Zoeken

Haak

Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Er lijkt geen einde aan te komen.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik hoor niets anders meer. Die ellendige klok. Nog voordat ik mijn vermoeide, bloeddoorlopen ogen open, wanneer ik mezelf terug naar bed sleep, doorheen de dag, mijn dromen zijn gevuld met het getik van een klok die ik niet kan vinden.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Alles zou ik doen, alles voor een paar seconden zalige volledige stilte. Hoe lang is het geleden dat het helemaal stil was in mijn hoofd? Ik kan het me niet herinneren. Welke dag is het? Het is zeker vier dagen geleden sinds ik heb geslapen. Of dat denk ik toch. Dag en nacht vloeien in elkaar over. Alles is schemer.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Alle besef van tijd ben ik verloren. Ik kan het niet meer aan. Ik wil gewoon slapen. Ik wil gewoon rust. Rust en stilte. Zoete zalige stilte. Ik kruip rond op handen en knieën als een beest, op zoek naar de bron van het getik en getak en getik en getak. Ik kan het niet vinden. Ik vind niks meer. Niks. Het concept ‘niks’ begrijp ik niet meer want er is altijd iets tegenwoordig. Altijd getik.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Het heeft zichzelf aan mij vastgezogen en laat niet meer los. Dat getik en getak. Het heeft zichzelf vastgemaakt in mij, die klok. Welke klok? Hoe is die hier ooit gekomen? Ik herinner het mij niet meer. Het enige wat ik me herinner is getik en getak en getik en getak en   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… GENOEG! Ik begin te schreeuwen en blijf schreeuwen en kan niet stoppen want als ik stop begint het weer. Schreeuwend, jammerend, smekend stommel ik rond op zoek naar… naar wat? Naar iets. Naar niets. Ik weet het niet. Ik zal het wel weten wanneer ik het vind.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Wanhoop. Radeloosheid. Niemand kan mij helpen. Absolute allesverlammende paniek. Is er nu een dag voorbijgegaan of een uur of een paar minuten of?   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik wil niet meer eten. Wanneer ik kauw gaat dat in hetzelfde ritme als de klok. Alles is het ritme van de klok. Ik wil ontsnappen aan het geluid. Als een rat in het nauw gedreven die elke mogelijkheid zoekt om weg te geraken, zo voel ik mij in het nauw gedreven door de onzichtbare klok.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Er is geen toekomst en geen verleden meer. Er is alleen nog maar nu. Nu tikt de klok verder. De Tijd is gestopt en gaat toch genadeloos verder. Ik zit opgesloten in een geheim moment en de Tijd is mijn bewaker.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Gehaast zoek ik verder. Naar wat? Ik weet het niet. Naar soelaas, verzachting, troost. Snikkend, jammerend, kermend zoek ik. Dan vind ik het instrument dat me zal bevrijden uit mijn eeuwigdurende lijden. De adem stokt in mijn keel. Bevend neem ik het mes vast dat in het midden van de keukentafel ligt, in een lichtstraal doorheen de schemering.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… De klok zit in mij. De enige logische oplossing is om de klok eruit te halen. Wie heeft die daar gestoken? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik het eruit moet halen. Het moet eruit. Het moet er nu uit. HET MOET ER NU UIT.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Het mes is niet scherp genoeg om in één keer door mijn ribben te geraken. Het doet zoveel pijn. Ik ben vastberaden en snijd verder. Ik val op mijn knieën, verlies bijna mijn bewustzijn, maar het geluid van de klok houdt me wakker. Dat ellendige getik. Schreeuwend maak ik een draaiende beweging met het mes. Zo dichtbij. Ik voel dat de klok tegenwerkt. De klok wilt helemaal niet naar buiten.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik hap naar adem en laat het wapen vallen. Bevend graai ik in het slijmerige vel. Versplinterde ribben halen mijn vingers open. Ik voel het niet meer. Dan grijp ik de klok vast. Ik voel het tikken in mijn hand. Het tikt zo snel. De euforie van mijn overwinning zorgt ervoor dat ik licht word in mijn hoofd. Ik trek de klok uit mijn lijf. Daar zie ik het verwerpelijke martelinstrument dat me zo lang heeft gepijnigd. Ik knijp erin en zie het uiteenspatten terwijl ik eindelijk rust vind.   Stilte.

