Zoeken

Verhalen die verbinden

‘Heb je het verhaaltje van de verjaardag van de wezel al gelezen?’ vraagt mijn wederhelft met onverhoopte ogen. ‘Nee’ antwoord ik droog. ‘Dat ben ik!’ kirt ze, waarna ze me geen keuze laat het straks voor te lezen aan de kinderen. Dat beloof ik. Het verhaaltje gaat over een wezel die jarig is en een feestje geeft voor alle dieren in het bos. Wanneer het moment bijna is aangebroken, twijfelt hij of de taart wel lekker genoeg is, zijn huis wel groot genoeg en of het wel gezellig zal zijn. Hij besluit de aankomende dieren toe te roepen dat het toch niet doorgaat. Terwijl de laatste dieren al weer op de terugweg hun schouders ophalen, herroept de wezel zijn boodschap. ‘Het gaat toch door!’ Uiteraard ben ik geen onbekende met de dierenepiek van Toon Tellegen, meester in de filosofische bespiegelingen over kleinmenselijkheid. Al sinds ik bewerkingen zag van Benjamin Verdonck op de planken ben ik superfan. De fabeltjes zijn enorm geestig, griezelig herkenbaar en vaak taalfilosofisch van aard. Het gaat bijvoorbeeld over hoe de verjaardag van de eendagsvlieg ook ineens zijn afscheid van het leven is. Over de vraag of argwaan dan wel een soort soep is. Over hoe de kikker trots is dat hij een smet heeft geworpen op het blazoen van de zwaan. Mezelf heb ik nog niet echt gevonden, hoewel het verhaal over de mossel die een feest geeft voor één persoon aardig in de buurt komt. Hij wil eigenlijk helemaal geen feest geven: dan moet je dingen organiseren, lachen en dansen. Maar hij wil het wel begrijpen en er deel van uitmaken. Bovendien houdt hij van gezelligheid, al weet hij niet echt goed wat het is. Sinds een jaar of twee heb ik ook gesloten Toon Tellegen in te zetten in mijn lessen NT2. Wanneer we aanbelanden bij het vaste thema ‘Vroeger’, waarin ik de OVT (de imperfectum) aanleer voor de eerste keer, vind ik het nodig om dit – naast de grammaticaoefeningen – meteen wat in te slijpen. En er is geen betere toepassing dan korte verhaaltjes waarin iedereen wel iemand herkent, bij voorkeur zichzelf. Vandaar volgt het thema ‘Verhalen’, dat ik in gang schop met een kleine intro: een verhaal van Misschien wisten zij alles. Nu, vergis je niet, het is niet omdat het over de eekhoorn en de mier gaat of een olifant die in bomen klimt dat het kinderlijk eenvoudig is. De woordenton waaruit Tellegen zijn woorden grabbelt lijkt bodemloos. Om het enigszins toegankelijk te maken voor een NT2-klas heb ik dus hier en daar wat vrij vertaald van het Nederlands naar het NT2-s. De moeilijkste woorden leg ik dan uit. In het begin vond ik het prettig om het allerlaatste verhaaltje van het boek te vertellen, dat is meteen ook het langste. Het gaat over de eekhoorn en de mier die tijdens een wandeling naar de verte op een muur botsen, die eindeloos lijkt. Ze besluiten dat ze er alleen overheen kunnen, maar wanneer de mier over de muur kijkt, ziet hij niets. ‘Ook geen grond?’ vraagt de eekhoorn? ‘Nee, niets.’ ‘Dus alleen maar lucht?’ ‘Nee, geen lucht, niets!’ En zo gaat het maar door. Tot de cruciale vraag volgt: ‘Kan je je niet naar beneden laten zakken aan de andere kant?’ ‘Er is geen andere kant, er is maar één kant, en nu moet je niets meer vragen.’ De eekhoorn maakt dan een soort Hegeliaanse redenering: als daar niets is, is hier dus alles. Dan concludeert hij dat hij tevreden is met alles aan deze kant. ‘Meer hoeft er ook niet te zijn.’ Wanneer ik het verhaaltje heb gelezen speur ik meteen de gezichten van mijn cursisten af. Dit verhaal maakt altijd iets los, zij het positief dan wel negatief. In mijn ervaring is ongeveer een vierde van de klas enthousiast genoeg om meteen meer te lezen van Tellegen. Een ander kwart is vooral verward en zoekt naar een reden waarom hun leerkracht dit net heeft voorgelezen, behalve de enkele OVT’s. Het derde groepje vindt dit ongelooflijk saai want er gebeurt niets. En de laatste paar cursisten vinden het mooi zonder te weten waarom. Slechts een zeer beperkt aantal cursisten haalt de boodschap eruit. Ik begeleid ze naar deze moraal van het verhaal en zo komen we op het gezegde ‘het gras is altijd groener aan de overkant’, wat we dan vertalen in alle talen uit de klas. Wat ik fantastisch en opvallend vind aan het vertellen van deze verhalen is de eenwording van de groep. Plots is er geen verschil meer tussen de landbouwer uit Afghanistan, de biologe uit Peru, de fysicus uit Syrië, de doctoraatsstudent uit Rusland en de boekhouder uit Turkije. De verhalen overstijgen zowel de taal als het opleidingsniveau als de cultuur. Het verbindt ons als mensen, en dat is meteen de kracht van verhalen in het algemeen.

