opgeleverd die de begerige ogen van velen trokken. Wanneer ze ouder werden, werden ze gedumpt in de fermettes.     Na vertrek naar Straatsburg heeft LA TOUT EUROPE voornamelijk Parijs als bestemming gekozen. Dit plan werd decennia geleden in werking gesteld, waarbij het centrum van Parijs armenvrij werd gemaakt. Tijdens de eerste ronde van de Franse verkiezingen jaren geleden, op een warme zonnige dag, lag links in de zon en kwam niet opdagen om te stemmen. Bij terugkomst bleek Le Pen de tweede grootste politicus te zijn. Tijdens de tweede stemronde hadden ze de keuze tussen Chirac of Le Pen, waarbij conservatisme hoogtij vierde. Sarko is hiervan een uitvloeisel, dankzij die ene luie dag in de zon. De conservatieven hebben ervoor gezorgd dat alleen de zeer rijken nog in Parijs konden wonen, terwijl alles wat arm was naar de buitenwijken werd verdreven. Straatsburg werd het middelpunt tussen Berlijn en Parijs, terwijl Brussel snel vergeten werd in de hoofden van de twee sterkste landen van Europa, alsof Brussel nooit had bestaan. Traditioneel gezien is de regio Vlaanderen een belangrijke leverancier van varkens voor de Parijse tafels. De vele boerderijen in de regio dienen als kweekplaats voor deze varkens, terwijl thuiswerk een grote vlucht neemt. De West-Vlaamse regio is relatief welvarend. In 2050 zal Noord-België voornamelijk worden gedomineerd door de haven, en de eens drassige weiden tussen Gent en de Schelde zullen de enorme bevolking die afhankelijk is van de haven moeten opvangen. In datzelfde jaar zullen de babyboomers hun soms enorme fortuinen overdragen aan hun nakomelingen, wat zal leiden tot een nieuwe klasse in het noorden van België die zal werken in de bloeiende IT-industrie. Deze klasse zal worden bediend door de nazaten van diegenen die de trein van fortuin en kennis hebben gemist, en ze zullen worden ondergebracht in enorme wooncomplexen op het voormalige Waasland. Naast deze klasse zullen er ook arbeiders zijn die met beperkte contracten werken en slechts tijdelijk in deze steden zullen wonen. De dienstverlenende industrie zal de bevolking voeden, kleden en verzorgen. Van de voedselkeet die fastfood levert aan de havenarbeiders tot de eerste hulpdiensten en de koeriers van banken en bedrijven, ze zullen allemaal te vinden zijn in de megasteden. De verbinding tussen de gebieden zal worden verzorgd door de Schelde, die de ader zal zijn die de meanderende megasteden zal bevoorraden. In de oude steden van wat eens Vlaanderen heette, zal het verleden bewaard blijven. Sommigen zullen echter betreuren dat deze exclusieve historische gronden niet langer bewoond zullen worden door wat eens Vlamingen werden genoemd. Er zijn zelfs mensen die beweren dat veel bedienden van de nieuwe rijken oorspronkelijk Vlamingen waren. Als er geen inspanningen worden geleverd om deze bevolking te overtuigen van de hedendaagse cultuur en kunsten, zullen ontevreden en ontgoochelde bewoners van de megasteden teruggrijpen naar de eeuwenoude woorden van vertroosting. In 2050 zullen de eeuwenoude steden overspoeld worden door enorme golven van de kuststeden, en er zal geen oplossing meer zijn. In 2099 zullen de nieuwe kusten worden overladen door een steeds groter wordende bevolking en zal er een beperking zijn van woongebieden. In Brugge stortte het ene huis na het andere in, de waterspiegel stond zo hoog dat het water tot in Brussel kwam. Vlaanderen spoelde weg... In de salons werd er verbaasd en verontwaardigd gereageerd op het bericht dat het eerste Europese handelshuis, dat in Brugge was gelegen, door het water was overspoeld. De dienst geschiedenis werd op het matje geroepen en er werd een commissie opgericht. Het idee om de verhoging van de waterspiegel tegen te gaan, werd verlaten. Alleen tussen Berlijn en Parijs werd een gigantische brug gebouwd waarop geleefd kon worden. Alles onder de brug werd ten prooi gegeven aan het water..