LeenB
52 2

De ruimte tussen waak en slaap

Er zijn mij ongetwijfeld heel wat anderen voorgegaan, maar nu wil ik het zelf eens proberen. Ik wil de ruimte tussen waken en slapen – die zacht zwalpende en halfslachtige droomtoestand – proberen te vatten in woorden. Het is om te beginnen een illusie te veronderstellen dat ik haar in haar geheel zou kunnen omvatten. Ik mag al tevreden zijn als ik eromheen kan draaien, er met taal een glimp of versplinterde fractie van mag opvangen. Want taal cirkelt overal onbeholpen omheen, raakt nooit de kern en kan alleen maar suggereren waarover het gaat. Het is aan de interpretator om woorden te ontcijferen tot gevoelens en indrukken. Het harmonisch en efficiënt schikken en combineren van woorden om de essentie van een boodschap of sfeer zo dicht mogelijk te benaderen, is waar het voor een schrijver om draait. Dat is waar het voor mij in deze tekst om draait. En de bewustzijnstoestand tussen waken en slapen is het onderwerp. Het is een onderwerp dat mij wijds, magisch, mysterieus en – vanuit artistiek en literair standpunt – enorm potentieel voorkomt. Het is tevens een bewustzijnstoestand die ik verheerlijk. Nu ik er zo over nadenk, vraag ik me af of ik wel over voldoende expertise beschik om mij hierover schriftelijk en openbaar uit te laten. Als ik het echt serieus en wetenschappelijk zou aanpakken – wat de geloofwaardigheid van deze tekst misschien alleen maar ten goede zou komen – dan hield ik gedurende een lange periode een dagboek bij waarin ik mijn ervaringen neerschreef. Dan zou ik de halfslaaptoestand bewust proberen uit te lokken en deze analytisch benaderen. Ik zou ook een enquête kunnen houden, mensen bevragen over hun ervaringen met deze toestand. Daarin dan patronen en correlaties zoeken. En pas na dit alles zou ik een goed onderbouwd essay kunnen schrijven dat, gezien vanuit een zuiver rationeel perspectief, enig gewicht in één of andere schaal zou kunnen werpen. Maar de kaarten liggen nu anders. De geloofwaardigheid van deze tekst ligt in haar spontane rauwheid. In de eerlijkheid van speelse creativiteit – een bewustzijnstoestand die ook in de onbepaalde tussenruimte heerst. Ik schrijf dit vanuit de losse pols. Geheel onvoorbereid – tot een uur geleden wist ik zelfs nog niet dat dit het onderwerp van een tekst zou worden. Ik ben hier nu een plotse ingeving energie en vorm aan het geven. En degene die dit leest, doet hetzelfde. Evenmin wetend of dit überhaupt ergens toe zal leiden. Uit ervaring weet ik dat er veel waarde schuilt in plotse ingevingen. Op momenten dat ik nergens specifiek mee bezig was – bijvoorbeeld tijdens de gedachteloze, motorisch ingesleten verplaatsing van slaapkamer naar toilet – zijn mij ideeën binnengevallen die later een grote impact op mijn leven hadden. Om maar te zeggen: iets hoeft niet doordacht en wetenschappelijk onderbouwd te zijn om tot grootse inzichten of transformatie te leiden. Waarmee ik niet pretendeer dat deze tekst daartoe zal leiden, maar de aanzet biedt er in elk geval ruimte voor. De toestand tussen waken en slapen is, net zoals mijn routineuze korte tocht van slaapkamer naar toilet, een tussenruimte. Het is een soort vacuüm zonder regels waarin alle schijnbaar tegenstrijdige werelden elkaar ontmoeten. Het begin en einde van deze tussenruimte laten zich niet aanduiden. Ze schuift als het ware geruisloos en onzichtbaar open, en plots zweef ik tussen stukjes onthechte mogelijkheden. Vanaf het moment dat mijn bewuste geest het onbewuste opmerkt en wil begrijpen, voel ik hoe die tussentijdse, tijdloze toestand mij weer ontglipt. Hoe de vaste contouren van de praktische, tijdelijke werkelijkheid zich weer proberen door te drukken in die onvaste, vormloze wereld. De tussenruimte wordt bewandeld door een geest die het begrijpen loslaat en zich laat meedrijven met de ‘onsamenhangsels’ en spiraalvormige kronkels van wat losstaat – en tegelijk verbonden is – met alles dat zich voordoet. Deze ruimte is als een oeverloos bad waarin de denkende geest kan oplossen. In mijn leven draagt alles symboliek, en reflecteren in alle details holistische inzichten. Dat hier nu zo spontaan mijn focus uitgaat naar de lyrische omschrijving van een overgangsfase, komt helemaal overeen met mijn algemene gevoelstoestand. Ik lijk me al enige tijd in een overgangsfase te bevinden. De kans is groot dat heel mijn leven een overgangsfase is. De kans is ook groot dat dit nu zo lijkt, louter en alleen omdat het gevoel van een overgangsfase nu zo uitdrukkelijk leeft. Ook hier kan ik geen duidelijk begin- of eindpunt markeren. Een overgangsfase of tussenruimte voelt als een smalle strook, een soort tunnel of oneindige gang zonder deuren. Het gezellig inrichten van ruimtes is een van mijn passies. Ik wilde eerst ‘kwaliteiten’ schrijven