Lennart Vanstaen
109 2

Ik kom er nog goed vanaf

Ik omhels mezelf steeds vaker. In mijn eigen armen, stevig gekruist rond mijn middel, vind ik troost en warmte. Het is niet zo dat ik de aanraking van iemand anders mis en dat op deze manier tracht te compenseren. Ik schuw fysiek contact niet en heb het geluk omringd te zijn met mensen die daar hetzelfde over denken. Dat is ooit anders geweest, vroeger voelde ik me ongemakkelijk als mensen, zelfs vrienden, mij aanraakten. Alleen van mijn partner kon ik dat hebben. De laatste jaren is dat veranderd en gebeurt het knuffelen spontaan. Soms zelfs met wildvreemden, als het op dat moment juist voelt. Simultaan is het knuffelen met mezelf in mijn bewustzijn gegroeid. Ik ben het beginnen doen nadat ik me diepgaand realiseerde dat niemand zo goed voor mij kan zorgen als ikzelf. Niemand anders dan ikzelf kan haarfijn voelen wat ik nodig heb. Ik weet als geen ander wat ik wil en hoe mijn lichaam werkt. Tergende pijnen, wanhoop en andere eindeloos lijkende beperkingen heb ik doorstaan om er uiteindelijk achter te komen wie ik ben en waar mijn grenzen en sterktes liggen. Ik heb voor mezelf een leven gecreëerd waarin levensvreugde en dankbaarheid het leed overstijgen. Bevrijd van mijn zwaarste struikelblokken kan ik nu dansen, terwijl ik voorheen enkel kon kruipen. De ontdekkingstocht naar mezelf is nog steeds gaande en zal hoogstwaarschijnlijk blijven uitdeinen. Maar nu ben ik op het punt gekomen waar ik mezelf oprecht kan omhelzen en prijzen om de weg die ik heb afgelegd. En om de persoon die ik daardoor geworden ben. Mijn lichaam, dat altijd trouw tot mijn dienst staat, ook al heb ik dat soms geheel anders geïnterpreteerd, heeft veel te verduren gekregen. Zowel extern als intern werd het systematisch belaagd met toxiciteit van diverse aard. Het lijkt quasi onmogelijk om door het leven te gaan zonder daarmee in contact te komen. Het zit in onze voeding, lucht, aarde, water, medicijnen, technologie, kleding, relaties en gedachten. Tal van verdoken zelfdestructieve gewoontes worden al vanaf de kindertijd ingeprent en vaak ook doorgegeven van generatie op generatie. Zo denk ik bijvoorbeeld aan de gewoonte om de eigen gevoelens te onderdrukken en te handelen naar verwachtingen van anderen. Of de gewoonte om hard en veel te werken en de eigenwaarde zo rechtstreeks te koppelen aan prestaties. Of het dagelijks eten van gesuikerde zuivelproducten en het poetsen van de tanden met fluoride tandpasta. Dit zijn slechts 4 luttele voorbeelden in een massa aan manieren waarop we onszelf tekort kunnen doen in deze complexe wereld. Het maakt het leven zwaarder en verwijdert ons steeds verder van onze essentie. Klaarder dan ooit zie ik nu hoeveel destructie mijn lichaam heeft moeten verwerken. Het meest van de tijd was ik er niet bewust van. Wegens een gebrek aan zelfvertrouwen en een handleiding voor het leven, eigende ik mezelf allerlei handelingen en behandelingen toe die eigenlijk niet pasten bij mijn authentieke energie. Natuurlijk voelde ik wel dat er iets schortte, maar ik was het gewoon om mijn gevoelens te overstelpen met een kluwen aan gedachten, zoals zoveel mensen doen. Mijn lichaam liet steeds duidelijker blijken dat ik van mijn pad was afgedwaald, maar op doktersadvies werden deze signalen gesmoord en gelabeld als een ‘ongeneeslijke aandoening’. Het blindelings volgen van zogenaamde ‘geneesheren’ terwijl de eigen innerlijke bron aan kennis gewantrouwd of zelfs niet erkend wordt, is trouwens nog zo’n hardnekkige destructieve gewoonte die collectief als vanzelfsprekend wordt beschouwd. Al bij al, ondanks alle beproevingen die mij werden aangedaan en die ik mezelf heb aangedaan, kom ik er nog goed vanaf. Meer dan goed zelfs. Ik ben hier en daar wat onderdelen kwijt en ook vandaag moet het nog een ‘aanvaardbare’ dosis toxiciteit verwerken, maar mijn lichaam werkt desondanks prima. Het is veerkrachtig, vergevingsgezind en herstelt zichzelf keer op keer. Daarom omhels ik mezelf en spreek ik mijn dankbaarheid uit. De duisternis in deze wereld kan niet voorkomen dat mijn eigenliefde groeit. Integendeel.________________________https://www.karoliendeman.com/blog/2022/4/10/ik-kom-er-nog-goed-vanaf