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
11 1

Dieren als spiegels rondom mij

Pas na het bezoek van de handhavende instanties viel de symboliek van de eksters mij op. Net als zij huppelden de eksters met z’n zessen over hetzelfde pad richting mijn heiligdom. Onaangekondigd en met een vanzelfsprekende zekerheid over hun optreden. Ze voelden zich de baas over dit terrein, trokken met hun sterke snavels aan alles dat los zat en glansde. Ze plunderden nesten en stalen de eieren van mijn kippen. Ik voelde me machteloos en gefrustreerd omdat ik de verstoring en schade die zij toebrachten niet kon voorkomen, ondanks verschillende pogingen. Zowel de eksters als de overheidsinstanties vormden een domper op de gelukzaligheid van een leven in de natuur. Het zwart-witte verenkleed van de één weerspiegelde de zwart-witte denkwereld van de ander. De eksters, gedreven door Moeder Natuur, de instanties door Vader Overheid. Beiden klauwden zich onlosmakelijk vast in hun destructieve missies. Tot tweemaal toe betrapte ik een ekster op heterdaad in het kippenhok, waarna ik hem even opsloot – de kippen waren op dat moment vrij aan het rondscharrelen op het terrein. De eerste keer wist de ekster redelijk snel te ontsnappen, maar de tweede keer had ik alle ontsnappingsgaten dichtgemaakt. De ekster en ik keken elkaar diep in de ogen, en ik ging het gesprek aan. Net zoals bij de instanties kreeg ik geen respons op mijn steekhoudende argumenten. En opeens viel het me op hoe gehavend de ekster eruitzag. Zijn veren leken oud en rafelig en hij had een gezwel op zijn keel. Daarin zag ik de symboliek van hoe ook de gezaghebbende instanties op hun laatste benen liepen in dit afbrokkelende paradigma. De ingezette shift naar een andere wereld zorgde ervoor dat ze de druk opvoerden. Hun intentie om ons weg te houden van onze natuurlijke rijkdommen hing als een mist in de ether. Het maakte de connectie met de essentie moeilijker, maar niet onmogelijk. En zo was het moeilijk om de eieren van mijn kippen dagelijks te beschermen, maar niet onmogelijk. Het lukte me een tijdje om de eksters af te schrikken met een vogelverschrikker – volledig aangekleed, met pruik en zonnebril, de ingang naar het kippenhok versperrend. Die joeg ook bezoekers de stuipen op het lijf. Eksters zijn natuurlijk uitzonderlijk slim, dus het duurde niet lang voor ze doorhadden dat het om bluf ging. Dus de kippen en ik pasten ons aan. Pas als alle eieren waren gelegd, ging de deur open. En het gebeurde nog weleens dat een ekster zijn slag kon slaan, maar het merendeel van de eieren bleef gespaard. En zo heb ik ook in het dagelijks leven compromissen te sluiten met machtuitoefenende instanties, zonder daarbij te veel van mezelf weg te geven. In de periode dat de onzekerheid, voortgekomen uit het contact met dreigende instanties, zwaar op mijn schouders drukte, was er een specifiek insect dat mij voor het eerst opviel. Teruggetrokken tussen het groen, zoekend naar rust en ontspanning, werd ik plots omringd door kniptorren. Als ze op hun rug terechtkwamen, konden ze hun schild zodanig laten ‘knippen’ dat ze weer op hun poten belandden. Omdat ik ze dag na dag rond mij, van alle kanten, hoorde knippen, zocht ik informatie over dit insect. Zo leerde ik dat de kniptor graag teruggetrokken tussen het groen leeft en dat hij, hoewel hij er kwetsbaar uitziet, over een verrassende kracht (de klik) beschikt. Ik was de kniptor. Als ik op mijn rug terechtkwam, kon ik rekenen op mijn eigen innerlijke kracht om weer rechtop te komen. Een enkele klik in mijn bewustzijn was genoeg om de richting te veranderen. Er laaide een ontembaar vrouwelijk vuur onder mijn schild, waarmee ik mezelf steeds uit benarde situaties wist te ‘knippen’. Ik bestudeerde het gedrag van de kniptor en beschouwde het tegelijk als een vorm van zelfreflectie. Ik