in plaats van ‘passies’, maar waar ik passioneel over ben, wordt misschien niet door iedereen als een kwaliteit omschreven. En aangezien ik iemand ben die – zoveel dat het bijna onmogelijk wordt – rekening houdt met het perspectief van anderen, oefent die eigenschap natuurlijk ook invloed uit op mijn woordkeuze. Dat energieslurpende patroon om mezelf te verliezen in de energie van anderen, is een ander paar mouwen. Ik wil wel eens voor de sier en persoonlijke inkijk een zijsprong maken, maar ik dien ook gefocust te blijven op het onderwerp ‘overgangsruimtes’, om te voorkomen dat deze tekst uit zijn vorm zakt zoals een cake die niet wilde rijzen in de oven. Het ding met die lange tussenruimtes is dus dat je erin kunt reizen zonder ergens naartoe te gaan. Dat is misschien ook wat mij het meest eraan aantrekt. Mijn favoriete dagen – dagen waarop mijn lichaam en geest ontspannen – komen overeen met lege vakjes in mijn agenda. Onbepaald en ongepland, net zoals tussenruimten. Gedachten en ideeën die dan resoneren met de energie van het moment, dienen zich aan als gewillige bouwstenen zonder verwachtingen. Het zit niet in mijn aard om potentiële leegte onbespeeld te laten; het wakkert juist mijn creativiteit aan. Geef mij niets, en ik voel mij rijk door zoveel mogelijkheid. In de schijnbare leegte van het tussenmoment wemelt het van de energie. Tussen waken en slapen voel en hoor ik mezelf cirkeltjes maken die steeds groter worden, tot ze uiteindelijk uitdeinen tot hele landschappen die het thuisland vormen dat ik om praktische redenen op aarde dien te vergeten. Er resten enkel nog de vage herinneringen als rafelige, flinterdunne doeken die ik als een idee van bescherming om me heen sla en waarmee ik nu een tekst poog te breien. Ze vallen uiteen op het moment dat ik nog maar de intentie heb om ze in deze tastbare illusie te verwoorden. Ik kom hier nu bij u aanzetten met losse flarden en snippers van iets dat je misschien wel herkent, maar dat om een bewustzijnstoestand vraagt die zich – te midden van de inspanning des levens – moet inspannen om ontspanning te vinden. Want we zijn het overleven zodanig voorbijgelopen dat we geen adem meer over hebben om echt te gaan leven. Deze tastbare materie, met al haar personages en verhalen, geeft ons de indruk ergens naartoe te gaan of ergens vandaan te komen. En de geniale zinloosheid van dat geheel maakt dat ieder voor zichzelf zin en betekenis aan de levenservaring toeschrijft. De tussenruimte van waken naar slapen (en omgekeerd) lost de lijm op die de elementen van een persoonlijke realiteit aan elkaar hecht. Ze ontbindt alle overtuigingen die tot een logisch geheel bijeen gebundeld waren. En terwijl ik in de praktische omgang met anderen een fervente aanhanger ben van logica, doet de ongedefinieerde tussenruimte mij beseffen hoe bevrijdend een onlogisch en spontaan wemelende zijnstoestand kan voelen. Het is een gevoel van in overgave gewichts- en vormloos zweven in de meest vruchtbare poel van oerenergie. En daar een perfect passend deel van uit te maken, zonder het gevoel enige verantwoordelijkheid of controle te hebben. Het is een bewustzijnstoestand waarin geen vragen worden gesteld en waar de meest prominente energieën van het moment geobserveerd kunnen worden vanuit diverse standpunten, zonder hechting of verlangen. Mijn begrijpende geest zoekt verzachting in de buurt van deze tussenruimte. Om het overleven te overstijgen in het praktische leven, ga ik ertegenaan leunen en doorheen de scheidingswanden kijken, voelen en horen. Met deze tekst schets ik u – in weliswaar veel te grove, kortbochtige en onvolledige lijnen – de speelruimte die in ieder van ons leeft. Ik blaas haar concept, het idee van haar bestaan, en alle herinneringen die ons terug naar haar kunnen leiden, levenskracht in. Als een kleine moedige rimpeling in woelige wateren. Een door het lawaai gedempte lofzang voor het ongedefinieerde als oerbron onder alle manifestaties. Het is een lied dat om gevoelige oren vraagt. Dat is eigen aan mijn repertoire. De vraag is, zoals altijd, hoe ik deze spontane creatie tot een enigszins bevredigend einde kan brengen in de oneindige voortgang der dingen. Welk besluit ik kan vormen dat zowel open als afgesloten klinkt. En zelfs als ik tot zo’n einde kom: wat maakt dan dat ik het klaar acht om het – in alle kwetsbaarheid – buiten de perimeters van mijn energieveld te sturen? Kan ik deze tekst niet beter even laten rusten en rijpen, tussen de vele andere die ik met een wijzere blik in de toekomst wil hernemen? Maar de gedachte aan de onvoorstelbare veelheid bagger of ‘content’ die dagelijks de ether wordt ingebraakt, sterkt mij nu om ook spontaan en vloeiend (impulsief, aldus mijn innerlijke criticus) op de ‘deelknop’ te drukken. Et voilà.  