KarolienDeman
11 0

Geschreven met aarde onder mijn nagels

Het schrijven stond de laatste maanden ergens onderaan mijn prioriteitenlijstje want ik had mijn hoofd en handen vol met het uitbouwen van een zelfvoorzienend paradijsje. Verborgen tussen de Vlaamse velden ligt het bosje waar ik mij dagelijks uitleef en met een aanmoedigende regelmaat inspirerende en gelijkgestemde zielen ontmoet. Het verval en vele sporen van vergane glorie vormden geen drempel om dit stukje grond aan te kopen en gestaag het licht er weer feller te laten schijnen. Vier afvalcontainers en een netwerk aan bedrijvige handen later, straalt deze plek als nooit tevoren. En dit alles binnen een relatief korte periode van een jaar. Geduld is nooit mijn sterkste punt geweest, het vuur in mij is gulzig. Mijn acties en keuzes maken deel uit van een inwaarts kerende beweging die al enige tijd aan de gang is. In plaats van op zoek te gaan naar en te vertrouwen op externe bronnen, word ik steeds beter in het bij mezelf ten rade gaan. Om te durven beslissen vanuit intuïtie en gevoel, ongeacht wat de buitenwereld aanraadt, is zelfvertrouwen vereist. En dat groeit. Het raadplegen van de innerlijke bron is onontbeerlijk als je het overleven wil omzetten naar écht leven. Ik hoor en zie rondom mij dat vele anderen tot diezelfde conclusie zijn gekomen. Het lijkt typerend voor deze tijdsgeest. In deze wereld is er voor elk probleem een specialist. Lekt de kraan, dan bellen we een loodgieter. Lekt het lijf, dan bellen we een dokter. In blind vertrouwen rekenen we erop dat de specialist ons probleem zal oplossen en ons de weg wijzen. De eigen richtingaanwijzers worden afgedekt of genegeerd. Totdat blijkt dat het probleem ons met ongeziene hardnekkigheid blijft tergen, dan pas zit de kans erin dat we vanuit wanhoop in een andere richting zullen tasten. Sommige mensen zullen hun innerlijke bron blijven ontwijken en er de rest van hun leven van uit gaan dat alles wat hen overkomt een externe oorzaak alsook antwoord heeft. Maar vele anderen menen te zijn ontwaakt uit een aangeleerde droomstaat en ontdekken met vallen en opstaan de reikwijdte van hun ware capaciteit. Als kinderen die leren lopen. Terwijl ik een voedselbos en spirituele ontmoetingsplaats aan het vormgeven ben, leer ik zaken waarvan ik vind dat het elementaire leerstof op scholen zou moeten zijn. Kennis die we nodig hebben om te leven in plaats van te overleven. Kennis die als tegengif tegen de aangeprate angst kan ingezet worden. De lessen biologie die ik mij herinner, getuigden van een educatief ontwerp dat vervreemding van de natuur en onszelf in de hand werkt. Het raakt de essentie niet aan en richt de aandacht op een simplistisch schouwspel aan de oppervlakte. Zo zit de mechaniek van de kunstmatige wereld waarin wij leven in elkaar. We worden belaagd door allerlei afleidende signalen die ons willen doen geloven dat we kwetsbare onwetende wezens zijn