zag hoe een kniptor zich voor dood kon houden. Met eindeloos geduld zat hij daar, met ingetrokken pootjes, voelsprieten en kop, te wachten tot de kust weer veilig was. En op het moment dat ik mijn aandacht begon te verliezen, kwam er heel voorzichtig een tastend pootje uit zijn schild tevoorschijn, de omgeving scannend op onraad. De kniptor vindt veiligheid bij zichzelf, in zichzelf. Hij vlucht nergens naartoe, maar keert naar binnen. Zolang als het nodig is. De instanties hadden me gemotiveerd om een groot hoofdstuk af te sluiten. Ik was er eigenlijk wel aan toe en denk dat ik, zonder die externe motivatie, was blijven doorgaan tot ik erbij neerviel. Het was natuurlijk schrikken en ook wat beangstigend – zeker omdat ze dreigden met ‘sancties’ – maar ik zag wel in hoe het loslaten van iets ouds ruimte maakte voor iets nieuws. Ik had altijd best veel hooi op mijn vork genomen, was ook gewend om dingen alleen te doen. Het beëindigen van dit stuk werd ingeleid door nieuwe ontmoetingen en potentiële samenwerkingen. Ik zag en voelde dat mijn weerbaarheid en bereidheid om los te laten mij vanzelf, zonder enige moeite, leidde naar nieuwe projecten waar ik enthousiast van werd. Het idee om weer met anderen samen te werken, maar dan met minder verantwoordelijkheid dan ik mezelf voorheen toeschreef, wakkerde mijn creatieve vuur aan. Ik zag deze symboliek niet meteen, toen ik – niet toevallig vlak voor een succesvolle samenwerking – per ongeluk in een mierennest ging zitten. Ik kreeg toen diverse brandende mierenbeten te verwerken. Ook de dagen daarna leek het alsof ik omgeven werd door mieren. Onder en in elke bloempot, in de kelder en garage, rond de steencirkel, in de serre... De boodschap die de mieren mij brachten, ging over samenwerking en gemeenschapszin. Dit voelde erg toepasselijk, daar ik ook had gevoeld wat een grote tribe er achter mij stond in moeilijke situaties. Anderzijds was het ook belangrijk om mij tijdig terug te trekken, mezelf niet te verliezen in het contact met anderen. Dat was wat de mierenbeten mij vertelden. Naast eksters, kniptorren en mieren zijn er nog tal van andere dieren waarin ik stukken van mezelf in dit aardse bestaan herken. Zo is er het koppeltje eendjes dat zo goed als dagelijks komt chillen aan mijn vijver. Zij symboliseren voor mij standvastigheid, trouw en het houvast van eigen gewoontes en rituelen. En de groene specht die elke keer haastig wegvliegt, alsof hij ergens op wordt betrapt. Ik roep hem dan soms nog achterna: “Ik zag je wel!” De specht herinnert mij eraan om trouw te zijn aan wat er voor mij vanbinnen klopt. Om mij niet te schamen voor mijn waarheid, voor wat voor mij juist voelt. Het antwoord zit binnenin, zegt de specht die instinctief gaten in bomen maakt om eruit te halen wat erin zit. En dan zijn er natuurlijk nog mijn twee zwarte katten en vier witte kippen, die van heel dichtbij meeflowen op de golven van mijn bestaan. De nabijheid van dieren is een prachtig geschenk. Dieren zijn spiegels, boodschappers, helers – en soms ware zielsgenoten. Klein of groot, allemaal hebben ze een blik in hun ogen waarin ik een zuivere connectie met de bron lees. De blik van een dier kan een portaal naar een andere wereld openen. Er is niets dat mij zo diep kan ontroeren als de puurheid van dieren. Door hun kleine dierenleventjes te leiden, leveren ze een grootse bijdrage aan de ontwikkeling van het collectieve veld. Een dier komt nooit toevallig in je leven; het komt jou iets tonen – hoe onbeduidend het op het eerste gezicht misschien mag lijken. Niets is onbeduidend, er zijn geen details zonder betekenis. Geen ontmoetingen zonder communicatie. Het is een kwestie van horen en zien wat je getoond wordt. Aandacht schenken aan het subtiele. Opmerken hoe jouw hele omgeving meebeweegt en jou reflecteert.

KarolienDeman
76 1