KarolienDeman
22 1

ALS DAT ONZE KOEKOMST WORDT?

Laten we aannemen dat door ernstige stammentwisten Europa Brussel verlaat. Het is veel rustiger in Straatsburg. Vlaanderen vervalt tot armoede. België houdt op te bestaan en we worden ingelijfd bij de Nederlanders. Albert, Flip en de hele familie worden de deur uitgeschopt. Er wordt gezegd dat Fabiola in de meest armoedige omstandigheden moet overleven dat ze haar gehele hoedencollectie heeft moeten overhandigen aan de vrouw van Bart Bdw. In de anders zo drukke straten is het stil, maar de stilte wordt nu en dan onderbroken door een knal. De heer Bourgeois trekt in het kleine huisje in het Brusselse park; het doet hem denken aan het platteland. Hij is dol op tuinieren. In wat ooit het parlement was, heeft zich een geitenboer gevestigd. Het toerisme is volledig stilgevallen en elk monument staat te verkommeren. De gevangenissen zitten vol. De situatie in Oost-Vlaanderen is minder gunstig, aangezien de haven van Antwerpen sterk is gegroeid en het vroegere landbouwgebied tussen Antwerpen en Gent bijna volledig is omgevormd tot een havenzone. Na het vertrek van de Europese instellingen uit Brussel is de haven de enige bron van inkomsten geworden en de laatste hoop voor de steeds armer wordende bevolking. Religieuze sekten hebben hier de overhand. Er wordt ergens een beeltenis van een heilige gezien in de vorm van een beschimmeld brood, wat leidt tot een golf van religieuze activiteit en daaropvolgende aanvallen door de oproerpolitie, met dagelijks doden tot gevolg. Er is een wirwar van torengebouwen gebouwd om de vele werknemers van de Antwerpse haven te huisvesten. Het nieuwe Europa was de stammentwisten beu en had er met harde hand een einde aan gemaakt. Er werden afspraken gemaakt met de nieuwe heerser over de fermettes, Bart DW, en in ruil voor zijn heerschappij over de fermettes mocht hij de baas spelen. Een andere groep opstandelingen, de racisten, werden levenslang opgesloten in Melkplas, waar ze drugs kregen  hun beweging doofde uit. Ondertussen werden er grote bals gegeven in de Parijse en Berlijnse salons en was heel Griekenland opgekocht, waar de eeuwenoude spelen werden voortgezet, zoals vroeger. In de Parijse salons waren de Vlaamse mannen zeer populair, vooral bij de vrouwen die hun gespierde billen mateloos bewonderden. Ze waren de bestbetaalde lustmannengroep, hun jarenlange sporten hadden billen opgeleverd die de begerige ogen van velen trokken. Wanneer ze ouder werden, werden ze gedumpt in de fermettes.     Na vertrek naar Straatsburg heeft LA TOUT EUROPE voornamelijk Parijs als bestemming gekozen. Dit plan werd decennia geleden in werking gesteld, waarbij het centrum van Parijs armenvrij werd gemaakt. Tijdens de eerste ronde van de Franse verkiezingen jaren geleden, op een warme zonnige dag, lag links in de zon en kwam niet opdagen om te stemmen. Bij terugkomst bleek Le Pen de tweede grootste politicus te zijn. Tijdens de tweede stemronde hadden ze de keuze tussen Chirac of Le Pen, waarbij conservatisme hoogtij vierde. Sarko is hiervan een uitvloeisel, dankzij die ene luie dag in de zon. De conservatieven hebben ervoor gezorgd dat alleen de zeer rijken nog in Parijs konden wonen, terwijl alles wat arm was naar de buitenwijken werd verdreven. Straatsburg werd het middelpunt tussen Berlijn en Parijs, terwijl Brussel snel vergeten werd in de hoofden van de twee sterkste landen van Europa, alsof Brussel nooit had bestaan. Traditioneel gezien is de regio Vlaanderen een belangrijke leverancier van varkens voor de Parijse tafels. De vele boerderijen in de regio dienen als kweekplaats voor deze varkens, terwijl thuiswerk een grote vlucht neemt. De West-Vlaamse regio is relatief welvarend. In 2050 zal Noord-België voornamelijk worden gedomineerd door de haven, en de eens drassige weiden tussen Gent en de Schelde zullen de enorme bevolking die afhankelijk is van de haven moeten opvangen. In datzelfde jaar zullen de babyboomers hun soms enorme fortuinen overdragen aan hun nakomelingen, wat zal leiden tot een nieuwe klasse in het noorden van België die zal werken in de bloeiende IT-industrie. Deze klasse zal worden bediend door de nazaten van diegenen die de trein van fortuin en kennis hebben gemist, en ze zullen worden ondergebracht in enorme wooncomplexen op het voormalige Waasland. Naast deze klasse zullen er ook arbeiders zijn die met beperkte contracten werken en slechts tijdelijk in deze steden zullen wonen. De dienstverlenende industrie zal de bevolking voeden, kleden en verzorgen. Van de voedselkeet die fastfood levert aan de havenarbeiders tot de eerste hulpdiensten en de koeriers van banken en bedrijven, ze zullen allemaal te vinden zijn in de megasteden. De verbinding tussen de gebieden zal worden verzorgd door de Schelde, die de ader zal zijn die de meanderende megasteden zal bevoorraden. In de oude steden van wat eens Vlaanderen heette, zal het verleden bewaard blijven. Sommigen zullen echter betreuren dat deze exclusieve historische gronden niet langer bewoond zullen worden door wat eens Vlamingen werden genoemd. Er zijn zelfs mensen die beweren dat veel bedienden van de nieuwe rijken oorspronkelijk Vlamingen waren. Als er geen inspanningen worden geleverd om deze bevolking te overtuigen van de hedendaagse cultuur en kunsten, zullen ontevreden en ontgoochelde bewoners van de megasteden teruggrijpen naar de eeuwenoude woorden van vertroosting. In 2050 zullen de eeuwenoude steden overspoeld worden door enorme golven van de kuststeden, en er zal geen oplossing meer zijn. In 2099 zullen de nieuwe kusten worden overladen door een steeds groter wordende bevolking en zal er een beperking zijn van woongebieden. In Brugge stortte het ene huis na het andere in, de waterspiegel stond zo hoog dat het water tot in Brussel kwam. Vlaanderen spoelde weg... In de salons werd er verbaasd en verontwaardigd gereageerd op het bericht dat het eerste Europese handelshuis, dat in Brugge was gelegen, door het water was overspoeld. De dienst geschiedenis werd op het matje geroepen en er werd een commissie opgericht. Het idee om de verhoging van de waterspiegel tegen te gaan, werd verlaten. Alleen tussen Berlijn en Parijs werd een gigantische brug gebouwd waarop geleefd kon worden. Alles onder de brug werd ten prooi gegeven aan het water..