die een opeenvolging aan injecties en instructies nodig hebben om te kunnen overleven in de grote boze wereld. Wroetend in de aarde ontdek ik mezelf, want ik leer en voel duidelijker dan ooit hoe wij één en dezelfde zijn. Hoe we met ons lichaam omgaan, reflecteert glashelder hoe we de aarde behandelen. We hebben geen idee hoe ons lichaam werkt (want dat is iets voor specialisten), net zo min we weten waar ons voedsel vandaan komt. En we bombarderen ons darmgestel met antibiotica, net zoals we akkers uitputten met verdelgingsmiddelen en artificiële bemesting. Ik leerde dat permacultuur één van de antwoorden kan zijn op het herstellen van een evenwichtige connectie tussen mens en natuur. Het welzijn van de mens ontkoppel je niet van de gezondheid van de bodem. Een vruchtbare bodem is een basisvereiste. Met deze wetenschap in het achterhoofd ben ik fanatiek (het vuur, weet je wel) aan het zaaien en planten gegaan. Tot op het moment dat ik besefte dat ik werkelijk in staat was mezelf in een burn-out te tuinieren. Ik bereik erg veel met dat vuur van mij, maar dat perfectionisme en die faalangst erbij maken het geheel uiterst ontvlambaar, waardoor ik wel eens met schroeiplekken thuis zit te recupereren. Al bij al lukt het wel redelijk om mezelf tijdig in te tomen voordat ik de controle over de vlammen volledig verlies, met dank aan de fysieke kwaaltjes die me er op precies de juiste moment aan herinneren waar mijn grenzen van eigenliefde liggen. Naast het tuinieren en al andere to do’s die ik mezelf voorschrijf, ontwikkel ik mezelf gemotiveerd in een richting waar ik geen kwaaltjes meer nodig heb om te vertragen en mijn grenzen te respecteren. Eigenlijk ben ik mijn hardleersheid en strengheid jegens mezelf echt kotsbeu. In periodes dat mijn schrijven uitblijft, vindt er veelal een groeischeut plaats. In dit geval mag je dat ook letterlijk nemen. Na het vergaren van inzichten, komt er altijd wel een moment dat ik de noodzaak voel om ze esthetisch te bundelen in woorden. Ik wil begrijpen, vertalen en delen. Mijn leergierigheid ontspruit vanuit een verlangen naar een zo authentiek mogelijk leven, wat vrijheid impliceert. Vrij van de angst die voortkomt uit blinde afhankelijkheid, vrij van toxische stoffen, gedachten en relaties en vrij van al de rest dat een zuivere connectie met mijn essentiële zelf in de weg staat. Zelfvertrouwen, zelfredzaamheid en een netwerk aan gezonde liefdevolle contacten zijn de drie pijlers waar ik mijn beeld van de toekomst op laat rusten. Ik merk hoe het bosje een magnetische werking heeft op mensen die momenteel in een gelijkaardige vibratie vertoeven. Dit was dan ook één van de intenties die ik met deze plek verbond. Hier ontmoet ik mezelf en anderen te midden van het liefdevolle groen dat ons uitnodigt om naar hartenlust te spelen._________________________________https://www.karoliendeman.com/blog/2022/5/21/geschreven-met-aarde-onder-mijn-nagels