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
11 1

Dieren als spiegels rondom mij

Pas na het bezoek van de handhavende instanties viel de symboliek van de eksters mij op. Net als zij huppelden de eksters met z’n zessen over hetzelfde pad richting mijn heiligdom. Onaangekondigd en met een vanzelfsprekende zekerheid over hun optreden. Ze voelden zich de baas over dit terrein, trokken met hun sterke snavels aan alles dat los zat en glansde. Ze plunderden nesten en stalen de eieren van mijn kippen. Ik voelde me machteloos en gefrustreerd omdat ik de verstoring en schade die zij toebrachten niet kon voorkomen, ondanks verschillende pogingen. Zowel de eksters als de overheidsinstanties vormden een domper op de gelukzaligheid van een leven in de natuur. Het zwart-witte verenkleed van de één weerspiegelde de zwart-witte denkwereld van de ander. De eksters, gedreven door Moeder Natuur, de instanties door Vader Overheid. Beiden klauwden zich onlosmakelijk vast in hun destructieve missies. Tot tweemaal toe betrapte ik een ekster op heterdaad in het kippenhok, waarna ik hem even opsloot – de kippen waren op dat moment vrij aan het rondscharrelen op het terrein. De eerste keer wist de ekster redelijk snel te ontsnappen, maar de tweede keer had ik alle ontsnappingsgaten dichtgemaakt. De ekster en ik keken elkaar diep in de ogen, en ik ging het gesprek aan. Net zoals bij de instanties kreeg ik geen respons op mijn steekhoudende argumenten. En opeens viel het me op hoe gehavend de ekster eruitzag. Zijn veren leken oud en rafelig en hij had een gezwel op zijn keel. Daarin zag ik de symboliek van hoe ook de gezaghebbende instanties op hun laatste benen liepen in dit afbrokkelende paradigma. De ingezette shift naar een andere wereld zorgde ervoor dat ze de druk opvoerden. Hun intentie om ons weg te houden van onze natuurlijke rijkdommen hing als een mist in de ether. Het maakte de connectie met de essentie moeilijker, maar niet onmogelijk. En zo was het moeilijk om de eieren van mijn kippen dagelijks te beschermen, maar niet onmogelijk. Het lukte me een tijdje om de eksters af te schrikken met een vogelverschrikker – volledig aangekleed, met pruik en zonnebril, de ingang naar het kippenhok versperrend. Die joeg ook bezoekers de stuipen op het lijf. Eksters zijn natuurlijk uitzonderlijk slim, dus het duurde niet lang voor ze doorhadden dat het om bluf ging. Dus de kippen en ik pasten ons aan. Pas als alle eieren waren gelegd, ging de deur open. En het gebeurde nog weleens dat een ekster zijn slag kon slaan, maar het merendeel van de eieren bleef gespaard. En zo heb ik ook in het dagelijks leven compromissen te sluiten met machtuitoefenende instanties, zonder daarbij te veel van mezelf weg te geven. In de periode dat de onzekerheid, voortgekomen uit het contact met dreigende instanties, zwaar op mijn schouders drukte, was er een specifiek insect dat mij voor het eerst opviel. Teruggetrokken tussen het groen, zoekend naar rust en ontspanning, werd ik plots omringd door kniptorren. Als ze op hun rug terechtkwamen, konden ze hun schild zodanig laten ‘knippen’ dat ze weer op hun poten belandden. Omdat ik ze dag na dag rond mij, van alle kanten, hoorde knippen, zocht ik informatie over dit insect. Zo leerde ik dat de kniptor graag teruggetrokken tussen het groen leeft en dat hij, hoewel hij er kwetsbaar uitziet, over een verrassende kracht (de klik) beschikt. Ik was de kniptor. Als ik op mijn rug terechtkwam, kon ik rekenen op mijn eigen innerlijke kracht om weer rechtop te komen. Een enkele klik in mijn bewustzijn was genoeg om de richting te veranderen. Er laaide een ontembaar vrouwelijk vuur onder mijn schild, waarmee ik mezelf steeds uit benarde situaties wist te ‘knippen’. Ik bestudeerde het gedrag van de kniptor en beschouwde het tegelijk als een vorm van zelfreflectie. Ik zag hoe een kniptor zich voor dood kon houden. Met eindeloos geduld zat hij daar, met ingetrokken pootjes, voelsprieten en kop, te wachten tot de kust weer veilig was. En op het moment dat ik mijn aandacht begon te verliezen, kwam er heel voorzichtig een tastend pootje uit zijn schild tevoorschijn, de omgeving scannend op onraad. De kniptor vindt veiligheid bij zichzelf, in zichzelf. Hij vlucht nergens naartoe, maar keert naar binnen. Zolang als het nodig is. De instanties hadden me gemotiveerd om een groot hoofdstuk af te sluiten. Ik was er eigenlijk wel aan toe en denk dat ik, zonder die externe motivatie, was blijven doorgaan tot ik erbij neerviel. Het was natuurlijk schrikken en ook wat beangstigend – zeker omdat ze dreigden met ‘sancties’ – maar ik zag wel in hoe het loslaten van iets ouds ruimte maakte voor iets nieuws. Ik had altijd best veel hooi op mijn vork genomen, was ook gewend om dingen alleen te doen. Het beëindigen van dit stuk werd ingeleid door nieuwe ontmoetingen en potentiële samenwerkingen. Ik zag en voelde dat mijn weerbaarheid en bereidheid om los te laten mij vanzelf, zonder enige moeite, leidde naar nieuwe projecten waar ik enthousiast van werd. Het idee om weer met anderen samen te werken, maar dan met minder verantwoordelijkheid dan ik mezelf voorheen toeschreef, wakkerde mijn creatieve vuur aan. Ik zag deze symboliek niet meteen, toen ik – niet toevallig vlak voor een succesvolle samenwerking – per ongeluk in een mierennest ging zitten. Ik kreeg toen diverse brandende mierenbeten te verwerken. Ook de dagen daarna leek het alsof ik omgeven werd door mieren. Onder en in elke bloempot, in de kelder en garage, rond de steencirkel, in de serre... De boodschap die de mieren mij brachten, ging over samenwerking en gemeenschapszin. Dit voelde erg toepasselijk, daar ik ook had gevoeld wat een grote tribe er achter mij stond in moeilijke situaties. Anderzijds was het ook belangrijk om mij tijdig terug te trekken, mezelf niet te verliezen in het contact met anderen. Dat was wat de mierenbeten mij vertelden. Naast eksters, kniptorren en mieren zijn er nog tal van andere dieren waarin ik stukken van mezelf in dit aardse bestaan herken. Zo is er het koppeltje eendjes dat zo goed als dagelijks komt chillen aan mijn vijver. Zij symboliseren voor mij standvastigheid, trouw en het houvast van eigen gewoontes en rituelen. En de groene specht die elke keer haastig wegvliegt, alsof hij ergens op wordt betrapt. Ik roep hem dan soms nog achterna: “Ik zag je wel!” De specht herinnert mij eraan om trouw te zijn aan wat er voor mij vanbinnen klopt. Om mij niet te schamen voor mijn waarheid, voor wat voor mij juist voelt. Het antwoord zit binnenin, zegt de specht die instinctief gaten in bomen maakt om eruit te halen wat erin zit. En dan zijn er natuurlijk nog mijn twee zwarte katten en vier witte kippen, die van heel dichtbij meeflowen op de golven van mijn bestaan. De nabijheid van dieren is een prachtig geschenk. Dieren zijn spiegels, boodschappers, helers – en soms ware zielsgenoten. Klein of groot, allemaal hebben ze een blik in hun ogen waarin ik een zuivere connectie met de bron lees. De blik van een dier kan een portaal naar een andere wereld openen. Er is niets dat mij zo diep kan ontroeren als de puurheid van dieren. Door hun kleine dierenleventjes te leiden, leveren ze een grootse bijdrage aan de ontwikkeling van het collectieve veld. Een dier komt nooit toevallig in je leven; het komt jou iets tonen – hoe onbeduidend het op het eerste gezicht misschien mag lijken. Niets is onbeduidend, er zijn geen details zonder betekenis. Geen ontmoetingen zonder communicatie. Het is een kwestie van horen en zien wat je getoond wordt. Aandacht schenken aan het subtiele. Opmerken hoe jouw hele omgeving meebeweegt en jou reflecteert.