KarolienDeman
2 0

Een spons die iets meer steen wil zijn

Elk deeltje van mezelf mag er zijn. Ik wil het allemaal aanvaarden en moederlijk toedekken onder een meedogende blik. Ruwe kantjes hebben evenzeer bestaansrecht en -reden. Maar niet alles hoeft mijn aandacht en energie te krijgen. Bepaalde delen wil ik niet voeden en groter maken. Net zoals ik liever geen energie uitwissel met bepaalde mensen. Simultaan met mijn vibratie en bewustzijn transformeerden mijn omgeving en contacten. Het besef dat mijn externe realiteit een spiegel is van mijn interne processen, doet mij situaties ‘lezen’. Als ware het gecodeerde boodschappen die iets vertellen over mezelf. Elke ontmoeting is een zogenaamde ‘vibrationele match’, een passend puzzelstuk op mijn vibratie of ‘staat van zijn’ van dat moment. En elke confrontatie die moeilijk of ongemakkelijk voelt, kan geïnterpreteerd worden als een kans of uitnodiging om mijn vibratie bij te stellen. Zo krijg ik wel eens te maken met situaties of mensen die het thema eigenliefde en grensafbakening aansnijden. Dat doen ze geheel onbewust door gewoon zichzelf te zijn. Ze duwen aan mijn grenzen en schotelen mij vraagstukken voor waarbij ik de keuze heb om dicht bij mij mezelf te blijven of mezelf voorbij te lopen. Nog steeds heb ik de neiging om naar een gulden middenweg te zoeken, terwijl het ondertussen al jaren duidelijk is dat het handelen vanuit een gebrek aan eigenliefde mij uitholt. Zelfs al is het maar een beetje of slechts af en toe. Dat er veel zaken klaar en duidelijk geworden zijn, maakt het er niet perse gemakkelijker op. Mijn grensafbakening lijkt zich niet altijd vloeiend rond sociale regels en beleefdheid te kunnen plooien. Resoluut voor mezelf kiezen (niet te verwarren met egoïsme), rijmt niet altijd met wat volgens mijn sensitieve en empathische kant ‘juist’ is. Er zijn absoluut geen twijfels over wat juist voelt, in een ultieme zelflievende vrijheid, geheel losstaand van verwachtingen. Maar wat juist lijkt, gezien vanuit alle betrokken standpunten, is vaak het onderwerp van onderbuiks gepieker. Zo bevind ik mij, na enkele dagen voorheen krachtig te hebben besloten om mij omwille van mijn alles absorberende poreusheid beter af te sluiten voor de verhalen van anderen, tegenover een ratelende vrouw waarvan ik het gevoel heb dat ze zich energetisch als een klein aapje aan mij vastklampt. Ze huurt mijn yurt voor een nacht, met de al lang vervlogen intentie om er stilte te vinden, en aast op gelegenheden waarbij ze mij kan aanspreken. Ik luister terwijl ik zoek naar een gepaste gelaatsuitdrukking en houding. Iets tussen erkennend vriendelijk en beleefd afstandelijk. Mijn romp weggedraaid van haar, alsof ik reeds onderweg ben naar ergens anders. In gedachten stel ik een timer in die binnen enkele minuten zal afgaan. Dan moet ik weg. Ik geef haar nog 5 minuten die er uiteindelijk 15 blijken te zijn. Al kom ik soms in de verleiding, ik doe mijn best om op niets in te gaan van wat ze zegt. De vragen die ze mij stelt, staan alleen maar ten dienste van een uitbreiding of bevestiging van haar verhaal. Opgewonden van overtuiging deelt ze mij mee hoe het hele Covid-gebeuren rakelings langs haar heen passeert. Ze houdt zich er niet mee bezig en gelooft er niet in, zegt ze. Ze heeft respect voor iedereen die zich heeft laten vaccineren, maar dat gif komt niet in haar lichaam. Ik voel hoe haar frustratie een lichte druk op mijn maag uitoefent en krijg plots de impuls om mijn schoenen uit te doen. Onverstoord vertelt ze verder over alles dat ze aan weinig mensen kwijt kan, terwijl ik mij blootvoets inbeeld hoe er een heldere rivier doorheen mijn lichaam raast en alle spanning en toxiciteit wegspoelt, diep de aarde in. Mijn handen maken onopvallende gebaren waarmee ik een energetische muur creëer tussen de vrouw en mij in. Niets gaat erdoor, niets kan mij raken. Een paar uur na deze ontmoeting schrik ik van het hoofd van een buurman dat plots over de schutting verschijnt. Zoals ik van hem gewoon ben, komt hij met een verhaal waarin hij zichzelf neerzet als slachtoffer van onrechtvaardigheid. Eveneens naar gewoonte sluit hij af met een stilte die vraagt om mijn verontwaardigde reactie, die ik met alle wil van de wereld niet langer kan veinzen. Het uitblijven van een gewenste respons maakt dat hij zijn verhaal met verheven stem ietsje aangedikt herhaalt. Het universum voorziet mij vandaag van twee prachtexemplaren van kansen waarbij ik mijn voornemens om sterk in mijn eigen energie te blijven staan kan vormgeven. Ik evalueer mezelf aan het eind van de dag als stuntelig en onzeker, terwijl ik anderzijds ook weet dat ik op korte tijd best grote sprongen heb gemaakt. Ik ben als een spons die oefent in wat meer steen zijn. De aard van iemands vibratie en welk effect deze op mij heeft, openbaart zich relatief snel. Het zijn details in de communicatie, zoals bijvoorbeeld de woordkeuze, die mij vertellen waar iemand staat ten opzichte van zichzelf en de wereld. Ook of een communicatie al dan niet ‘helder’ aanvoelt, is een grote indicator van de vibrationele frequentie van de ander. Manipulatie verschijnt in verschillende gedaantes, van subtiel en gewiekst tot ronduit grof en onbeholpen. Maar wat elke vorm van manipulatie gemeen heeft, is het troebele karakter van de communicatie. Het voelt alsof er ruis op de lijn zit, alsof niet alles goed doorkomt of begrepen wordt. Als een connectie niet helder is, loopt deze via kronkels en omwegen en een empaat zal deze van nature uit proberen te volgen, vaak met het verlies van zichzelf als resultaat. Tenzij het een geleerde empaat is die vanuit ervaring een keerpunt heeft bereikt en niet langer meegaat in de oneindige en zelfbeperkende verhalen van een ander. Wat niet hetzelfde is als onverschilligheid. Ik ben er mij bewust van dat ik mezelf ontmoet in een ander, dat mijn ik zelfs overloopt in een ander en in mijn omgeving, en omgekeerd. Maar anderzijds is het ook van cruciaal belang voor mijn welzijn dat ik de begrensdheid der dingen respecteer. Ik erken, aanvaard en eer de dualiteit van het grenzeloze dat niet kan bestaan zonder grenzen. En zoek mijn evenwicht op de deiningen die ontmoetingen met zich meebrengen.____________________________ https://www.karoliendeman.com/blog/2022/6/9/een-spons-die-iets-meer-steen-wil-zijn Foto door Lieven Herreman ©https://www.lievenherreman.com/