KarolienDeman
76 1

Waarom, wat en hoe

Waarom, wat en hoe: het zijn woorden die als voegsel tussen mijn fundamenten zitten. Het besef dat ik niet lijk te ‘weten’, iets te zijn vergeten, dringt door naar de bovenste lagen. Al zeer jong keek ik rond en vroeg ik waarom. Niet alleen uit praktische redenen, maar vanuit een essentieel verlangen om het geheel te overzien. Mijn levensblindheid te overstijgen. Ik zag anderen verhalen schrijven die gebaseerd waren op een collectief script. Gebaseerd op wat vooropgesteld was, als een blauwdruk waarover een transparant leven werd gelegd. En dan maar calqueren, de lijnen overzetten die het bestaan in een bepaalde richting leiden. Je zou kunnen denken dat de richting van het collectief voortkomt uit de levenslessen van onze voorouders. Zij die het spel reeds gespeeld hebben en een handleiding achterlieten. Dat leek mij logisch, de natuurlijke gang van zaken die maakt dat we ergens op kunnen voortbouwen. En dat deden ze ook, onze voorouders. In harde steen, in majestueuze monolieten, verspreid over de hele wereld, liggen hun levenslessen, waarschuwingen en wijsheden opgetekend. Boodschappen die ten dienste staan van het her-inneren. En het vergeten reeds hebben ingecalculeerd. Ze maakten esoterische kennis hiermee zichtbaar in de externe wereld als een spiegel van onze interne wereld. Het vergeten is in deze duale werkelijkheid niet te bestrijden en ik geloof ook niet dat dat de bedoeling was van onze voorouders. De mogelijkheid om te vergeten schept nieuwe ruimte. Het maakt het leven verrassend. Het zoeken naar iets zet ons in beweging, laat ons avonturen beleven. Het onderscheid tussen ‘vergeten’ en ‘niet-weten’ is wat mij betreft louter een taalkundige afspraak; in wezen zijn ze één en hetzelfde. Al wat we niet weten, zijn we eigenlijk vergeten, maar zit wel onbewust opgeslagen in ons wezen. Er is alleen maar het herinneren. Er is alleen maar een creatieve kracht die alles weet en cyclisch weer vergeet. Het ‘niet-weten’ is een cruciaal deel van het leven. Ook dat wisten onze voorouders. Het is echter niet zo dat de achtergebleven wijsheden van onze voorouders voor het collectief van vandaag een leidraad vormen. Het bewustzijn van de massa is gekaapt door een macht die het vergeten voedt, cultiveert en aanmoedigt. Diezelfde macht heeft zich er eeuwenlang op toegelegd om de oude kennis, vaak letterlijk, te ondergraven, ondermijnen en af te doen als mythen en bijgeloof uit primitieve culturen. Er wordt systematisch en consequent verwezen naar het verstand met zijn eindeloze denkwereld, de ratio. En al dat wijzen naar boven leidt ons natuurlijk af van wat er beneden gebeurt. Ons hoofd, dat als een antenne signalen ontvangt en zendt, wordt belaagd door een veelheid aan informatie. Maar als het contact met de aarde ontbreekt, met onze wortels, dan is al die informatie niet meer dan ruis. En zo vind ik mezelf wel vaker uitgehold én verzadigd door zoveel ruis. Om het overleven te verrijken naar ‘voluit leven’, strijk ik tegen de richting van mijn geconditioneerde haren. Dat voelt natuurlijk ongemakkelijk en ongewoon. Maar om mijn wilde haren een kans te geven om weer te groeien, moet ik ingaan tegen alles wat mij aangeleerd is. Ont-leren en deprogrammeren wat niet gezond en natuurlijk is. Mijn eigenliefde vanonder de overlevingspatronen halen. Her-inneren wat er onder de ruis ligt. Het proces van herinneren vertaalt zich in de oppervlakte naar waarom-vragen. Omdat waarom-vragen rationeel georiënteerd zijn, kunnen ze geen diep verzadigende antwoorden voortbrengen. Het begrijpen van iets valt niet meteen gelijk met ernaar handelen, het beleven of voelen. We kunnen iets weten zonder het te belichamen of toe te eigenen. Antwoorden op waarom-vragen brengen geen verandering of vooruitgang, het is een valkuil om te stagneren na het verwerven van zo’n antwoord. Het antwoord is dan ook vaak de reden of verantwoording voor de stagnatie. Bijvoorbeeld: ‘Waarom heb ik een ziekte? Omdat mijn moeder het ook had en het erfelijk is.’ Of een antwoord op een nog dieper niveau: ‘omdat het een resterende overlevingsrespons is op een trauma.’ Het maakt eigenlijk niet uit hoe ruimdenkend het antwoord is, als het hierbij blijft, is er niets essentieel begrepen of geleerd. Echt begrijpen is ook integreren en handelen. Vanuit de waarom-vraag ontstaat uiteindelijk vanzelf de hoe-vraag. Van ‘waarom overkomt mij dit’ naar ‘hoe kan ik ermee omgaan’. Weten waarom jou iets overkomt is geen garantie om jezelf ervan te kunnen verlossen. Het beantwoorden van de hoe-vraag vereist actie, vaak met trial and error. Het woord ‘hoe’ is de inleiding die aan de intentionele handeling vooraf gaat. Om de persoonlijke antwoorden op een hoe-vraag te integreren en belichamen is er moed, motivatie en doorzetting nodig. Zeker als deze sterk afwijken van wat er collectief voorgeschreven wordt. De weg van ‘waarom’ naar ‘hoe’ is een grote sprong in de persoonlijke ontwikkeling. Terwijl de waarom-vraag een passieve machteloosheid suggereert, is er bij de hoe-vraag de intentie om te handelen en de verantwoordelijkheid te nemen. Het invullen van een persoonlijke waarom- en hoe-vraag kan decennia in beslag nemen.  Misschien zelfs meerdere levens. Het stellen van deze vragen op existentieel niveau maakt onlosmakelijk deel uit van ieders proces van zelfontwikkeling. Een iets bewustere variant op de waarom-vraag is de wat-vraag. Wat vertelt en leert een bepaald voorval of probleem? Wat is de boodschap die erachter zit? Door ons deze vraag te stellen, eigenen we onze ervaringen toe in plaats van ze als externe willekeurigheden te beschouwen. Het interpreteren van de symboliek der verschijningen kan ons waardevolle informatie verschaffen over onszelf. Wat zich buiten en rond mij voortdoet en hoe ik mij daarbij voel, weerspiegelt hoe ik in elkaar zit. De wereld rondom mij toont wie ik ben, maar bepaalt niet wie ik ben. Angst en vergetelheid cultiverende machten hebben niet alleen onze ware geschiedenis aan het oog onttrokken, maar ontmoedigen en marginaliseren het stellen van existentiële vragen. Waarom leven wij, hoe leid ik mijn leven, wat is de zin van het leven; het zijn vragen die in de privésfeer van een filosofisch of spiritueel kwartier mogen plaatsvinden, maar worden door het dominerend rationele denken opzij geschoven als volksvermaak en bijgeloof. Er zouden zogezegd geen antwoorden op die vragen zijn, alleszins niet tastbaar en meetbaar. Het grote niet-weten of de fundamentele bestaansonzekerheid die eigen lijkt aan het menselijk bestaan is als geschenkverpakking. Het omhult iets dat we niet kunnen zien. En we vermoeden, weten en voelen dat er iets in zit, maar de vorm geeft niets weg. Zonder die verpakking zou er geen verrassing zijn, geen magie, noch de vreugde van ontdekking en verwondering. Het is des mens om te pulken aan die verpakking. Om glimpen van de inhoud te willen opvangen. Het is tevens een verpakking van meerdere lagen, dus we kunnen naar hartenlust pulken. Hoezeer men ons ook iets anders wil doen geloven: er is wel degelijk een geschenk voor ons bestemd waarvan wij de inhoud mogen en kunnen ervaren. Het levensspel draait om te ontdekken wie de schenker en wie de ontvanger zijn, de inhoud zal zich op die manier vanzelf openbaren. Het is aan ieder van ons om persoonlijke vragen te stellen en daar ook een persoonlijk antwoord op te geven. Authentieke vragen kunnen niet beantwoord worden door een gestandaardiseerd rationeel systeem. Als iets voor mij waar is, voel ik het eerst - pas daarna noem ik het weten. Authentieke waarheid maakt zich kenbaar via de gevoelswereld, er daarna rationeel over reflecteren is optioneel maar niet noodzakelijk. De antwoorden van onze voorouders mogen dan wel weggemoffeld worden, ze maken nog steeds deel uit van wie we zijn. Deze wereld waar ratio zich doordrukt en opdringt zal het fundamentele voelen nooit kunnen uitroeien. Net zo min het vergeten het weten kan verdrijven, en omgekeerd.

KarolienDeman
33 1

Het ziekenhuis

Ik wandel de overvolle parking uit, waar zoekende auto’s onder tijdsdruk als aasgieren rondcirkelen, en loop langs drie bulderende graafmachines. Ze werken aan de uitbreiding van het ziekenhuis, dat nu reeds een onoverzichtelijk kluwen is van met neonlicht gevulde grijze dozen. De klinische hardheid vindt steeds meer bodem, woekert verder over onze ware natuur. Ik heb de keuze om hier al dan niet te zijn. Waarom zou ik vrijwillig een plek als deze, die indruist tegen alles wat mij levenskracht geeft, opzoeken? Is angst een onderliggende drijfveer om dit zwaarmoedig oord vrijwillig te blijven opzoeken? Vast wel. Wanhoop ook. En vroeger zou ik ook onzekerheid gezegd hebben, maar ondertussen ben ik toch best zeker geworden van wat ‘juist’ voelt voor mij en wat niet. En het voelt niet juist om hier te zijn, zo heeft het nooit gevoeld. En toch heb ik aanzienlijk meer uren in ziekenhuizen doorgebracht dan wat gemiddeld als ‘normaal’ wordt beschouwd. Bij de diagnose, drieëntwintig jaar geleden, legde ik mijn lichaam in volle vertrouwen in de handen van de medische wereld. Ik had toen al begrepen dat de sleutel tot genezing enkel in mezelf te vinden was, maar ik had tijd nodig en ondertussen kon de reguliere geneeskunde mij wat ondersteunen. Nooit had ik durven denken dat dat ‘ondertussen’ twee decennia zou aanhouden. Laag na laag heb ik mezelf blootgelegd. Met tal van therapieën, retraites, ceremonies, rituelen, opstellingen, healings heb ik mij binnenstebuiten gekeerd. Gemediteerd, gevisualiseerd en geaffirmeerd alsof mijn leven er vanaf hing, want dat deed het ook. Ook het stoppen met zoeken werd op een gegeven moment een ‘strategie’. Want altijd dat graven en ploeteren is zo vermoeiend. Ik kan niet zeggen dat mijn zeer uitgebreide zoektocht, laten we het diepgaand empirisch onderzoek noemen, mij niets heeft opgebracht. Integendeel, op het vlak van zelfontwikkeling heb ik bergen verzet. Maar die immense verwezenlijking en al de inzichten die eruit voortkwamen, vervalt in bepaalde contexten in het niets. In het ziekenhuis bijvoorbeeld, daar ben ik de patiënt, niet de ervaringsdeskundige.  Nochtans heb ik mijn bevindingen over de jaren heen steeds kritisch gewikt en gewogen, je zou zelfs kunnen zeggen dat ik het wetenschappelijk heb aangepakt. Alle mogelijk pistes werden met een open geest bewandeld, zowel regulier als ‘alternatief’. De analyse van mijn conclusies berustte op logisch redeneren en trial and error. Later ook op intuïtie. Meermaals heb ik alles dat ik dacht te weten overboord gegooid en helemaal opnieuw begonnen. Hou er ook rekening mee dat de ervaring van langdurige ziekte een gelegenheid is om stil te staan en het geheel te overzien, dat was het althans voor mij. De antwoorden die ik voor mezelf gevonden heb, zijn dus alles behalve over één nacht ijs gegaan. Het cruciaal inzicht bovenop alle inzichten was dat iets weten geen garantie is om het ook te kunnen belichamen. Ik mag nog zo zeker weten waar mijn symptomen precies vandaan komen, mijzelf er definitief van verlossen is een ander paar mouwen. Maar hey, ik ben wat mij betreft al veel verder gekomen dan de reguliere geneeskunde die nog steeds beweert dat de oorzaak van deze chronische aandoening onbekend is. Zo weet ik bijvoorbeeld heel zeker dat gefragmenteerde gevoelens van onveiligheid zich in mijn buik nestelen en darmontstekingen veroorzaken. Of dat ik mij heel gemakkelijk, vaak onbewust, afstem op de energie van anderen en daardoor uitgeput raak. Het ‘waarom’ van de ziekte is een erg gelaagd verhaal gebleken. Het gaat onder andere over diep ingeprente overtuigingen, trauma’s en mijn zelfbeeld. En nu ik alle puzzelstukken vergaard lijkt te hebben, kan het ‘echte’ werk beginnen. Toch? Maar ik ben moe. Ik heb het gehad. Ik had het tien jaar geleden al gehad. Regelmatig overvalt mij het gevoel van ‘het is me allemaal teveel’. Er is altijd wel iets dat mijn intern alarmsysteem weet aan te zetten of mijn onveiligheidsgevoel triggert. Altijd wel iets dat ontstekingen opnieuw doet oplaaien. ‘Stress vermijden’, zeggen ze in het ziekenhuis. Hoe hilarisch dun is dat advies! Je zou er om lachen en huilen tegelijk, wat ik dan ook al vaak gedaan heb.   Dus omdat een protocol van het systeem het zo voorschrijft, en ik momenteel even halvelings naar de pijpen van dat systeem dans, begeef ik mij in het hol van de leeuw. Ik poets mijn persoonlijke bubbel extra op, scherm mijn energieveld af met spreuken en visualisaties dat het geen naam heeft, om na afloop alsnog gebroken en verward naar huis te keren. Dit mastodont van een farmaceutisch bedrijf verteert mij, reduceert mij tot genummerd zwak vlees. Wanneer ik tussen de vele lege blikken en medische afstandelijkheid menselijkheid ontwaar, klamp ik mij eraan vast als was het een reddingsboei. Af en toe slaag ik erin om écht contact te maken met verpleegkundigen of artsen. Zij zijn natuurlijk ook zielen die een persoonlijk pad met uitdagingen bewandelen, een idee dat mij sterkt. Maar het logge systeem drukt ons telkens weer uit elkaar, maakt dat we nooit verder komen dan woorden. Het protocol is lucratief voor de farmaceutische industrie, de motoren achter de schermen draaien op volle toeren, deze machine is niet zomaar te stoppen. Keer op keer worden mij dezelfde vragen gesteld, wat er gebeurt met de antwoorden is mij vaak een raadsel. Drieëntwintig jaar lang worden dezelfde symptoom onderdrukkende therapieën als enige ‘oplossing’ aangeboden. Er is ondertussen wel al een heel arsenaal aan immunosuppressiva ontwikkeld, doch allemaal met slechts 40 tot 50 percent slaagkans en een hoop bijwerkingen, dat ontkennen ze niet. Blijkbaar is zulk gering resultaat voldoende om als een sneltrein op hetzelfde spoor te blijven gaan. Het is een winkel waar de invasieve en mensonterende onderzoeken vicieus en aan de lopende band verkocht worden. Als het ene middel niet werkt, smijten ze er een tweede tegenaan. Als ook dat geen soelaas biedt, dan schrijft het protocol voor om weer van vooraf aan te beginnen met onderzoeken die het probleem herbevestigen. Om daarna weer met ‘oplossingen’ te komen die alleen maar toenemen in destructieve kracht. En ja bravo dat de moderne geneeskunde zoveel kwalen waar we vroeger aan crepeerden de wereld heeft uitgeholpen. De prijs die we daarvoor betalen zijn alle zogezegd ongeneeslijke chronische welvaartziekten waar steeds meer mensen onder gebukt gaan. Als de medische wereld echt zo revolutionair is, waarom zijn er dan zoveel zieken? De wachtlijsten voor een afspraak bij een ‘specialist’ zijn nog nooit zo lang geweest, de parkings en wachtzalen nog nooit zo vol en de kankers en auto-immuunziekten swingen de pan uit. Hoe lang gaan we deze manier van werken, die zich verschuilt achter status en ons overbluft met technische termen, nog serieus blijven nemen? En voor alle duidelijkheid: met deze tekst wil ik geen vinger wijzen naar artsen of verpleegkundigen. Mijn ervaring is dat velen onder hen zelf ook gevangen zitten in een systeem dat weinig ruimte laat voor menselijkheid. Mijn kritiek is systemisch en existentieel. Ik schrijf dit uit een verlangen naar een meer holistische kijk op gezondheid, niet uit wrok. Ik geloof in een kentering die nu al gaande is, weliswaar nog niet zo prominent zichtbaar. Ik heb er het vertrouwen in dat ik niet de enige ben die logische verbanden ziet en de hiaten in het medisch systeem met steeds meer zelfvertrouwen durft uitspreken. Jij die dit leest, ook jij draagt een licht, of vuur, in jou dat jou leidt naar de meest natuurlijke en authentieke richting. En die richting staat soms haaks op het hele construct waarin we ons lijken te bevinden. Het volgen van dat innerlijk licht maakt ons moedig, weerbaar en krachtig. Eigenschappen die vaak sterk contrasteren met de inhoud van ons medisch dossier, maar waaraan ik jou via deze tekst wil herinneren.