KarolienDeman
14 1

De goddeloze hut in de hemel

Het is donderdag, de voorlaatste ski-dag. Mijn dochter van 12 wil nog één piste doen, maar haar broer en vader hebben geen zin meer. Ze kijkt in mijn richting en vraagt of ze samen met de jongens die ze enkele jaren geleden op diezelfde berg leerde kennen nog één piste mag doen. Hun ouders gaan ook mee zegt ze. Ik zie mijn kans eindelijk een half uurtje voor mij en mijn herder daarboven te hebben, dus zeg ik dat het goed is en dat ik ook meega. We springen alle zes op de zetellift. Het begint harder te sneeuwen. Boven aangekomen willen de jongens met hun ouders zo snel mogelijk naar beneden omdat het te hard waait en de sneeuwvlokken daardoor in het gezicht prikken, maar in plaats van alles goed dicht te snoeren klik ik mijn latten los. De mama van de jongens kijkt me aan en vraagt of ik hier blijf. Ja zeg ik, ik ga even mijn vriend bezoeken, de herder die ik al 27 jaar lang ken en bijna jaarlijks bezoek. Ze kijkt me bedenkelijk aan terwijl ik mijn dochter zeg dat ze goed bij de jongens en hun ouders moet blijven en beneden aan haar papa moet zeggen dat ik wel op tijd zal zijn voor de laatste dal-afvaart. Ze reageert enthousiast op deze verworven vrijheid en verantwoordelijkheid, maar toch draai ik me om met gemengde gevoelens: die van een slechte moeder en een vrijgevochten zestienjarige. In vijf stappen ben ik bij hut van de liftbediende, mijn herder. Nog voor ik de klink kan vastnemen zwaait hij de deur al open en verwelkomt mij met zijn Tirools accent waar ik destijds meteen verliefd op was. Hij schuift een bureaustoel naar me toe en gaat zelf ook weer zitten. Zijn ogen stralen en hij lacht zijn mooie witte rechte tanden bloot. Een warm gevoel gaat door mijn buik. Verdorie wat ziet hij er goed uit na al die jaren. Waar blootstelling aan teveel hoogtezon normaal verouderd lijkt het hem jaar na jaar te verjongen, terwijl mijn tekort aan slaap en teveel aan zorgen duidelijk sporen heeft nagelaten in mijn gezicht. Maar het maakt eigenlijk niet uit, want hij ziet nog steeds dat zestienjarig meisje, dat voelde ik enkele dagen geleden ook al op de eerste ski-dag na drie jaar corona. De hut is uit glas en staal gebouwd, wat heel anders aanvoelt als de houten hut waar we 27 jaar geleden zoveel uren hadden doorgebracht. Zijn GSM heeft de telefoon met opwindhendel en tuithoorn vervangen. Hij bezit ook geen eigen sneeuwscooter meer waarmee hij mij in duizelingwekkende snelheid de berg op kan brengen om me daar helemaal de adem te benemen met zijn vurige zoenen alvorens weer naar de hut af te dalen. Voor de rest lijkt er niet veel veranderd. Er ligt een catalogus van landbouwmaterialen, er hangt een klok en een kruisbeeld aan de muur en hij zit in een warme blauwe jas ingeduffeld vanonder zijn petje naar mij te kijken. Ik zet mijn rode ski-jas open omdat de warmte uit mijn buik naar mijn wangen stijgt. Zijn blik volgt mijn vingers en hij lacht omdat ik het heb opgemerkt en schuift dichterbij met zijn stoel op wieltjes. Ik zucht en lach terug, gooi mijn hoofd in mijn nek en draai eens rond op mijn wieltjes. Ik ben echt weer zestien. We hebben een half uur zeg ik, niet veel maar na elkaar drie jaar niet gezien te hebben ben ik blij met elke minuut. We praten, lachen en kijken. Intussen schuiven zetel voor zetel voorbij het grote raam achter zijn bureau met groene, rode en gele knoppen, hendeltjes en tellers die hij maar half in de gaten houdt. De meeste zetels zijn leeg, hier en daar een tweetal mensen die zich ondanks het slechte weer toch nog de berg op wagen en die door de laatste schok van de lift stuntelend in de diepsneeuw worden gedropt. Het lijkt alsof we onzichtbaar zijn en controle hebben over de hele berg en onderliggende vallei vanuit onze goddeloze stuurhut. Even voelt het zoals in die zomer toen we samen in de herdershut waren, totaal afgesneden van de bewoonde wereld, allebei jong, onwetend en een beetje vluchtend voor de toekomst. Wat heb ik dit gevoel gemist, de tijd die wordt stil gezet, dromen en realiteit die zich met elkaar verweven, alleen nog gisteren en vandaag, maar geen morgen. In die hut lukt het verdwijnen in de tijd zonder enige moeite, thuis moet ik me daar eerst ladderzat voor drinken en dan met een kater op het warm verlaten strand gaan liggen. Ik zucht van geluk. Hij probeert me te overhalen om te wachten tot het hele gebied sluit en dat hij me wel zal afzetten, maar zelfs mijn vrijgevochten zestienjarige had al verantwoordelijkheidsgevoel en dat schreeuwde meestal net op tijd, soms iets te laat boven het tijdloze uit. Mijn blik valt op de lege piste, de dichte mist, de sneeuw en hevige wind en even overvalt me weer de paniek van mijn onbezonnenheden die me in het verleden bijna het leven kostten. Maar de herder liet me al eerder angsten overwinnen. Ik neem afscheid, krijg heel moeizaam mijn latten aan doordat er teveel sneeuw is gevallen, maar dan suis ik door de lucht en giert de adrenaline door mijn lijf. De laatste skiër, veertigplusser en moeder van twee kinderen die even terug zestien wou zijn. Af en toe moeten we ons hoofd eens leeg maken, morgen vergeten, ons hart volgen en vertrouwen dat alles goed komt.

Fien SB
50 2