KarolienDeman
20 1

the real housewives WINNERS of antwerp

Ze hadden twee kasten van huizen twee auto's en zes kinderen Ze waren vijfenveertig jaar en vierenveertig jaar. Vierentwintig op vierentwintig uur bezig met zwoegen. Arbeid maakt vrij daar geloofden ze in. Gelukkig zij die niets hebben nog nooit van gehoord volgens hen was die nonsens zelfs verboden.Dat ze bij ieder deeltje dat ze het hunne noemden hun gevangenis kleiner maakten.Dat begrepen ze niet, arbeid adelt, de adel woont toch niet in gevangenissenZeer goed beveiligde forten dat wel maar gevangenissen?Roofbouw op hun lichaam nog nooit van gehoord het zat niet in de cultuurIedereen zag er twintig uit.In hun cultuur bleek tweehonderd jaar te willen worden en er twintig uitzien.De drang naar zuiverheid geprojecteerd op hun eigen lichaam.Alleen werken kan helpen.De gedachte aan het onvermijdelijk faalmoment.Alleen werken kan helpen.De drama's stapelen zich op, de angsten om te falen worden groter en groter.Alleen hard werken kan helpen.Mister proper, proper, proper. Opeens doet de angst de adem stokken.Ademhalingsproblemen. Over het voelen zullen we het maar niet hebben.Veel word er niet gevoeld. Al moet het zijn dat fiks gevulde bankrekeningenen bijhorend machtsvertoon hun harten wat sneller doen slaan.Toen kreeg de graatmagere duidelijk uitgeputte vrouw een ziekte.Roof bouw uitputting het kwam nooit ter sprake.T'was de vuile lucht _______________________________________________________________________ FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ https://www.2dehands.be/q/verf+ed+serie%3a+club+pcb+med/ ****************************************************************** Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
7 1